ECLI:NL:RBMNE:2013:3621

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2013
Publicatiedatum
30 augustus 2013
Zaaknummer
16-650822-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs van rechtmatige aanhouding door politieambtenaren

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 juni 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich had verzet tegen zijn aanhouding door politieambtenaren op 30 april 2011. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen is dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte zich met geweld had verzet tegen zijn aanhouding, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de politieambtenaren op dat moment in de rechtmatige uitoefening van hun functie handelden. De rechtbank concludeerde dat er geen redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit bestond, wat noodzakelijk is voor een rechtmatige aanhouding. De verklaringen van de verbalisanten waren niet voldoende om aan te tonen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het verzet tegen de aanhouding. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De beslissing van de rechtbank benadrukt het belang van de rechtmatige uitoefening van politiebevoegdheden en de noodzaak van voldoende bewijs voor een veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/650822-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 14 juni 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [postcode] [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 mei 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. L. Demmer, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding door politieambtenaren.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte van[verbalisant 1], de processen-verbaal van bevindingen en de verklaring van de verdachte dat hij zich heeft verzet tegen zijn aanhouding door de politie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Enerzijds is er onvoldoende bewijs dat verdachte degene is die de in de dagvaarding beschreven handelingen heeft gepleegd. Anderzijds is er geen sprake geweest van een strafbaar feit wat op heterdaad is ontdekt, heeft er geen aanhouding plaatsgevonden en waren de verbalisanten derhalve niet in de rechtmatige uitoefening hunner bediening.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht -evenals de verdediging doch anders dan de officier van justitie- niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft zich op 30 april 2011 verzet toen hij door politieambtenaren werd aangehouden. De rechtbank acht niet bewezen dat de betreffende ambtenaren op dat moment werkzaam waren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, zoals ten laste is gelegd. Uit het dossier en hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen blijkt onvoldoende dat aan de aanhouding van de verdachte een redelijk vermoeden van schuld, het vereiste om iemand als verdachte te kunnen aanmerken, ten grondslag lag. Immers, verbalisant [verbalisant 1] verklaart in zijn proces-verbaal van bevindingen dat hij zijn collega [verbalisant 2] hoorde zeggen dat verdachte moest worden aangehouden, maar dat hij niet had meegekregen waarvoor verdachte moest worden aangehouden. Verbalisant [verbalisant 2] verklaart in zijn proces-verbaal van bevindingen dat hij van beveiligers op de Traaij had gehoord dat verdachte het terrein moest verlaten. Dit in verband met het verstoren van de openbare orde tijdens het evenement.
Echter, niet is vermeld op welke wijze verdachte de openbare orde zou hebben verstoord. Uit de stukken volgt niet dat zich zodanige feiten en omstandigheden voordeden dat daaruit een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeide. Derhalve kan de rechtbank niet vaststellen dat de aanhouding rechtmatig was en dus ook niet of de politieambtenaren die de verdachte aanhielden werkzaam waren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, hetgeen tot vrijspraak van het ten laste gelegde feit leidt.
Evenmin wordt inzichtelijk gemaakt waarom het noodzakelijk was om verdachte -zonder hem eerst te sommeren om het terrein te verlaten of hem mede te delen dat hij was aangehouden- door middel van een nekklem naar de grond te werken. Voor zover de
aanhouding wel rechtmatig zou zijn geweest, was in ieder geval het toegepaste geweld
buitenproportioneel.

5.De benadeelde partij

De vordering van de benadeelde partij[verbalisant 1]
De benadeelde partij [verbalisant 1] vordert een schadevergoeding van € 600,00.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
De vordering van de benadeelde partij[verbalisant 2]
De benadeelde partij [verbalisant 2] vordert een schadevergoeding van € 300,00.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

6.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit.
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [verbalisant 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [verbalisant 1] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelte partij [verbalisant 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [verbalisant 2] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Vanwersch, voorzitter, mrs. M.A.A.T. Engbers en P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 juni 2013.
BIJLAGE: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 30 april 2011 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse
Heuvelrug, althans in het arrondissement Utrecht, toen de aldaar dienstdoende
[verbalisant 2] (hoofdagent van politie) en/of [verbalisant 1] (surveillant van
politie) en/of [verbalisant 3] (aspirant van politie) verdachte op verdenking van
het verdenking van het gepleegd hebben van een of meer op heeterdaad
ondtdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), op heterdaad ontdekt, had(den)
aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den), teneinde hem ten
spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe
over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten een politiebureau, zich
met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en),
werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner / hunner bediening, door
opzettelijk gewelddadig
- ( nadat die [verbalisant 1] hem, verdachte, had vastgepakt) zich los te
trekken/rukken, althans zich los te maken, uit de greep waarin die [verbalisant 1],
hem verdachte hield en/of
- ( nadat die [verbalisant 2] hem, verdachte, had vastgepakt) te rukken en/of te
trekken en/of te lopen in een andere richting dan die waarin die [verbalisant 2],
hem, verdachte, wilde voeren en/of zich los te rukken/trekken uit de greep
waarin die [verbalisant 2] hem, verdachte, hield en/of
- ( nadat die [verbalisant 2] de greep op hem, verdachte, was verloren)
bovenop die (inmiddels op de grond gevallen, althans terecht gekomen, en/of op
de rug liggende) [verbalisant 1] te gaan zitten en/of (terwijl hij, verdachte, op
het [boven]lichaam van die [verbalisant 1] zat, althans zich bevond) (met gebalde
vuist) een of meer slaande beweging(en) te maken in de richting van die [verbalisant 1]
, althans een beweging te maken alsof hij, verdachte, zou gaan slaan in
de richting van die [verbalisant 1] en/of
- ( nadat die [verbalisant 3] hem, verdachte had vastgepakt) te rukken en/of te
trekken, althans te bewegen, in een richting tegenovergesteld aan die waarin
die [verbalisant 3] hem, verdachte wilde voeren.