ECLI:NL:RBMNE:2013:3576

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
C-16-321902 - HA ZA 12-582
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot erkenning van vorderingsrechten in faillissement Econcern N.V. en Econcern Power Assets International B.V.

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, stond de vordering van eiser centraal, die zijn rechten had overgenomen van Voltere Capital Partners SARL. De vorderingen waren ontstaan uit onbetaalde facturen van Econcern N.V. en Econcern Power Assets International B.V., die in faillissement verkeerden. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van eiser, die bestonden uit hoofdsommen en rente, moesten worden erkend, ondanks de faillissementen van de betrokken vennootschappen. De curatoren voerden verweer en stelden dat Voltere tekort was geschoten in haar verplichtingen, maar de rechtbank oordeelde dat de curatoren onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun claims. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van eiser moesten worden erkend en dat de curatoren in de proceskosten moesten worden veroordeeld. De uitspraak werd gedaan op 17 juli 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/321902 / HA ZA 12-582
Vonnis van 17 juli 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te[woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R. Willemsen,
tegen

1.W.J.M. VAN ANDEL

2.
A.A.M. DETERINK
in hun hoedanigheid van curatoren in de faillissementen van de naamloze vennootschap
ECONCERN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECONCERN POWER ASSETS INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie
advocaat mr. V.H. Jurgens.
Partijen zullen hierna [eiser] en de curatoren genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 december 2012
  • het proces-verbaal van comparitie van 30 januari 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding

2.1.
Als gevolg van het faillissement van Econcern N.V. en Econcern Power Assets International B.V. (hierna te noemen: Econcern Power) is de onderhavige procedure tussen aanvankelijk Voltere Capital Partners SARL (hierna: Voltere) enerzijds en Econcern N.V. en Econcern Power anderzijds geschorst geweest. Tijdens de schorsing heeft Voltere haar vorderingen op laatstgenoemde vennootschappen overgedragen aan [eiser]. Bij brief van 24 februari 2012 hebben de curatoren laten weten dat tijdens de verificatievergadering de vordering van Voltere door hen was betwist en hebben zij de rechtbank verzocht de procedure op de rol te plaatsen van 11 april 2012 voor voortprocederen. Bij een en dezelfde akte heeft [eiser] op de rolzitting van 11 april 2012 het geding ex artikel 225 Rv geschorst en ex artikel 227 Rv hervat. Bij antwoordakte van 16 mei 2012 hebben de curatoren laten weten geen bezwaar te hebben dat [eiser] de procedure tussen Voltere enerzijds en (inmiddels: de curatoren in de faillissementen van) Econcern N.V. en Econcern Power anderzijds van Voltere overneemt. Bij vonnis van 6 juni 2012 heeft de rechtbank in conventie en in reconventie een comparitie van partijen gelast tussen partijen. Hoewel in dit vonnis abusievelijk de oorspronkelijke partijen zijn opgeroepen voor de zitting, zijn ter zitting verschenen [eiser] (met zijn advocaat mr. Willemsen) en mr. Jurgens namens de curatoren.
2.2.
Ter zitting heeft de rechtbank bij de advocaat van de curatoren geverifieerd of de curatoren niet alleen de procedure in conventie wensten voort te zetten, maar tevens de procedure in (voorwaardelijke) reconventie. Hierop werd bevestigend gereageerd. Door [eiser] is hiertegen geen bezwaar gemaakt. Hoewel de vordering in reconventie aanvankelijk was gericht tegen Voltere, ligt in de gedragingen van partijen besloten dat sprake is van schuldoverneming door [eiser] waarvoor de curatoren toestemming hebben gegeven.

3.De feiten

3.1.
Econcern Power (voorheen genaamd: Evelop International B.V.) is een dochtermaatschappij van Econcern N.V. (rechtsopvolgster van Econcern B.V.). Econcern N.V. was een internationaal energiebedrijf dat zich richtte op projecten, producten en diensten voor een duurzame energievoorziening. Voltere is (of was) een consultancybedrijf.
