ECLI:NL:RBMNE:2013:3626

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2013
Publicatiedatum
30 augustus 2013
Zaaknummer
16-600690-09 99-000159-43
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke toewijzing vordering herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juni 2013 uitspraak gedaan over de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1979 in Marokko en thans verblijvende in het Huis van Bewaring Nieuwegein, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. Hij was op 17 februari 2012 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder bepaalde voorwaarden, waaronder een meldingsplicht en een contactverbod.

Echter, de veroordeelde heeft zich niet gehouden aan deze voorwaarden. Hij heeft zich onttrokken aan het toezicht van de reclassering en is meerdere keren niet verschenen op afspraken. Na een officiële waarschuwing van de reclassering heeft hij nog steeds geen contact opgenomen. De officier van justitie heeft op 23 april 2013 een vordering tot herroeping ingediend, die is behandeld op 7 juni 2013.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd en dat hij op de hoogte had moeten zijn van de geldende voorwaarden. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie gedeeltelijk toegewezen en de voorwaardelijke invrijheidstelling herroepen voor een periode van vier maanden. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 15g, 15i en 15j van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer : 16/600690-09
V.I.-zaaknummer : 99-000159-43
Datum zitting : 7 juni 2013
Datum uitspraak : 21 juni 2013
Beslissing van de meervoudige kamer naar aanleiding van de op 23 april 2013 ter griffie van deze rechtbank ingediende vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ex artikel 15g van het Wetboek van Strafrecht, met betrekking tot de veroordeelde:

[veroordeelde],

geboren op [1979] te [geboorteplaats], Marokko,
thans verblijvende te Huis van Bewaring Nieuwegein te Nieuwegein,
raadsvrouwe mr. D. van den Broek, advocaat te Utrecht.

Procedure

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 14 juli 2010 is veroordeelde tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren veroordeeld.
Bij besluit voorwaardelijke invrijheidstelling d.d. 10 januari 2012 en wijzigingsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling d.d. 17 februari 2012, is veroordeelde, met toepassing van artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht, op 17 februari 2012 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast zijn de volgende bijzondere voorwaarden gesteld:
  • een meldingsplicht inhoudende dat veroordeelde wordt verplicht om zich binnen vijf werkdagen na zijn invrijheidstelling te melden bij Reclassering Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200 in Utrecht en daarna zo vaak als die instelling dat nodig acht, met het doel om veroordeelde te kunnen begeleiden en controleren bij de naleving van de opgelegde bijzondere voorwaarden en om veroordeelde hulp te verlenen bij het vinden van een dagbesteding;
  • een contactverbod inhoudende dat veroordeelde geen contact mag hebben met of contact mag houden met [A], [B] en [C];
  • een locatieverbod inhoudende dat veroordeelde zich niet mag bevinden op het [adres] (raamprostitutiegebied) te Utrecht;
  • een verplichting zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
Bij wijzigingsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling d.d. 2 april 2013 zijn de bijzondere voorwaarden aangevuld met:
- een contactverbod inhoudende dat veroordeelde geen contact mag hebben met of contact mag houden met [D]
Blijkens het advies terugplaatsing in inrichting van Reclassering Nederland d.d. 18 april 2013 heeft de veroordeelde de bijzondere voorwaarden overtreden. Veroordeelde heeft zich onttrokken aan het toezicht door de reclassering. Veroordeelde is meerdere malen zonder bericht niet verschenen op afspraken bij de reclassering in het kader van zijn meldplicht. Voorts is het voor de reclassering niet mogelijk gebleken met veroordeelde in contact te komen. Uit het advies is gebleken dat veroordeelde een officiële waarschuwing heeft gekregen wegens het niet nakomen van de afspraken in het kader van de meldplicht. Ook na deze waarschuwing heeft veroordeelde geen contact opgenomen met de reclassering en is hij niet verschenen op afspraken.
Op 23 april 2013 heeft de officier van justitie de onderhavige vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend. Die vordering strekt ertoe dat de rechtbank beslist dat last zal worden gegeven tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 487 dagen in verband met de niet-naleving van de bijzondere voorwaarden.
De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 juni 2013. Daarbij is veroordeelde verschenen, bijgestaan door mr. D. van den Broek, voornoemd.

De standpunten

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de officier van justitie, namelijk voor dat gedeelte dat veroordeelde sinds de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling reeds heeft gezeten, 5 weken en 6 dagen. De verdediging heeft hierbij het verzoek gedaan om veroordeelde onmiddellijk in vrijheid te stellen. Ter onderbouwing van het primair en subsidiair ingenomen standpunt heeft de verdediging aangevoerd dat veroordeelde in de veronderstelling verkeerde dat er geen bijzondere voorwaarden meer zouden gelden. Dit sinds het moment waarop deze rechtbank bij vonnis van 27 februari 2013 zijn voorwaardelijke invrijheidstelling heeft herroepen op de grond dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit heeft begaan. Hoewel hij van deze uitspraak in hoger beroep is gegaan, waardoor de tenuitvoerlegging van deze herroeping is geschorst, heeft de veroordeelde er op geen enkel moment bij stil gestaan dat de voorwaarde van het reclasseringstoezicht nog zou gelden.

Beoordeling standpunten

Op grond van artikel 15g, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht kan een voorwaardelijke invrijheidstelling worden herroepen indien de veroordeelde een daaraan verbonden voorwaarde niet heeft nageleefd.
Uit de stukken is gebleken dat veroordeelde na de expiratie van de hem bij vonnis van 27 februari 2013 opgelegde gevangenisstraf op 21 maart 2013 in vrijheid is gesteld en zich sindsdien niet heeft gehouden aan zijn meldplicht bij de reclassering. De reclassering heeft per brief en telefonisch contact gezocht met veroordeelde. Veroordeelde is zonder tegenbericht op geen van de afspraken verschenen en was niet bereikbaar. De rechtbank overweegt dat veroordeelde had moeten weten dat de bijzondere voorwaarden nog golden gezien de oproepingen en de waarschuwing die hij van de reclassering heeft ontvangen. Voor zover daarover bij hem onduidelijkheid bestond lag het op de weg van veroordeelde om zich ervan te vergewissen wat er van hem werd verwacht ten aanzien van de voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd nu veroordeelde ten tijde van de proeftijd zich niet heeft gehouden aan de meldplicht. De rechtbank ziet aanleiding om de voorwaardelijke invrijheidsstelling te herroepen, zij het slechts gedeeltelijk gelet op de aard van de overtreding van de voorwaarden, en zal de vordering van het openbaar ministerie dan ook gedeeltelijk toewijzen voor een periode van vier maanden.

Toepasselijke artikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 15g, 15i en 15j van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank wijst gedeeltelijk toe de vordering strekkende tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van vier maanden.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter en mrs. M.A.A.T. Engbers en P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juni 2013.