ECLI:NL:RBMNE:2013:3578

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 augustus 2013
Publicatiedatum
29 augustus 2013
Zaaknummer
16/661461-13 [P]
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor poging tot moord en zware mishandeling met een mes

Op 29 augustus 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 45-jarige vrouw veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging. De vrouw had op 6 mei 2013 in [woonplaats] geprobeerd haar partner, bij wie zij tijdelijk verbleef, te doden door hem met een mes in zijn rug en bovenarm te steken. De rechtbank achtte zowel poging tot moord als poging tot zware mishandeling bewezen. Tijdens de zitting op 15 augustus 2013 werd het bewijs besproken, waaronder de aangifte van het slachtoffer en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade handelde, ondanks de verdediging die stelde dat er geen sprake was van voorbedachten rade. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende tijd had om over haar acties na te denken en dat haar handelen niet enkel voortkwam uit een hevige gemoedsopwelling. De rechtbank nam ook de psychologische rapporten in overweging, waarin werd vastgesteld dat de verdachte leed aan een borderline persoonlijkheidstoornis en andere psychische problemen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, en besloot tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging, gezien het hoge recidiverisico. De benadeelde partij, het slachtoffer, vorderde schadevergoeding, die door de rechtbank werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/661461-13 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 augustus 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op[1967] te [geboorteplaats] (Spanje)
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd te Nieuwersluis, P.I.V. HvB Nieuwersluis
raadsman mr. M.J.A. Bakker, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 augustus 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. M.J.A. Bakker, naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 op 6 mei 2013 heeft geprobeerd[slachtoffer] te vermoorden dan wel te doden door hem opzettelijk met een mes in zijn rug en/of bovenlichaam te steken, subsidiair heeft geprobeerd hem opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 2 op 6 mei 2013 heeft geprobeerd[slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes in zijn arm te steken, subsidiair hem opzettelijk en met voorbedachten rade te mishandelen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide primair tenlastegelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte, de zich in het dossier bevindende foto’s van het letsel en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 primair voor wat betreft de voorbedachten rade en wijst daarbij op het volgende. Verdachte was aanvankelijk van plan aangever ’s nachts, terwijl hij sliep, in zijn hals te steken. Toen ze echter voor het slapen gaan ruzie kregen werd ze zo boos dat ze haar plan toen al ten uitvoer heeft gelegd en hem in zijn rug en arm heeft gestoken.
Ten aanzien van feit 2 primair heeft de raadsman op grond van dezelfde argumentatie aangevoerd dat geen sprake is van voorbedachten rade. Daarnaast heeft hij betoogd dat geen sprake is van poging toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dat verdachte met kracht zou hebben gestoken volgt slechts uit de aangifte. De verwondingen in de bovenarm van aangever zijn ook niet meer dan oppervlakkig.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat feit 2 subsidiair, mishandeling, kan worden bewezen verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ten aanzien van beide feiten [1]
[slachtoffer] zat op 6 mei 2013 in zijn woning te [woonplaats] op zijn bed en zag dat verdachte met een hysterisch gezicht op hem af kwam. Ze had in haar rechterhand een mes. Hij voelde dat het mes met kracht in zijn rug werd gestoken, ter hoogte van zijn linker schouderblad, naast zijn ruggengraat. Verdachte stak hem daarna opnieuw, in zijn linker bovenarm, van boven naar beneden. [2]
Aangever had een steekwond in zijn rug, tussen zijn linker schouderblad en zijn ruggenwervel, en steekwonden in zijn linker bovenarm. [3]
Het mes waarmee verdachte stak heeft een scherpe punt en een gekarteld lemmet van ongeveer 10 centimeter. [4]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat ze al langer met het idee rondliep om iemand te vermoorden en in de avond van 6 mei 2013 het plan opvatte om[slachtoffer] die nacht te doden. Ze zocht in de keuken een scherp mes dat goed in haar hand lag en waar ze goed mee zou kunnen steken. Ze legde dat mes onder het bed. Ze was van plan[slachtoffer] terwijl hij sliep in zijn hals steken. Nadat[slachtoffer] thuis kwam ontstond er weer ruzie tussen hen.[slachtoffer] wilde aanvankelijk niet dat verdachte bij hem in bed zou slapen, maar op zolder. Ze werd toen heel boos en moest haar plan aanpassen. Op het moment dat[slachtoffer] op zijn bed zat, met de rug naar haar toe, pakte ze het mes en stak ze hem met kracht in zijn rug ter hoogte van zijn linker schouderblad. [5] Alles aldus verdachte.