3.2.
Voltere “in oprichting” en Econcern N.V. (toen nog Econcern B.V., hierna te noemen: Econcern) zijn overeengekomen dat de consultants [eiser], [A] (hierna: [A]) en [B] (hierna: [B]), (hierna gezamenlijk te noemen: de consultants) een nieuw investeringsfonds zouden opzetten voor Econcern, waarvoor zij investeerders zouden aantrekken (hierna: de opdracht). Voor de opgedragen werkzaamheden werden 15 maanden uitgetrokken, van 1 mei 2007 tot 31 juli 2008. Het nieuwe fonds, dat de werknaam Beauforce kreeg, zou het aan te trekken kapitaal voornamelijk investeren in windenergie projecten van Econcern. Partijen hadden voor ogen dat ten minste € 500 miljoen zou worden opgehaald. De gemaakte afspraken over de te verrichten werkzaamheden zijn mondeling tot stand gekomen. In de zogenaamde “Retention Agreement” van 11 juni 2007 (hierna: de Retention Agreement) zijn voornamelijk financiële afspraken vastgelegd. Hierin is bepaald dat op basis van 45 weken per jaar [eiser] twee dagen, en [A] en [B] ieder drie dagen per week zouden werken ten behoeve van Econcern, dat Econcern hiervoor een maandelijkse vergoeding van € 56.000,00 aan Voltere was verschuldigd, alsmede dat de consultants een extra vergoeding zouden krijgen van respectievelijk € 2.500,00 ([eiser]) en € 1.500,00 ([A] en [B]) per dag die zij meer dan het overeengekomen aantal dagen zouden besteden aan werkzaamheden ten behoeve van Econcern. Daarnaast is overeengekomen dat extra kosten, zoals reiskosten, worden vergoed en voorziet de overeenkomst in een “succes-fee” van 0,2%. Voorts is in artikel 2.3 van de Retention Agreement bepaald:
“The Consultant Company[Voltere, toevoeging rechtbank]
may only assign his rights or delegate or subcontract his obligations under this Agreement with the prior written consent of the Company[Econcern, toevoeging rechtbank]
.”
en in artikel 7.1.1, voorzover van belang:
“If on performing the services, during a specific period, the Consultant Company/the Consultants[[eiser], [A] en [B], toevoeging rechtbank]
deploys less than the agreed number of days during 45 weeks on an annual basis per Consultant, for whatever reason (such as illness or another reason of absence), the management fee for the period concerned will only be payable proportionally and only the pro rata amount can be invoiced by the Consultant Company/the Consultants to the Company.”
3.3.
Voltere, die na haar oprichting de onder 3.2 genoemde overeenkomst van opdracht kennelijk heeft bekrachtigd, heeft in verband met de verrichte werkzaamheden van de consultants facturen aan Econcern gezonden. Econcern heeft een tweetal facturen van 9 juli 2008 van € 82.400,00 respectievelijk £ 32.375,70, alsmede een factuur van 11 augustus 2008 van € 66.250,62 onbetaald gelaten. Een factuur van 11 augustus 2008 van £ 26.426,57 is betaald na het uitbrengen van de dagvaarding. Deze laatste factuur was op verzoek van Econcern op naam van Evelop International B.V. ( thans genaamd: Econcern Power) gezet.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
Na wijziging van eis, vorderde [eiser] (na overname van de vordering van Voltere), samengevat, veroordeling van Econcern tot betaling van de hoofdsommen van € 148.650,62 en £ 32.375,70, vermeerderd met rente en (buitengerechtelijke) kosten, alsmede hoofdelijke veroordeling van Econcern en Econcern Power tot betaling van rente en kosten met betrekking tot de na het uitbrengen van de dagvaarding betaalde factuur van 11 augustus 2008 van £ 26.426,57. Vanwege de faillissementen van Econcern en Econcern Power en de voortzetting van dit geding door de curatoren, zijn voornoemde vorderingen van rechtswege teruggebracht tot rechtsvorderingen tot erkenning van de aan de oorspronkelijke rechtsvorderingen ten grondslag liggende vorderingsrechten. De door partijen over en weer ingenomen stellingen zal de rechtbank in die zin ‘vertalen’.
