ECLI:NL:RBMNE:2013:3629

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2013
Publicatiedatum
30 augustus 2013
Zaaknummer
16-650538-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden hennep en hasjiesj in coffeeshop en aangrenzend pand

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 juni 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 15 mei 2012 te Utrecht opzettelijk 49.048 gram hennep en hasjiesj aanwezig heeft gehad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, eigenaar en uitbater van een coffeeshop, deze grote hoeveelheid drugs in zijn coffeeshop en in een aangrenzend pand had opgeslagen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden passend was. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had begaan, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor de drugs in het aangrenzende pand. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet, en dat er geen rechtvaardigingsgrond was voor zijn handelen. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsstukken, waaronder verklaringen van verbalisanten en de verdachte zelf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/650538-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 21 juni 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Marokko),
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres 1], [postcode] [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juni 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. A.P. van Stralen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 15 mei 2012 te Utrecht samen met anderen opzettelijk 49.048 gram hennep en/of hasjiesj aanwezig heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij op de processen-verbaal van bevindingen, de verklaringen van [A] en de verklaring van verdachte en de door hem overhandigde huurovereenkomst ten aanzien van de panden aan de [adres 2] te Utrecht en [adres 3] te Utrecht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte slechts verantwoordelijk is voor de hennep die is aangetroffen in coffeeshop [naam], een hoeveelheid van 1.528 gram. Deze hennep diende ter bevoorrading van de coffeeshop. Verdachte is niet verantwoordelijk voor de drugs in de woning aan [adres 3]. Vanuit coffeeshop [naam] kon je niet naar de woning aan [adres 3] en ook niet naar de tuin die bij deze woning hoort. Verdachte wist niet dat in de betreffende woning hennepproducten aanwezig waren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Verdachte is sinds 2008 eigenaar en uitbater van de coffeeshop [naam] gelegen aan de [adres 2] te Utrecht [2] . Direct grenzend aan het pand [adres 2] te Utrecht is het pand [adres 3]gelegen [3] . De broer van verdachte, [B], is eigenaar van beide panden. Verdachte huurt het pand waarin de coffeeshop is gevestigd van deze broer. Bij overeenkomst van 10 april 2009 heeft verdachte ook het aangrenzende pand aan [adres 3] te Utrecht van zijn broer gehuurd als bedrijfsruimte voor de duur van vijf jaar. [4]
Uit het proces-verbaal van verbalisant[verbalisant 1], betreffende zijn bevindingen aangaande een onderzoek dat door hem op 15 mei 2012 is ingesteld in de coffeeshop [naam] gelegen aan [adres 2] te Utrecht, blijkt het volgende. [5]
In de coffeeshop werden de onderstaande goederen in beslag genomen:
  • ruimte A balie: rugzak met verschillende zakjes hennep, diverse bakjes met zakjes hennep en voorgedraaide joints;
  • ruimte A4 meterkast: diverse zakjes hennep en een sleutelbos, die zich bevonden in een verborgen gat achter de aftimmering in de meterkast.