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade aangever wilde doden. Voor deze conclusie is redengevend dat verdachte het plan tevoren had gemaakt, daartoe een geschikt mes had uitgezocht en klaar gelegd. Door de gewijzigde omstandigheden moest ze weliswaar haar oorspronkelijke plan aanpassen en heeft ze verdachte met dat mes in zijn rug ter hoogte van zijn schouderblad gestoken, in dat deel van de borstkas waar zich ook het hart bevindt. Maar ook al is verdachte van haar oorspronkelijke plan afgeweken en heeft zij het slachtoffer niet in zijn slaap gestoken, maar reeds daarvoor tijdens de ruzie, dan nog is er voldoende bewijs voor de tenlastegelegde poging moord. Verdachte heeft immers voldoende tijd gehad om over haar acties na te denken. Dat deze steekpartij is ingegeven door ‘slechts’ een hevige gemoedsopwelling, zoals door de verdediging betoogd, is niet aannemelijk geworden. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank feit 1 primair, impliciet primair, poging moord, wettig en overtuigend bewezen.
Voorts ten aanzien van feit 2
Uit de aangifte en de zich in het dossier bevindende foto’s van het letsel van aangever volgt dat verdachte aangever eveneens met kracht in zijn bovenarm heeft gestoken. [6] De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de geloofwaardigheid van aangever.
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd aangever in zijn linker bovenarm zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. In dit gebied bevinden zich niet alleen veel pezen en spieren, maar ook de hals- en hartstreek. Door hierin met kracht met een scherp mes te steken heeft verdachte de aanmerkelijke kans doen ontstaan dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en zij heeft die kans blijkens de wijze van handelen ook welbewust aanvaard en op de koop toe genomen. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank feit 2 primair impliciet
subsidiair, poging tot zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het met voorbedachten rade toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit hetgeen onder 1 hieromtrent is overwogen volgt dat verdachte van plan was aangever te doden en derhalve geen voorbedachte rade had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
Primair
op 06 mei 2013 te [woonplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om opzettelijk en met voorbedachten rade[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die[slachtoffer] met kracht met een mes, in zijn rug heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
Primair
op 06 mei 2013 te [woonplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan een persoon (te weten[slachtoffer]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, deze opzettelijk met kracht met een mes in zijn linker bovenarm heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1 primair poging tot moord
Feit 2 primair poging tot zware mishandeling
5.2
De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het rapport van 28 juni 2013 dat is opgemaakt door U.M. Kröger, klinisch-psycholoog en het rapport van 3 juli 2013 dat is opgemaakt door I. Maksimovic, psychiater. In deze rapporten wordt vastgesteld dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens in de zin van borderline persoonlijkheidstoornis met antisociale trekken en psychopatische kenmerken en van een ziekelijke stoornis in de zin van een recidiverende depressieve stoornis, alcoholafhankelijkheid, misbruik van benzodiazepine en cannabis.
In de rapporten wordt geadviseerd om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare. Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is.
Er is de rechtbank ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar en de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit aan verdachte een kortere gevangenisstraf dan door de officier van justitie wordt gevorderd, op te leggen. Aan de terbeschikkingstelling dienen bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld, waarbij verdachte in een gesloten inrichting verblijft. Dat is voor verdachte minder zwaar dan dwangverpleging. Mocht na verloop van tijd blijken dat dit onvoldoende resultaat oplevert, bestaat alsnog de mogelijkheid dwangverpleging op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf en maatregel die aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het strafbare feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en ook met de persoon van verdachte zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie met betrekking tot verdachte d.d. 1 juli 2013, waaruit blijkt dat verdachte tweemaal eerder is veroordeeld ter zake poging doodslag, waarbij zij de laatste keer, naast een gevangenisstraf, ook de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden heeft opgelegd gekregen. Deze terbeschikkingstelling is eenmaal verlengd met 2 jaren.
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op de hiervoor aangehaalde rapporten van Kröger en Maksimovic.
Verdachte is vanuit Spanje naar Nederland gekomen met het plan zich te laten opnemen in een hulpverleningskliniek. Zij was in het verleden, in het kader van een terbeschikking-stelling met voorwaarden, opgenomen geweest en had zich heel prettig gevoeld in die gestructureerde omgeving. Ze was van plan iemand neer te steken, zodat ze opnieuw opgenomen zou worden. Ze kwam in contact met aangever, die haar onderdak aanbood. Verdachte maakte gebruik van dit aanbod en verbleef ruim een week bij hem. Op het moment dat aangever kenbaar maakte dat ze op zoek moest naar eigen woonruimte, werd ze heel boos op hem en besloot ze haar plan ten uitvoer te gaan brengen. Tijdens de afwezigheid van aangever zocht ze in de keuken een scherp mes uit en verstopte dat onder het bed. Toen aangever ’s avonds op de rand van het bed zat, met de rug naar verdachte toe, stak ze hem met dat mes in de rug en in zijn bovenarm.
