ECLI:NL:RBMNE:2013:3726

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 september 2013
Publicatiedatum
12 september 2013
Zaaknummer
UTR 13/4422
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in Wob-zaak betreffende openbaarmaking ambtelijk advies over militair ingrijpen in Syrië

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 september 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Verzoekster, RTL Nederland, had verzocht om openbaarmaking van een ambtelijk memorandum van 27 augustus 2013, waarin advies werd gegeven over de volkenrechtelijke aspecten van een mogelijk militair ingrijpen in Syrië. De Minister van Buitenlandse Zaken had dit verzoek afgewezen, met als argument dat het document persoonlijke beleidsopvattingen bevatte en derhalve niet openbaar gemaakt kon worden.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de voorlopige-voorzieningprocedure in het bestuursrecht niet bedoeld is voor het treffen van onomkeerbare beslissingen. Hij heeft vastgesteld dat de afwijzing van de openbaarmaking een definitieve strekking heeft en dat het treffen van een voorlopige voorziening in dit geval niet op zijn plaats is. De rechter heeft de belangen van verzoekster afgewogen tegen de belangen van verweerder en geconcludeerd dat er onvoldoende zwaarwegende belangen zijn die openbaarmaking rechtvaardigen.

De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat, hoewel er een maatschappelijk belang is bij de openbaarmaking van het ambtelijk advies, de gevolgen van een voorlopige voorziening te verstrekkend en onomkeerbaar zouden zijn. De rechter heeft verweerder opgedragen om beter te motiveren waarom bepaalde passages van het document niet openbaar gemaakt kunnen worden, maar heeft het verzoek om voorlopige voorziening uiteindelijk afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. D.A. Verburg, in aanwezigheid van griffier mr. M.L. Bressers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 13/4422
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 september 2013 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

RTL Nederland, te Hilversum, verzoekster

(gemachtigden: R.J.E. Vleugels en P. Klein),
en

de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. G.H. van den Borne).