Dit gat gaf aan de andere kant toegang tot een achtergelegen ruimte. Via dit in de meterkast verborgen gat kon men vanuit de andere ruimte de coffeeshop bevoorraden. Een van de sleutels van de in de meterkast aangetroffen sleutelbos gaf toegang tot een deur aan de [adres 3]. Naast deze deur hing een bordje met nummer [nummer]. Na binnenkomst vanaf de[adres 3] kwam men in een kleine hal. In deze hal was een meterkast gevestigd en een tweede deur. Nadat deze deur was geopend middels de eerder genoemde sleutelbos kwam men in een grotere werkruimte. In de meterkast werd een grote hoeveelheid van plakken hasj aangetroffen. In de werkruimte bevond zich een werkblad met daarop, onder andere, een weegschaal met een bak hennep. Tevens bevonden zich in deze ruimte diverse verpakkingsmaterialen voor het verpakken en verwerken van hennep. Tevens lag in een kast direct rechts van het werkblad een grote hoeveelheid voorgepakte hennep en joints. Bij het toilet lagen twee volle vuilniszakken met hennep. Dit toilet en de wasbak waren omgebouwd tot een soort kast. In deze kast lag een afstandsbediening waarmee een deur van de kast kon worden geopend. [6] Vervolgens kon door de geopende deur een aangrenzende ruimte worden betreden. In deze ruimte bevond zich een voorraadkast met diverse schappen met daarop meerdere zakken met hennep en enkele hasjplakken. Via deze ruimte kon een kleine tuin betreden worden waar onder de bestrating twee houten kluizen werden aangetroffen. In de kluizen bevonden zich meerdere grote zakken hennep en een zakje hasj. [7]
Uit het proces-verbaal van verbalisanten[verbalisant 2] en [verbalisant 3], betreffende hun bevindingen aangaande een onderzoek dat door hun op 15 mei 2012 is ingesteld in de coffeeshop [naam] gelegen aan [adres 2] te Utrecht, blijkt het volgende. [8]
Verbalisant [verbalisant 3] begon met zoeken in de achterste ruimte van de coffeeshop [naam], de ruimte die in het proces-verbaal van doorzoeking is genummerd als ruimte A4. Verbalisant [verbalisant 3] zag dat bij één deel van de lambrisering een zeer kleine kier aan de bovenzijde ontstond. Dit deel van de lambrisering was bevestigd tegen de muur die de percelen gelegen aan de [adres 2] en [adres 3] van elkaar scheidt. [9] Verbalisant [verbalisant 3] zag vervolgens dat een deel van de lambrisering bewoog langs de messing en groef van de lambrisering die zich nog aan de muur bevond. Nadat hij het bewegende deel van de lambrisering had verwijderd zag hij dat er een kleine ronde ruimte was gecreëerd in de daarachter gelegen muur. Verbalisant [verbalisant 3] zag dat in deze ruimte een groot aantal plasticzakken lag met daarin een grote hoeveelheid kleine zakjes. Hij zag dat in deze plastic zakken voorgedraaide joints zaten. Verbalisant [verbalisant 3] zag tevens dat in andere zakjes kleine gebruikershoeveelheden wiet en hasj zaten. Hij zag vervolgens dat bovengenoemde ruimte ongeveer even diep was als de muur. Later zagen de verbalisanten dat in de ruimte waar de verdovende middelen werden verpakt, eenzelfde constructie was gemaakt als aan de zijde van de coffeeshop. Dit betreft een bewegend deel van de lambrisering die de ruimte verbergt. Verbalisanten zagen in het pand [adres 3]een ruimte die was ingericht als een soort distributieruimte. Deze ruimte is in het proces-verbaal van doorzoeking genummerd als ruimte C.
De verbalisanten zagen dat zich in deze ruimte een televisiescherm bevond en zagen op deze televisie de diverse camerabeelden van de coffeeshop. Dit betroffen zowel de beelden van in de coffeeshop alsmede de beelden van de openbare weg. [10] De verbalisanten zagen dat deze beelden opgenomen werden door middel van een digitale recorder. [11] Alle daarvoor vatbare goederen zijn in beslag genomen. [12]
Uit het rapport Opiumwet blijkt dat de partij in beslag genomen goederen door medewerkers van het onderzoeksteam bij het Bureau Operationele Ondersteuning zijn gewogen. Van elk goed is een monster genomen. Deze monsters werden indicatief getest. De indicatieve tests gaven een positieve reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj, vermeld op lijst II van de Opiumwet. [13]
Uit de goederenlijst blijkt dat er uit de ruimtes van coffeeshop [naam], aangeduid met a2.01, a1.01, a1.03, a1.04, a4.01, a4.03, a4.04, in totaal 1.648 gram hennep en hasjiesj zijn aangetroffen en in beslag zijn genomen.