4.2.
De curatoren voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.3.
De curatoren vorderen in (voorwaardelijke) reconventie, indien hun beroep op verrekening in conventie niet mocht slagen en voor zover de curatoren meer van [eiser] te vorderen hebben dan omgekeerd en voor zover dit gelet op de incidentele vordering nog noodzakelijk is (hetgeen het geval is nu de incidentele vordering, die gelijk was aan de hieronder I weergegeven vordering, bij vonnis van 29 april 2009 is afgewezen) [eiser] te veroordelen binnen vijf dagen na het wijzen van vonnis schriftelijke verantwoording te doen aan de curatoren, door toezending aan hen van de volgende gegevens en gegevensdragers:
I - specificatie van alle aan Econcern gefactureerde door Voltere verrichte werkzaamheden, uitgesplitst per dag en per persoon ([eiser], [A], [B]) zodat inzichtelijk wordt wanneer wie wat heeft gedaan, daaronder begrepen een volledig overzicht wanneer, waar en door wie is gesproken of anderszins gecommuniceerd met welke potentiële investeerders, onder overlegging van alle onderliggende stukken en correspondentie;
- facturen en betalingsbewijzen ter zake van de kosten die Voltere aan Econcern in rekening heeft gebracht, voorzien van een toelichting waaruit volgt dat deze kosten
1) in redelijkheid moesten worden gemaakt 2) naar omvang redelijk zijn en 3) in het kader van de opdracht voor rekening van Econcern mochten worden gebracht;
- verantwoording over de wijze waarop Voltere de opdracht heeft uitgevoerd, waaronder begrepen een gemotiveerde uiteenzetting waaruit blijkt waarom Voltere meent op deze wijze het meest haalbare te hebben bereikt voor Econcern;
- het prospectus dat Voltere heeft samengesteld, met een gemotiveerde toelichting waarom dit prospectus naar haar overtuiging beantwoordt aan de daaraan te stellen eisen van professionaliteit, volledigheid en overtuigingskracht;
- verantwoording over de omstandigheid dat het prospectus geruime tijd ná aanvang van de opdracht nog steeds niet gereed was en waarom dit zo lang heeft moeten duren;
- alle stukken, e-mails, gespreksverslagen, correspondentie, notities, concepten enzovoorts die Voltere onder zich heeft (gekregen) in het kader van de opdracht, daaronder begrepen stukken die haar door Econcern ter beschikking zijn gesteld; stukken die Voltere te eigen behoeve heeft samengesteld, maar die zijn ontleend aan stukken van Econcern en/of die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de opdracht, en stukken die door Voltere zijn samengesteld met het oog op beschikbaarstelling aan Econcern;
dit alles op straffe van een dwangsom;
II [eiser] te veroordelen aan de curatoren een nader te bepalen bedrag te betalen ter zake van de schade die de boedel lijdt door de wanprestatie van Voltere plus wettelijke rente vanaf de dag van het ten deze te wijzen vonnis;
III [eiser] te veroordelen aan de curatoren een nader te bepalen bedrag te betalen ter zake van hetgeen Econcern onverschuldigd aan Voltere heeft betaald conform de door Voltere ingediende facturen, plus de wettelijke rente vanaf de dag van het ten deze te wijzen vonnis;
IV [eiser] te veroordelen in de kosten van deze procedure, plus wettelijke rente vanaf de dag van het ten deze te wijzen vonnis.
4.4.
[eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie

5.1.