Procesverloop

Bij besluit van 4 september 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd het door verzoekster op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gevraagde document, een ambtelijk memorandum van 27 augustus 2013, openbaar te maken.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2013. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1.
De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.
Het verzoek om openbaarmaking heeft, zo vat de voorzieningenrechter het samen, betrekking op "het ambtelijk advies / de ambtelijke adviezen" (aan verweerder) over de volkenrechtelijke aspecten van een eventueel militair ingrijpen in Syrië naar aanleiding van het gebruik van chemische wapens in dat land. Dat ging in eerste instantie om het ambtelijke memorandum van 27 augustus 2013 vanuit het ministerie van verweerder. Het bestaan van dat memorandum is verzoekster gebleken uit de schriftelijke antwoorden van 29 augustus 2013 van verweerder op vragen uit de Tweede Kamer. In haar aanvullende gronden meldt verzoekster dat haar inmiddels is gebleken dat er nog een tweede ambtelijk advies op dit punt is geweest, namelijk vanuit het Ministerie van Defensie. Gelet op de strekking en bewoording van het verzoek vraagt zij de voorzieningenrechter zich ook hierover uit te spreken in deze procedure. Het bestaan van dat laatste advies is verzoekster gebleken uit het ongecorrigeerde stenogram van de bespreking tijdens een Algemeen Overleg in de Tweede Kamer op eveneens 29 augustus 2013. Ter zitting is echter afgesproken de discussie over de openbaarheid van dat laatste stuk buiten deze procedure bij de rechtbank en buiten de procedure in bezwaar te houden.
4.
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Over het spoedeisende belang heeft verzoekster het volgende gezegd. Er is een zwaarwegend maatschappelijk belang bij openbaarmaking. Er vinden op dit moment op nationaal en internationaal niveau indringende politieke en maatschappelijke debatten plaats over de juridische, meer specifiek volkenrechtelijke, grondslag van een militair ingrijpen in Syrië. Ten behoeve van een goede en democratische besluitvorming  hét doel van de Wob  is nodig dat publiekelijk kennis kan worden genomen van dit ambtelijke advies nog voordat zo'n ingrijpen plaatsvindt. Daarbij is in het bijzonder van belang dat persorganen kunnen beschikken over alle relevante informatie, zodat zij dit publiekelijk bekend kunnen maken. Dit is het moment dat Nederland stelling neemt in dit internationale debat. Er vinden op dit moment allerlei internationale (bilaterale) overleggen plaats en het kan nog zijn dat Nederland zijn huidige standpunt wijzigt. Bovendien wordt over deze materie heel verschillend gedacht, zodat publieke kennisname van zo veel mogelijk informatie op dit moment relevant is. Ten slotte geldt dat een militaire interventie op (zeer) korte termijn in de rede ligt, zodat er ook daarom een spoedeisend belang is, aldus verzoekster. De conclusie is dat niet kan worden geoordeeld dat er geen enkel spoedeisend belang is.
5.
De voorlopige-voorzieningprocedure in het bestuursrecht heeft nadrukkelijk betrekking op het al of niet treffen van een
voorlopigevoorziening die noodzakelijk is in afwachting van een bodembeslissing, hetzij de beslissing op bezwaar zoals in dit geval, hetzij de beslissing in rechte. Toewijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in een Wob-zaak waarin openbaarmaking is geweigerd, heeft naar haar aard juist geen voorlopige strekking, maar een definitieve, onomkeerbare strekking. Zo'n toewijzing houdt, toegespitst op het nu voorliggende geval, in dat verweerder het document of delen daarvan aan verzoekster zou moeten verstrekken. Zoiets kan in ieder geval feitelijk niet meer ongedaan worden gemaakt. Daarom is de voorzieningenrechter over het algemeen heel terughoudend met het treffen van een voorlopige voorziening in Wob-zaken waarin openbaarmaking is geweigerd. Vanuit dit beoordelingskader beoordeelt de voorzieningenrechter of er zwaarwegende belangen zijn die tot openbaarmaking in het kader van deze voorlopige voorzieningprocedure nopen. Als buiten twijfel is dat een bepaald document of deel daarvan openbaar moet worden gemaakt, kan er aanleiding zijn om een voorlopige voorziening te treffen.
6.
Met toepassing van artikel 8:29 van de Awb heeft de voorzieningenrechter kennis genomen van de verstrekte documenten. Verzoekster heeft toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
7.
De weigering van verweerder om het ambtelijk advies openbaar te maken is gebaseerd op artikel 11 van de Wob. Dat houdt in dat het naar zijn mening gaat om intern beraad waarin persoonlijke beleidsopvattingen van de betrokken ambtenaren zijn neergelegd.
8.
Na inhoudelijke bespreking ter zitting van de bezwaargronden van verzoekster, komt de voorzieningenrechter tot de volgende conclusie. Het gaat hier weliswaar om een onderwerp dat op zichzelf zeer belangrijk is, maar toch gaat het uitgangspunt ook in dit geval op dat het treffen van een voorlopige voorziening een te verstrekkend en onomkeerbaar gevolg heeft. Dat geldt ook voor de ter zitting besproken mogelijkheid om te markeren welke delen verweerder openbaar zou moeten maken.
9.
De voorzieningenrechter heeft kunnen zien dat het document is opgesteld ten behoeve van intern beraad en dat het persoonlijke beleidsopvattingen bevat. De voorzieningenrechter heeft bezien of delen van het document evident geen beleidsopvatting zijn en daar ook evident niet mee verweven zijn. Dat is niet het geval. Van drie passages is wel nodig dat verweerder, als hij er in de beslissing op bezwaar voor kiest de weigering om openbaar te maken op deze punten te handhaven, beter motiveert waarom ook deze zó verweven zijn met de persoonlijke beleidsopvattingen dat openbaarmaking niet kan. Het gaat om (a) de passage, onderaan pagina 1, doorlopend op pagina 2 met een weergave van het daar besproken juridische kader, (b) de passage op pagina 3, na de eerste witregel, eerste vijf zinnen en (c) de passage op pagina 3, na de tweede witregel, de eerste twee zinnen van de alinea.
Verweerder heeft ter zitting gezegd dat hij de spoedeisendheid van de zaak inziet, daarom ook heel snel (een week na het indienen van het verzoek) op het verzoek heeft beslist en ook voornemens is binnen één tot twee weken op het bezwaar te beslissen; hij zal zijn uiterste best doen binnen één week te beslissen. Onder die omstandigheden volstaat de voorzieningenrechter met deze aanwijzingen op de genoemde drie punten. Ook het beoordelen van eventuele toepassing van artikel 11, tweede lid, van de Wob gaat te ver voor deze voorzieningenprocedure.
10.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
11.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier, op 10 september 2013.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.