Voorts blijkt uit de goederenlijst dat er uit de ruimtes van het pand aan de [adres 3] aangeduid met d, i.01, c.01, c.02, c.03, d.7, c.04, g.01, g.02, f.01, f.02, e.01, in totaal 47.400 gram hennep en hasjiesj zijn aangetroffen en in beslag zijn genomen. [14]
Verdachte heeft bekend dat de in de coffeeshop gevonden hennep en hasj (inclusief datgene wat is aangetroffen in het verborgen gat tussen de beide panden) zijn eigendom waren. Verdachte gebruikte dit gat als opslagplaats van voorraad voor zijn coffeeshop. Hij heeft ook bekend dat de daarin gelegen sleutel die toegang gaf tot het pand aan de [adres 3]te Utrecht van hem was. [15]
Aanvullende bewijsoverweging
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij het pand aan de [adres 3]onderverhuurde als woonruimte aan [C] en dat hij niets wist van de daar aangetroffen drugs op grond van de inhoud van bovenstaande bewijsmiddelen niet aannemelijk. Uit de bevindingen van de verbalisanten bij de doorzoeking van coffeeshop [naam] is gebleken dat de coffeeshop verbonden is met de [adres 3] middels een doorgeefluik. In dit luik zijn drugs en sleutels aangetroffen. De sleutels gaven toegang tot het pand aan [adres 3] en een daarin gelegen ruimte. In het pand en de daarbij behorende tuin werd een grote hoeveelheid drugs en verpakkingsmateriaal aangetroffen. Voorts stond er een beeldscherm waarop camerabeelden te zien waren van zowel binnen als buiten de coffeeshop. De rechtbank concludeert hieruit dat het pand aan [adres 3] diende als verpakkings- en opslagplaats voor drugs en dat de aangetroffen drugs diende ter bevoorrading van coffeeshop [naam].
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook de 47.400 gram hennep en hasjiesj die zijn aangetroffen in het pand en de tuin van de [adres 3]te Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 15 mei 2012 te Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 1.648 gram hennep en hasjiesj en
- 47.400 gram hennep en hasjiesj,
zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om in onderhavige zaak artikel 9a van het wetboek van strafrecht toe te passen en aan verdachte -conform de jurisprudentie van de rechtbank Amsterdam (LJN: BZ8064) en de rechtbank Den Haag (LJN: BY7120)- geen straf of maatregel op te leggen. Voorts heeft de verdediging de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de schuldenlast die verdachte heeft door de sluiting van coffeeshop [naam].
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 15 mei 2012 schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 49.048 gram hennep en hasjiesj. Het betreft hier een voorraad die verdachte in zijn coffeeshop en in een nabijgelegen pand -die in verbinding stond met de coffeeshop- hield. De hoeveelheid drugs die verdachte in zijn bezit had gaat ver uit boven de hoeveelheid die door de autoriteiten pleegt te worden gedoogd. Verdachte heeft daarmee niet alleen de wet overtreden, maar ook de voorwaarde geschonden waaraan coffeeshophouders zich bij de uitoefening van hun bedrijf dienen te houden.
De rechtbank acht –in aanmerking nemend de aangetroffen hoeveelheid drugs, het bedrijfsmatig handelen van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op het artikel 11 van de Opiumwet, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter, mrs. P.W.G. de Beer en P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 juni 2013.
BIJLAGE: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 15 mei 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 1.648 gram hennep, althans een groot aantal hennepplanten en/of henneptoppen
en/of delen daarvan en/of hasjiesj en/of
- 47.400 gram hennep, althans een groot aantal hennepplanten en/of
henneptoppen en/of delen daarvan en/of hasjiesj,
zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte nr. PL091A 2012108270-30, blz. 46 van het proces-verbaal nr. 2012108270.
3.Bladzijde 95 van het proces-verbaal nr. 2012108270, inhoudende een plattegrond van beide panden.
4.Bladzijde 54 van het proces-verbaal nr. 2012108270, inhoudende een kopie van een huurovereenkomst.
5.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL091A 2012108270-12, blz. 91-95 van het proces-verbaal nr. 2012108270.
6.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL091A 2012108270-12, blz. 92 van het proces-verbaal nr. 2012108270.
7.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL091A 2012108270-12, blz. 93 van het proces-verbaal nr. 2012108270.
8.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0910 2012108270-16, blz. 96-100 van het proces-verbaal nr. 2012108270.
9.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0910 2012108270-16, blz. 96 van het proces-verbaal nr. 2012108270.
10.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0910 2012108270-16, blz. 97 van het proces-verbaal nr. 2012108270.
11.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0910 2012108270-16, blz. 98 van het proces-verbaal nr. 2012108270.
12.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0910 2012108270-16, blz. 99 van het proces-verbaal nr. 2012108270.
13.Rapport Opiumwet nr. PL0981 2012108270-20, blz. 119 van het proces-verbaal nr. 2012108270
14.Goederenlijst nr. PL0981 2012108270-20, blz. 120-122 van het proces-verbaal nr. 2012108270.
15.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 juni 2013.