Ter onderbouwing van hun verweer in conventie en hun (voorwaardelijke) reconventionele vordering voeren de curatoren het volgende aan. Voltere heeft het overeengekomen budget voor de door Voltere te verrichten werkzaamheden met ruim 70% overschreden, € 1,4 miljoen in plaats van € 840.000,00 (15 maanden x € 56.000,00) . De facturen van Voltere vermelden enorme uitgaven voor reis- en andere kosten en Voltere bracht meer gewerkte dagen in rekening dan in het contract was voorzien. Voltere heeft volgens de curatoren echter geen van de overeengekomen doelen bereikt. Volgens de curatoren:
- bleek Voltere niet in staat een deugdelijk prospectus samen te stellen ten behoeve van potentiële investeerders in het Beauforce fonds;
- heeft Voltere geen investeerders kunnen interesseren in dit fonds;
- heeft zij geen onderhandelingen gevoerd met geïnteresseerde partijen en
- heeft zij geen enkele investeerder bereid gevonden te investeren in het Beauforce fonds.
Voltere is volgens de curatoren toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Econcern doordat Voltere zich onvoldoende heeft ingespannen om het door Voltere en Econcern voorgestane resultaat te bereiken.
Voorts voeren de curatoren aan dat Voltere (later [eiser]) geen deugdelijke verantwoording heeft gedaan van de wijze waarop Voltere de opdracht heeft uitgevoerd. Gezien de hoogte van de door Voltere bedongen vergoeding en het uitblijven van enig positief resultaat, ligt het op de weg van - thans - [eiser] inzichtelijk te maken wat Voltere precies heeft gedaan en waarom dit zoveel tijd heeft gekost. Ook de aard en omvang van de door Voltere in rekening gebrachte expenses dient te worden gespecificeerd en onderbouwd met bewijsstukken, opdat de curatoren de betreffende declaraties op juistheid kunnen toetsen. Zolang [eiser] niet de hiervoor omschreven verantwoording heeft gedaan, kan van de curatoren niet worden verlangd dat zij de met de facturen corresponderende vorderingen, waarvan [eiser] in deze procedure erkenning vraagt, erkent. Het is immers geenszins denkbeeldig dat Econcern ten onrechte de eerdere facturen van Voltere heeft voldaan. In dit verband voeren de curatoren aan dat [eiser] in de periode juli-september 2007 aanzienlijk minder heeft gewerkt dan de overeengekomen twee dagen per week, waardoor [A] en [B] meer hebben gewerkt. Voltere kon niet enerzijds betaling verlangen voor niet verrichte arbeid van [eiser] en de compenserende werkzaamheden van [A] en [B] als meerwerk in rekening brengen. De curatoren zijn gerechtigd hun eventuele verplichting tot erkenning van de onderhavige vorderingen op te schorten totdat [eiser] verantwoording heeft gedaan. De curatoren zijn voorts gerechtigd hun vordering op [eiser] (uit aan Voltere onverschuldigd gedane betalingen en tot vergoeding van door Voltere veroorzaakte schade), waarvan de omvang nader zal worden vastgesteld aan de hand van de stukken en gegevens die [eiser] aan de curatoren ter beschikking moet stellen, te verrekenen met de in het geding zijnde factuurbedragen.
Ter comparitie hebben de curatoren voorts het hierna onder 5.7. e.v. te bespreken inhoudelijk verweer gevoerd tegen de hoogte van de onder 4.1. genoemde facturen.
5.2.
