ECLI:NL:RBMNE:2013:3760

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 september 2013
Publicatiedatum
16 september 2013
Zaaknummer
844979
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor vervanging van koelinstallaties en de vraag naar vertegenwoordigingsbevoegdheid

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, vorderde de eiseres, een besloten vennootschap gevestigd te Sint Anthonis, betaling van facturen van de gedaagde, een andere besloten vennootschap gevestigd te Amersfoort. De vorderingen waren gebaseerd op twee onderhoudsovereenkomsten die op 1 juli 2008 waren gesloten, met betrekking tot de airco- en luchtbehandelingsinstallaties van de panden die door de gedaagde werden verhuurd. De eiseres had in september 2011 werkzaamheden uitgevoerd aan de koelinstallaties van de huurders van de gedaagde, maar de gedaagde had de facturen voor deze werkzaamheden niet betaald.

De eiseres stelde dat de huurders van de panden namens de gedaagde opdracht hadden gegeven voor de vervanging van de compressoren, terwijl de gedaagde dit betwistte. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde onvoldoende had onderbouwd dat de werkzaamheden niet waren uitgevoerd en dat de eiseres gerechtvaardigd had mogen vertrouwen op de mededelingen van de huurders dat zij bevoegd waren om namens de gedaagde opdrachten te geven. De kantonrechter verwees naar artikel 3:61 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat betrekking heeft op de vertegenwoordigingsbevoegdheid.

