ECLI:NL:RBMNE:2013:3628

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2013
Publicatiedatum
30 augustus 2013
Zaaknummer
16-650027-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij en opzettelijke teelt van hennepplanten

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juni 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het in stand houden van een hennepkwekerij. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen van een grote hoeveelheid hennepplanten, met een totaal van ongeveer 3012 hennepplanten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op of omstreeks 24 oktober 2011 in [woonplaats] deze hennepplanten heeft geteeld en bereid in een pand aan [adres]. De rechtbank heeft het vonnis bij verstek gewezen, na het onderzoek op de terechtzitting van 7 juni 2013, waarbij de officier van justitie de vordering heeft ingediend.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen, waaronder de verklaringen van verbalisanten en de eigen verklaring van de verdachte. De verbalisanten hebben op 24 oktober 2011 een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen in de blokhut die door de verdachte werd gehuurd. De verdachte heeft erkend dat hij de hennepkwekerij volledig verzorgde. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet, en dat er geen rechtvaardigingsgrond voor zijn handelen aanwezig was.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar, en daarnaast een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor de volksgezondheid meegewogen in de strafoplegging. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/650027-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 21 juni 2013.
in de strafzaak tegen
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1963],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juni 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op of omstreeks 24 oktober 2011 te [woonplaats] opzettelijk 3012 hennepplanten heeft geteeld/bereid/bewerkt/verwerkt.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de processen-verbaal van bevindingen en de verklaring van verdachte.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
De verbalisanten[verbalisant 1] en[verbalisant 2] waren op 24 oktober op zoek naar de locatie van een gestolen graafmachine, die met een track en trace systeem was uitgerust. Dit onderzoek leidde hen naar een terrein gelegen aan de [adres] te [woonplaats], alwaar zij hebben gesproken met de bewoner van het op dat terrein gelegen woning, mevrouw [A]. Uit het proces-verbaal betreffende hun bevindingen aangaande dit onderzoek blijkt het volgende. [2]
Mevrouw [A] voornoemd verklaarde aan verbalisant[verbalisant 1] dat de kas en de blokhut gehuurd werd door [B]. Zij liet hem de huurovereenkomst zien die zij had met [B]. Later bleek dit te gaan om [B] geboren op [1963] te Utrecht. Ter hoogte van de kassen trof verbalisant[verbalisant 1] [B]. Verbalisant[verbalisant 1] zag op de broek van [B] donker gekleurde zandvegen. Hij zag dat de broek van [B] ter hoogte van zijn knieën erg vies was en zijn handen erg zwart waren van de donker gekleurde grond. [B] heeft met een sleutel de blokhut geopend. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat in deze blokhut een in werking zijnde hennepkwekerij aanwezig was. [3]
Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 3], betreffende zijn bevindingen aangaande een onderzoek dat door hem op 24 oktober 2011 is ingesteld op het terrein van [adres] te [woonplaats], blijkt het volgende. [4]
Verbalisant [verbalisant 3] zag in de blokhut een in werking zijnde hennepkwekerij. De gehele ruimte was in gebruik als hennepkwekerij met planten die maximaal 1 week oud waren. [5] Door verbalisant [verbalisant 2] werden in totaal 276 hennepplanten geteld, hetgeen in zijn proces-verbaal van bevindingen is vastgesteld. Verbalisant [verbalisant 3] zag dat het hier planten betroffen van het soort Cannabis. [6]
Verbalisant [verbalisant 3] kwam in een loods op het terrein die was ingericht als garage. Hij zag dat daar een motorfiets stond met het kenteken [kenteken] welke op naam stond van de aangehouden verdachte [B]. Op de werkbank zag verbalisant een rugzak met daarin een paspoort op naam van verdachte [B]. Op en onder de werkbanken in die loods stonden dozen en kratten met gebruikte assimilatielampen. Verbalisant [verbalisant 3] zag dat er aan het einde van de loods een schuifdeur was welke was afgesloten met een nieuw hangslot. Verbalisant [verbalisant 3] zag toen dat er achter die schuifdeur twee verschillende ruimtes waren gelegen. Beide ruimtes (2 en 3) waren alleen te bereiken via de door verdachte [B] gehuurde loods, de loods waar ook zijn motor stond. [7]
Verbalisant [verbalisant 3] trof in ruimte 2 (stekkenkwekerij) 28 zogenaamde moederplanten, waarvan 15 grote en 13 kleinere, en op een groot aantal rekken onder tl verlichting in totaal 28 grote bakken gevuld met stekken van de hennepplant. In totaal 2361 stekken.