[eiser] betwist dat Voltere is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de opdracht. Voltere heeft zich wel degelijk voldoende ingespannen om het Beauforce fonds op te zetten en de beoogde financiering van tenminste € 500 miljoen binnen te halen. In dit verband heeft [eiser] het volgende aangevoerd. De zoektocht naar investeerders is begonnen met een roadshow met behulp van flyers, waarbij de markt werd afgetast. Eerst moest een zogenaamde cornerstone investor worden gevonden, in overleg met wie een prospectus zou worden opgesteld. Voltere heeft 270 potentiele investeerders bezocht (fysiek of via conference calls). Vaak vonden er meerdere contacten plaats met een potential. Voltere heeft 30 serieuze gegadigden gevonden. Het probleem was om de zogenaamde cornerstone investor te vinden. Iedereen wilde wel de tweede investeerder zijn, maar niet de cornerstone investor. Dit had alles te maken met de instorting van het financiële systeem in die periode. Om die reden was de contractsperiode van 15 maanden te kort. Uiteindelijk heeft Voltere met the European Investment Bank (hierna: EIB) toch een cornerstone investor gevonden. Naast EIB als cornerstone investor heeft Voltere Macquarie (een Australische bank) en FinPro (een Portugese investeringsmaatschappij) bereid gevonden om in Beauforce te investeren. Voltere mocht haar werk echter niet afmaken en is aan de kant geschoven. De bedoeling was dat EIB zou investeren in Beauforce en Beauforce op haar beurt in het Belwindproject. Uiteindelijk, nadat de werkzaamheden van Voltere geëindigd waren, heeft EIB rechtstreeks geld in het Belwindproject van Econcern gestoken. Het verweer van [eiser] tegenover de vordering tot het afleggen van rekening en verantwoording is dat alle door Voltere verrichte werkzaamheden in nauw overleg met Econcern hebben plaatsgevonden. Dat [A] en [B] extra dagen zijn gaan werken is ook gebeurd in overleg en met instemming van Econcern. Econcern heeft de facturen nooit betwist en deze altijd zonder voorbehoud betaald. Econcern heeft nooit gevraagd om specificaties, noch voor de ‘expenses’ noch voor de ‘fees’. Aangezien de facturen destijds zonder voorbehoud zijn betaald, kan van hem niet verlangd worden dat hij deze specificaties alsnog in het geding brengt, aldus [eiser]. [eiser] betwist voorts dat Econcern onverschuldigde betalingen heeft gedaan aan Voltere.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank hadden de curatoren in het licht van de gemotiveerde betwisting van [eiser] hun stelling dat Voltere zich onvoldoende heeft ingespannen het door partijen voorgestane resultaat te bereiken, nader moeten onderbouwen. Het enkele feit dat, zoals de curatoren hebben aangevoerd, het contract met EIB niet eerder dan in juli 2009 tot stand is gekomen en dat na beëindiging van de werkzaamheden door Voltere nog veel werk daartoe is verzet, rechtvaardigt niet de conclusie dat Voltere zich onvoldoende heeft ingespannen. Nu niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat Voltere is tekort geschoten jegens Econcern, ontvalt daarmee de grondslag aan de onder II gevorderde schadevergoeding.
5.4.
Ter adstructie van de stelling van - inmiddels - de curatoren, dat geenszins denkbeeldig is dat Econcern ten onrechte de eerdere facturen van Voltere heeft voldaan, is bij conclusie van antwoord aangevoerd dat Voltere niet betaling mocht verlangen voor niet verrichte arbeid van [eiser] en tegelijkertijd de compenserende werkzaamheden van [A] en [B] als meerwerk in rekening mocht brengen. In dezelfde conclusie van antwoord is echter ook gesteld dat Econcern destijds heeft gemeend [eiser] de nodige ruimte te moeten gunnen om privé problemen te verwerken en dat Econcern coulancehalve de gemaakte financiële afspraken niet ter discussie heeft gesteld. Ook al zou het zo zijn dat [eiser] vorenbedoelde periode minder dan twee dagen per week heeft gewerkt ([eiser] betwist dit, althans stelt dat hij gemiddeld altijd twee dagen per week heeft gewerkt), dan nog geldt dat Econcern hier blijkens haar eigen stellingen destijds mee heeft ingestemd. Gelet hierop kunnen de curatoren niet achteraf alsnog met een beroep op artikel 7.1 van de Retention Agreement met recht aanvoeren dat het loon van [eiser] aangepast had moeten worden in de periode juli – september 2007. Dit recht heeft Econcern destijds prijsgegeven. [eiser] heeft voorts betwist dat [A] en [B] compenserende werkzaamheden hebben verricht door te stellen dat hij een specifieke rol had, niet vergelijkbaar met die van [A] of [B], en dat hun werkzaamheden niet inwisselbaar waren. Smits deed het relatiebeheer, strategisch denken en de contacten met Econcern, [A] was gespecialiseerd in contracten en [B] in financiën, aldus [eiser]. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [eiser] hebben de curatoren onvoldoende aannemelijk gemaakt dat Voltere compenserende werkzaamheden van [A] en [B] als meerwerk in rekening heeft gebracht bij Econcern. Gelet op het hiervoor overwogene hebben de curatoren hun stelling dat Econcern onverschuldigde betalingen heeft gedaan aan Voltere, onvoldoende onderbouwd.
