Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
wonende te [woonplaats] [adres].
Rechtbank Midden-Nederland
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte beschuldigd van diefstal in vereniging met anderen op 8 maart 2013 in Luttelgeest. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek ter terechtzitting op 4 juli 2013, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn advocaat, mr. R.A.J. Verploegh. De officier van justitie, mr. C.C.M. Poland, heeft de vordering ingediend en de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak.
De tenlastelegging omvatte drie feiten van diefstal, waarbij de verdachte en zijn mededaders zouden hebben geprobeerd goederen te stelen uit een winkelpand en twee bedrijfspanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdediging voerde aan dat er ernstige fouten waren gemaakt door de politie in het opsporingsonderzoek, maar de rechtbank oordeelde dat deze fouten niet zo ernstig waren dat ze zouden leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende wettig bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten te bewijzen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen en verklaarde de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De benadeelde partij kan zijn vordering alleen bij de burgerlijke rechter indienen.