In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juni 2013 uitspraak gedaan over de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1979 in Marokko en thans verblijvende in het Huis van Bewaring Nieuwegein, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. Hij was op 17 februari 2012 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder bepaalde voorwaarden, waaronder een meldingsplicht en een contactverbod.
Echter, de veroordeelde heeft zich niet gehouden aan deze voorwaarden. Hij heeft zich onttrokken aan het toezicht van de reclassering en is meerdere keren niet verschenen op afspraken. Na een officiële waarschuwing van de reclassering heeft hij nog steeds geen contact opgenomen. De officier van justitie heeft op 23 april 2013 een vordering tot herroeping ingediend, die is behandeld op 7 juni 2013.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd en dat hij op de hoogte had moeten zijn van de geldende voorwaarden. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie gedeeltelijk toegewezen en de voorwaardelijke invrijheidstelling herroepen voor een periode van vier maanden. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 15g, 15i en 15j van het Wetboek van Strafrecht.