Uiteindelijk concludeerde de kantonrechter dat de eiseres niet had aangetoond dat de gedaagde de schijn had gewekt dat de huurders een volmacht hadden om namens haar te handelen. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil werden begroot, aangezien deze zich niet door een professionele juridische dienstverlener had laten vertegenwoordigen. Het vonnis werd uitgesproken op 25 september 2013 door kantonrechter M.E. Heinemann.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 844979 AC EXPL 12-8067 MEH 4215
Vonnis van 25 september 2013
in de zaak tussen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Sint Anthonis,
verder te noemen: [eiseres],
eiseres,
gemachtigde: Van Arkel gerechtsdeurwaarders incassobureau,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te Amersfoort,
verder te noemen: [gedaagde],
gedaagde,
procederend in persoon bij E.M.M. Schoonderbeek.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Tussen [eiseres] en [gedaagde] zijn op 1 juli 2008 twee onderhoudsovereenkomsten tot stand gekomen ter zake van de airco- en luchtbehandelingsinstallatie.
2.2.
In september 2011 heeft [eiseres] compressoren (en andere onderdelen) van de koelinstallaties bij Kinderopvang [naam 1], gevestigd aan respectievelijk de[adres 1] en de [adres 2] in[plaats], vervangen. Deze werkzaamheden heeft [eiseres] bij facturen van 6 december 2011 ten bedrage van respectievelijk € 6.041,17 en € 2.278,48 (beide inclusief BTW) bij [gedaagde] in rekening gebracht.
[gedaagde] heeft deze facturen niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 9.607,84, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2012 over € 8.319,65 en de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij van de huurders van de panden aan de [adres 1]en [adres 2] een melding heeft gekregen dat de koelinstallaties defect waren. Onderzoek aan deze installaties leerde dat de compressoren kapot waren en dat vervanging noodzakelijk was, aldus [eiseres]. Volgens haar hebben de huurders namens [gedaagde] opdracht gegeven tot vervanging van de compressoren.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en stelt zich op het standpunt dat zij geen opdracht heeft gegeven voor vervanging van de compressoren. Verder voert zij aan dat zij niet kan controleren of de gestelde werkzaamheden zijn uitgevoerd en dat zij evenmin klachten van de huurders over de werking van de koelinstallaties heeft gekregen.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn niet scheutig in de feitelijke weergave van het geschil. Kennelijk is [gedaagde] eigenaar van de panden aan de [adres 1] en[adres 2] in Amersfoort. Zij zijn het erover eens dat tussen hen onderhoudscontracten gelden met betrekking tot de airco- en luchtbehandelingsinstallaties in deze panden (zie r.o. 2.1).
In deze onderhoudsovereenkomsten is vermeld dat in het pand [adres 1] Restaurant [naam 2] gevestigd was en in het pand [adres 2] Grand Café[naam 2]. Kennelijk zijn in de panden nu Kinderopvang [naam 1] gevestigd.
4.2.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is, goed beschouwd, de betwisting dat de gestelde werkzaamheden zijn verricht. Dit verweer wordt als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd. [gedaagde] had, mede gelet op de gedetailleerde omschrijving van de werkzaamheden op de werkbonnen, niet kunnen volstaan met de enkele betwisting dat de gestelde werkzaamheden zijn verricht, maar had dit verweer nader moeten onderbouwen (bijvoorbeeld door verklaringen van medewerkers van Kinderopvang [naam 1]).
De kantonrechter neemt dan ook als vaststaand aan dat [eiseres] de compressoren en enkele andere onderdelen heeft vervangen, zoals zij heeft gesteld.
4.3.
Volgens [eiseres] hebben de huurders – bij monde van [A] en[B] – expliciet aangegeven namens [gedaagde] opdracht te geven voor de vervanging van de compressoren. [gedaagde] betwist dat de huurders de bevoegdheid hadden namens haar reparatieopdrachten te verstrekken.
De kantonrechter begrijpt de stellingen van [eiseres] aldus dat zij er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat de huurders een volmacht hadden om namens [gedaagde] reparatieopdrachten te geven, zodat tussen haar en [gedaagde] een reparatieovereenkomst tot stand is gekomen. Hiermee doet [eiseres] een beroep op het bepaalde in artikel 3:61 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit artikel luidt:
Is een rechtshandeling in naam van een ander verricht, dan kan tegen de wederpartij, indien zij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend, op de onjuistheid van deze veronderstelling geen beroep worden gedaan.
Anders gezegd: de achterman moet de schijn hebben gewekt dat een toereikende volmacht is verleend. Verder geldt op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat op het ontbreken van een volmacht evenmin een beroep kan worden gedaan als de wederpartij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op grond van feiten en omstandigheden die voor risico komen van de vertegenwoordigde en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] geen vertrouwen scheppende feiten en omstandigheden heeft gesteld die voor risico van [gedaagde] komen waaruit vertegenwoordigingsbevoegdheid van de huurders kan worden afgeleid.
Evenmin baat de stelling dat de huurders hebben meegedeeld dat zij bevoegd waren namens [gedaagde] opdrachten te geven [eiseres]. Immers, het gaat er bij bescherming tegen vertegenwoordigingsonbevoegdheid niet om of de pseudogevolmachtigde verklaart dat hij een volmacht heeft. Het gaat er juist om dat de achterman (in dit geval [gedaagde]) de schijn heeft gewekt dat hij een volmacht heeft verleend. [eiseres] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat [gedaagde] deze schijn heeft gewekt, bijvoorbeeld door te stellen dat [gedaagde] in het verleden wel facturen heeft betaald voor reparatieopdrachten die gegeven zijn door haar (voormalige) huurders. Uit het dossier blijkt verder dat [gedaagde] met betrekking tot de onderhavige reparatieopdrachten deze schijn evenmin heeft gewekt.
Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep van [eiseres] op artikel 3:61 lid 2 BW niet slaagt.
4.5.
[eiseres] heeft evenmin feiten en omstandigheden gesteld die tot toewijzing van haar vorderingen op een andere grondslag kunnen leiden. Dit betekent dat haar vorderingen zullen worden afgewezen.
4.6.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op nihil, omdat zij zich niet door een professionele juridische dienstverlener heeft laten vertegenwoordigen. Evenmin heeft een comparitie plaatsgevonden, zodat [gedaagde] ook geen aanspraak kan maken op reis- en verletkosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2013.