5.5.
Nu niet aannemelijk is geworden dat Voltere wanprestatie heeft gepleegd jegens Econcern en evenmin dat Econcern onverschuldigde betalingen heeft gedaan aan Voltere, kan hierin in ieder geval geen grond worden gevonden het onder I gevorderde toe te wijzen. Aangezien [eiser] voorts onweersproken heeft aangevoerd dat de werkzaamheden van Voltere gedurende het gehele traject hebben plaatsgevonden in overleg met Econcern en tot juni 2008 alle facturen zonder voorbehoud zijn betaald, staat daarmee vast dat Voltere heeft voldaan aan haar verplichting als opdrachtnemer tot het doen van rekening en verantwoording.
5.6.
Conclusie van het voorgaande is dat de vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen en dat het beroep op opschorting en verrekening in conventie faalt. De rechtbank zal thans beoordelen of de vorderingen tot betaling van de onbetaald gelaten facturen van Voltere moeten worden erkend.
Factuur van 9 juli van € 82.400,02
5.7.
Voorafgaand aan de comparitie van partijen heeft [eiser] per consultant specificaties overgelegd van de door de consultants gemaakte kosten, alsmede van de door [A] en [B] verrichte werkzaamheden. De curatoren stellen zich op het standpunt dat de factuur niet klopt omdat de ‘fees’ uit deze specificaties bij elkaar opgeteld uitkomen op een totaalbedrag van € 71.750,00, terwijl door Voltere voor ‘Total Consulting Fees’ een bedrag van
€ 74.000,00 wordt gefactureerd. De rechtbank constateert dat de door de curatoren gemaakte rekensom juist is. Deze is voorts door [eiser] niet weersproken. [eiser] heeft niet duidelijk gemaakt hoe Voltere naast de maandelijkse basisvergoeding van € 56.000,00 tot een vergoeding voor ‘Additional 12 days’ van € 18.000,00 is gekomen. De vordering zal voor een bedrag van € 2.250,00 (€ 74.000,00 -/- € 71.750,00) derhalve niet worden erkend.
5.8.
De curatoren betwisten voorts dat het noodzakelijk was om de gefactureerde ‘Additional 12 days’ te werken. [eiser] heeft in reactie hierop onweersproken aangevoerd dat [A] en [B] extra dagen zijn gaan werken in overleg en met instemming van Econcern. Het had vervolgens op de weg van de curatoren gelegen om toe te lichten waarom zij menen - hetgeen zij kennelijk doen - dat zij niet gehouden zijn om deze extra dagen te betalen. Dit hebben zij niet gedaan zodat de hiermee corresponderende vordering, met inachtneming van het onder 5.7. overwogene, zal worden erkend. Hetzelfde geldt voor de maandelijkse vergoeding van € 56.000,00 en de ‘expenses’. Ook deze zijn onvoldoende gemotiveerd betwist. In de specificaties is aangegeven welke werkzaamheden [A] en [B] op welke dagen hebben verricht ([eiser] heeft onweersproken aangevoerd dat hij tegenover Econcern niet hoefde te specificeren welke dagen hij wat had gedaan). De door [eiser], [A] en [B] gemaakte ‘expenses’ zijn eveneens per individu en per kostenpost gespecificeerd. Hiertegenover konden de curatoren niet volstaan met de stelling dat de ‘expenses’ niet zijn onderbouwd met bonnen en dat zij (dus) niet weten of de opgevoerde uren en kosten kloppen. De corresponderende vordering zal worden erkend.