De rechtbank acht het bewezenverklaarde buitengewoon ernstig. Verdachte heeft bewust het risico aanvaard dat zij aangever het meest fundamentele recht, te weten het recht op leven, zou ontnemen door te steken met een mes in vitale delen van het lichaam. Het feit heeft zich afgespeeld in de woning van aangever, een plek waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Door het handelen van verdachte heeft aangever verwondingen opgelopen en zich uiterst onveilig gevoeld. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
Ter zitting verklaarde verdachte expliciet dat ze in het geheel geen spijt had van haar daad en toonde ze ook geen enkele compassie met aangever.
Gevangenisstraf
Gezien de ernst en de aard van het feit komt geen andere straf in aanmerking dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Net als de officier van justitie houdt de rechtbank rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren passend en geboden is.
Terbeschikkingstelling
Zoals hiervoor reeds is vastgesteld, bestond bij verdachte ten tijde van het begaan van het bewezen verklaarde feit een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er is voorts sprake van een geweldsdelict dat een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Tevens is er sprake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De deskundigen Kröger en Maksimovic hebben zich uitgelaten over de aard van de stoornis, de kans op recidive en de aard en duur van noodzakelijke behandeling en begeleiding. De deskundigen achten het recidiverisico hoog. Verdachte dient haar onverantwoordelijke, impulsieve en parasitaire levensstijl te veranderen en te leren omgaan met haar agressieve gevoelens. Hiervoor moet ze vaardigheden ontwikkelen die haar in staat stellen meer eigen verantwoordelijkheid te nemen voor haar risicovolle, en zowel voor haarzelf als anderen, schadelijke gedrag. Er zal een langdurig intra- en later transmurale behandeling noodzakelijk zijn.
Alleen een behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging heeft in de mening van de deskundigen kans van slagen.
De rechtbank maakt de conclusies van deze deskundigen tot de hare en legt deze ten grondslag aan haar beslissing.
Verdachte dient op grond van het vorenstaande ter beschikking te worden gesteld en van overheidswege te worden verpleegd, mede aangezien het onder feit 1 primair (impliciet primair) bewezen geachte een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging moord. Dit betreft het onder 1 impliciet primair bewezen geachte feit. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaar.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij[slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.181,69 voor feit 1; € 181,69 materiële schade en € 1000,-- immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de materiële schadevergoeding toe te wijzen en het immateriële deel te matigen tot een bedrag van € 750,--.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, nu deze niet door aangever zelf is ondertekend.
Subsidiair is de raadsman van mening dat het materiële deel kan worden toegewezen, maar het immateriële deel dient te worden gematigd, nu aangever al wist dat verdachte eerder een vriend/partner heeft neergestoken.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen. Naar het oordeel van de rechtbank staat de enkele omstandigheid dat de vordering niet door aangever zelf is ondertekend, toekenning van de vordering niet in de weg.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal tevens de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38e, 45, 57, 289, 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair, impliciet primair : poging tot moord
feit 2 primair, impliciet subsidiair: poging tot zwaar lichamelijk letsel
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 5 (vijf) jaren;
- beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht;
gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en beveelt dat zij van overheidswege zal
worden verpleegd.
Ten aanzien van feit 1 primair
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij[slachtoffer] van
€ 1.181,69, waarvan € 181,69 ter zake van materiële schade en € 1.000,-- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 6 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer[slachtoffer], € 1.181,69 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 21 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mrs. P.P.C.M. Waarts en M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 augustus 2013.
Mr. Schoenmakers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
Primair
zij op of omstreeks 06 mei 2013 te [woonplaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade[slachtoffer] van het
leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans
opzettelijk die[slachtoffer] (met kracht) met een (groot) mes, althans een scherp
en/of puntig voorwerp, in/tegen zijn rug en/of bovenlichaam heeft gestoken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
zij op of omstreeks 06 mei 2013 te [woonplaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet (met kracht) met een (groot) mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in/tegen zijn rug en/of bovenlichaam heeft gestoken, zijnde de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
zij op of omstreeks 06 mei 2013 te [woonplaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan een persoon (te weten[slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten
rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (een litteken), heeft
toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans
opzettelijk (met kracht) met een (groot) mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in/tegen zijn (linker) (boven) arm heeft gestoken/geprikt/gesneden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
zij op of omstreeks 06 mei 2013 te [woonplaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans
opzettelijk mishandelend, een persoon,[slachtoffer], opzettelijk, na kalm
beraad en rustig overleg, althans opzettelijk (met kracht) met een (groot)
mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/tegen zijn (linker) (boven)
arm heeft gestoken/geprikt/gesneden, tengevolge waarvan die[slachtoffer] enig
lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal nummer PL0950 2013099882 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2013, pagina 33 en 34
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 mei 2013, met bijlagen, pagina 23, 26 en 27
4.Kennisgeving van inbeslagneming, met bijlage, pagina 4 en 6
5.Proces-verbaal van terechtzitting (nader op te maken bij appel)
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 mei 2013, met bijlagen, pagina 23, 26 en 27