Verbalisant [verbalisant 3] telde in ruimte 3 (koelcel) 175 stekken die al in de grond stonden. 173 stekken van hennepplanten stonden in bakken, kennelijk klaar om aldaar gepoot te worden. Het totaal aantal hennepplanten over de drie kwekerijen bedraagt 3013. [8]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij huurder is van de blokhut en de werkplaats waar hij aan zijn motor heeft gesleuteld. Verdachte heeft bekend dat hij in de blokhut een in bedrijfstaande hennepkwekerij had, welke hij volledig verzorgde [9] .
Aanvullende bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat verdachte de loods had gehuurd en hiervan ook gebruik maakte. Dit blijkt uit zijn eigen verklaring en de verklaring van getuige [A]. Voorts zijn in de loods de motorfiets van verdachte en een tas met daarin zijn paspoort aangetroffen. Gebleken is dat ruimte 2 (stekkenkwekerij) en ruimte 3 (koelcel) alleen te bereiken waren via de door verdachte gehuurde loods. Voorts is gebleken dat men in ruimte 3 zeer recent bezig was geweest met het planten van hennepstekken, terwijl verdachte bij zijn aanhouding vegen van donker gekleurde grond op zijn broek had en zijn handen zwart waren van de donkergekleurde grond. In het licht van het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niets weet van de ruimtes achter de scheidingswand in de loods volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte ook de hennepplaten die in ruimte 2 en ruimte 3 zijn aangetroffen heeft geteeld.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 24 oktober 2011 te [woonplaats] opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 3012 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 240 uren.
8.2.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in stand houden van een hennepkwekerij waarin een grote hoeveelheid hennep werd geteeld. Verdachte heeft, door zich op grote schaal met de hennepteelt bezig te houden, doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd. Daarnaast heeft hij door dit handelen de volksgezondheid in gevaar gebracht. Verdachte heeft er immers aan bijgedragen dat de verslavingsproblematiek met alle daarmee vaak gepaard gaande vormen van criminaliteit in stand wordt gehouden. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
De door de officier van justitie gevorderde straf is, gelet op de ernst van het feit en de grootschalige wijze waarop de hennepkwekerij was opgezet, passend en geboden. De rechtbank zal de eis van de officier van justitie derhalve volgen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 maanden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van een werkstraf, van
240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter, mrs. P.W.G. de Beer en M.A.A.T. Engbers, rechters, in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 juni 2013.
BIJLAGE: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 24 oktober 2011 te [woonplaats], gemeente [woonplaats], tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in
totaal) ongeveer 3012 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0960 2011240799-3, blz. 25-27 van het proces-verbaal nr. PL0960 2011240799.
3.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0960 2011240799-3, blz. 26 van het proces-verbaal nr. PL0960 2011240799.
4.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0960 2011240799-20, blz. 30-38 van het proces-verbaal nr. PL0960 2011240799.
5.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0960 2011240799-20, blz. 30 van het proces-verbaal nr. PL0960 2011240799.
6.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0960 2011240799-20, blz. 31 van het proces-verbaal nr. PL0960 2011240799.
7.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0960 2011240799-20, blz. 33 van het proces-verbaal nr. PL0960 2011240799.
8.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0960 2011240799-20, blz. 34 van het proces-verbaal nr. PL0960 2011240799.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte nr. PL0960 2011240799-7, blz. 14 en 15 van het proces-verbaal nr. PL0960 2011240799.