Factuur van 11 augustus 2008 van € 66.250,62
5.9.
De curatoren betwisten de hoogte van deze factuur. De curatoren voeren in dit verband aan dat [B] op grond van de overeenkomst drie dagen in de week werkte zodat hij hooguit anderhalve dag extra kan hebben gewerkt en niet tweeënhalve dag. Nu [eiser] dit verweer niet heeft weerlegd, zal een bedrag van € 1.500,00 niet worden erkend. Voor het overige zal de vordering op grond van dezelfde overwegingen als ten aanzien van de onder 5.7 en 5.8 besproken factuur, als onvoldoende gemotiveerd weersproken, worden erkend.
De factuur van 9 juli 2008 van £ 32.375,70 van Bladonmore
5.10.
De curatoren stellen - kort samengevat - dat de factuur van £ 32.375,70 ziet op kosten van door Voltere ingeschakelde derden waarvan niet was overeengekomen dat de hiermee gemoeide kosten voor rekening van Econcern zouden komen. De kosten van dit communicatie-adviesbureau moeten door Voltere zelf gedragen worden omdat het gaat om werkzaamheden waarvoor reeds een vergoeding werd betaald via de overeengekomen maandelijkse ‘fee’ van € 56.000,00. Het betreft kosten die Voltere heeft gemaakt om haar eigen gebrek aan deskundigheid te compenseren, aldus de curatoren.
5.11.
Hiertegenover heeft [eiser] ter zitting aangevoerd dat uit de meeting notes (die niet zijn overgelegd) blijkt dat [C] (de contactpersoon bij Econcern van Voltere) ermee akkoord is gegaan dat Evelop (bedoeld wordt Evelop International B.V., inmiddels genaamd Econcern Power) de Bladonmore fees zou betalen. Het is ook heel gebruikelijk dat een gespecialiseerd bureau als Bladonmore wordt ingeschakeld voor de bewuste werkzaamheden. Ook bij Ampère I (een ander investeringsfonds dat projecten van Econcern zou financieren, bij de oprichting waarvan [eiser] eveneens was betrokken) is dat gebeurd. Aldus, nog steeds, [eiser].
5.12.
Ter zitting is door mr. Jurgens namens de curatoren in reactie hierop aangevoerd dat op grond van artikel 2.3 van de Retention Agreement voor het inschakelen van Bladonmore schriftelijke goedkeuring had moeten worden verleend door Econcern, hetgeen niet is gebeurd. Voorts heeft mr. Jurgens opgemerkt dat zij de door [eiser] aangehaalde meeting notes niet kent en heeft zij bij gebrek aan wetenschap betwist dat [C] mondeling toestemming heeft verleend voor het inschakelen van Bladonmore (op kosten van Econcern).
5.13.
De rechtbank gaat ervan uit dat waar [eiser] ter comparitie heeft verklaard dat [C] ermee akkoord is gegaan dat
Evelopde Bladonmore fees zou betalen, [eiser] de factuur voor de Bladonmore fees verwart met de hierna te bespreken – inmiddels betaalde – factuur voor de kosten van het Engelse advocatenkantoor SJ Berwin. Deze laatste factuur was op verzoek van Econcern op naam van Evelop International B.V. ( thans genaamd Econcern Power) gezet. De factuur met betrekking tot de Bladonmore fees is op naam van Econcern gezet. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat [eiser] bedoeld heeft te zeggen [C] ermee akkoord is gegaan dat
Econcernde Bladonmore fees zou betalen.
De rechtbank stelt voorop dat in het licht van het door [eiser] gevoerde verweer de curatoren onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat het bij de door Bladonmore verrichte werkzaamheden gaat om werkzaamheden waarvan het de bedoeling was dat Voltere die zelf zou verrichten en waarvoor reeds werd betaald via de overeengekomen ‘fee’ van
€ 56.000,00. Derhalve is onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 2.3 van de Retention Agreement (
”The Consultant Company may only assign his rights or delegate or subcontract his obligations under this Agreement with the prior written consent of the Company.”), zodat het schriftelijkheidsvereiste toepassing mist. Het voorgaande betekent dat over het inschakelen van Bladonmore en de hiermee gepaard gaande kosten separate afspraken moesten worden gemaakt tussen Voltere en Econcern. Met de onder 5.12 weergegeven stellingen hebben de curatoren onvoldoende gemotiveerd betwist dat [C] namens Econcern toestemming heeft verleend voor het inschakelen van Bladonmore op kosten van Econcern. Dit geldt temeer nu de door [eiser] in het geding gebrachte e-mail van 16 juni 2008 van [A] aan [C]
(“Attached the cost estimate we have agreed with Bladonmore. We’ll arrange payment against final invoice on same basis as legal fees”, productie 12 van [eiser]) de stellingen van [eiser] ondersteunt. Econcern en/of Evelop heeft/hebben immers ook de kosten van het Engelse advocatenkantoor SJ Berwin voor haar/hun rekening genomen.
5.14.
Gelet op het hiervoor overwogene zal ook de vordering van £ 32.375,70 voor de Bladonmore fees worden erkend.
Rente en kosten met betrekking tot de factuur van 11 augustus 2008 van £ 26.426,57
5.15.
Nu tegen deze vordering geen verweer is gevoerd, zal deze worden erkend, en wel evenals de overige deelvorderingen in het faillissement van Econcern, niet ook in het faillissement van Econcern Power. Het enkele feit dat de factuur destijds op verzoek van Econcern op naam van Evelop International B.V. ( thans genaamd Econcern Power) is gezet, is in onvoldoende om (ook) erkenning van de vordering in het faillissement van Econcern Power te verkrijgen. De werkzaamheden zijn immers uitgevoerd in opdracht van en ten behoeve van Econcern.
in conventie
5.16.
De vordering tot vergoeding van de wettelijke handelsrente over het erkende bedrag van iedere factuur telkens vanaf 14 dagen na de factuurdatum zal, als onweersproken, worden erkend, althans tot datum faillissement. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voor-werk II - niet worden erkend. [eiser] heeft immers niet gesteld dat Voltere kosten heeft gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [eiser] erkenning vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
5.17.
De curatoren zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding €  71,80
- griffierecht 4.784,00
- salaris advocaat
2.842,00(2,0 punten x tarief € 1.421,00)
Totaal €  7.697,80
De rechtbank ziet aanleiding de proceskosten in het geding tussen [eiser] en de curatoren in het faillissement van Econcern Power te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
5.18.
De curatoren zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 710,50 (1,0 punt x factor 0,5 x tarief € 1.421,00) aan salaris advocaat.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
laat [eiser] toe als concurrent schuldeiser in het faillissement van Econcern voor (a) de bedragen van € 80.150,02, € 64.750,62 en £ 32.375,70, alle bedragen vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag telkens vanaf 14 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop Econcern de factuur heeft ontvangen, tot de dag van faillissement, alsmede (b) de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over £ 26.426,57 vanaf 14 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop Econcern deze factuur heeft ontvangen, tot de dag van betaling (welke kennelijk is gelegen vóór datum faillissement),
6.2.
veroordeelt de curatoren in het faillissement van Econcern in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 7.697,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
compenseert de proceskosten in het geding tussen [eiser] en de curatoren in het faillissement van Econcern Power, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6.
wijst de vorderingen af,
6.7.
veroordeelt de curatoren in de faillissementen van Econcern en Econcern Power in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 710,50.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Bos en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2013.