ECLI:NL:RBMNE:2013:3478

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2013
Publicatiedatum
21 augustus 2013
Zaaknummer
16-657349-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heimelijk filmen van vrouwen in omkleedruimte en op het Centraal Station van Utrecht

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 augustus 2013 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het heimelijk filmen van vrouwen in een omkleedruimte en op het Centraal Station van Utrecht. De verdachte heeft in de periode van 1 juni 2012 tot en met 1 augustus 2012 in een omkleedruimte van het Louis Hartlooper Complex heimelijk filmopnamen gemaakt van medewerksters. Daarnaast heeft hij in de periode van 20 juli 2012 tot en met 22 juli 2012 heimelijk filmopnamen gemaakt van dames in een woning tegenover het Louis Hartlooper Complex. Op 26 juli 2012 heeft hij op het Centraal Station van Utrecht bij twee dames heimelijk filmopnamen onder hun rokjes gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan overtredingen van artikel 139f van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2:34 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2010 van de gemeente Utrecht. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaar en legde daarnaast een werkstraf van 40 uur op. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de feiten op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de verzamelde bewijsmiddelen, waaronder videofragmenten en getuigenverklaringen. De verdachte had eerder ook al strafbare feiten gepleegd die seksueel van aard waren, wat de rechtbank als zorgwekkend beschouwde. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een ambulante behandeling bij De Waag en een meldplicht bij de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-657349-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 21 augustus 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats] (Sri Lanka),
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 augustus 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. H.P. Verheyen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 1 juni 2012 tot en met 1 augustus 2012 in Utrecht in een omkleedruimte van het Louis Hartlooper Complex heimelijk filmopnamen heeft gemaakt van medewerksters/medewerkers van dit bedrijf;
Feit 2:
in de periode van 20 juli 2012 tot en met 22 juli 2012 te Utrecht heimelijk filmopnamen heeft gemaakt van dames in een woning gelegen tegenover het Louis Hartlooper Complex;
Feit 3:
op 26 juli 2012 op het centraal station te Utrecht bij twee dames heimelijk filmopnamen onder hun rokjes heeft gemaakt, welk feit ten laste is gelegd als het zich in de nabijheid van deze dames ophouden om ze te bespieden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft de camera niet in de kleedruimte van het Louis Hartlooper Complex geplaatst met de bedoeling om heimelijk medewerksters/medewerkers van dit bedrijf te filmen maar om een dief te betrappen die spullen van een collega van verdachte had weggenomen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit.
De verdediging heeft vrijspraak van dit feit bepleit omdat artikel 2:34 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2010 van de gemeente Utrecht, waarin het bespieden van personen wordt verboden, alleen in excessieve situaties moet worden toegepast. Volgens de raadsman is in het onderhavige geval geen sprake van een excessieve situatie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de periode van 1 juni 2012 tot en met 1 augustus 2012 in een omkleedruimte van het bedrijf Louis Hartlooper Complex een camera heeft geplaatst. Hij heeft daarmee filmopnamen van medewerksters en medewerkers van dit bedrijf gemaakt die zich daar aan het omkleden waren. Deze medewerkers waren er niet van op de hoogte dat zij door verdachte werden gefilmd. De camera was verwerkt in een kastje met afstandsbediening. De camera is op 26 juli 2012 onder verdachte in beslag genomen [2] .
Op 4 september 2012 heeft een digitaal rechercheur een in beslag genomen kastje met afstandsbediening onderzocht. Het betrof een verborgen camcorder. Er zat een geheugenkaart van 32 Gigabyte in de camera. Op drie directories op deze geheugenkaart waren videofragmenten te zien van een ruimte waar kledingkastjes stonden. Bij aanvang van ieder videofragment was te zien dat er een persoon de ruimte binnenkwam die zich hier ging omkleden. Er werden shirtjes en blouses omgewisseld voor shirtjes en schortjes bedrijfskleding met de opdruk Hartlooper.nl. In totaal werden 106 videofragmenten aangetroffen van dezelfde ruimte. In bijna alle gevallen zijn vrouwen te zien die zich aan het omkleden zijn. In enkele fragmenten zijn mannen te zien [3] .
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Aangezien verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak ten aanzien van dit feit heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 augustus 2013;
- een proces-verbaal digitaal onderzoek van 15 september 2012, genummerd PL26S0 2012037802-13, doorgenummerde pagina’s 37 e.v.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 26 juli 2012 rondom het centraal station te Utrecht zich in de nabijheid van twee dames heeft opgehouden om foto’s onder hun rokjes te maken. Hij deed dit met een pencamera die hij in een krantje had gewikkeld. De pencamera is op 26 juli 2012 onder verdachte in beslag genomen [4] .
De politie heeft de pencamera onderzocht die op 26 juli 2012 onder verdachte in beslag is genomen. De pen had een intern geheugen van 8 Gigabyte. In dit geheugen bevonden zich vijf videofragmenten die op en rondom het centraal station te Utrecht zijn opgenomen. Op twee van deze videofragmenten zijn opnames onder de rokken van twee vrouwen te zien [5] .
[benadeelde 1] stond met haar partner op 26 juli 2012 op een roltrap in Hoog Catharijne te Utrecht. Haar partner zag dat er iemand achter haar kwam staan. [benadeelde 1] schrok op het moment dat de politie haar vertelde dat iemand onder haar rok had gefilmd. Zij heeft hiertoe geen toestemming gegeven [6] .
[benadeelde 2] stond op 26 juli 2012 op een roltrap van het streekbusstation naar de hal van het centraal station te Utrecht. Ze liep telkens een tree omhoog. Enkele momenten later werd zij bij de winkel Bruna, gelegen op de grens van het station en Hoog Catharijne aangesproken door een politieagent. Hij zei dat [benadeelde 2] onder haar jurk was gefilmd [7] .
4.3.2
De te bespreken verweren
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit
De rechtbank acht het, gelet op de hierboven genoemde bewijsmiddelen, niet aannemelijk dat verdachte een camera in een kleedruimte van het Louis Hartlooper Complex heeft geplaatst om een dief te betrappen. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking de aard van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten die de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Artikel 2:34 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2010 van de gemeente Utrecht beoogt ongemerkte en door iedereen als ongewenst ervaren verstoring van de privacy te verbieden. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat met het heimelijk fotograferen onder rokjes van dames op/rondom het centraal station te Utrecht sprake is van een situatie waartegen dit wetsartikel bescherming beoogt te bieden. De rechtbank verwerpt daarom het verweer.
4.3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.1 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 1 juni 2012 tot en met 1 augustus 2012 te Utrecht, telkens gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een camera verwerkt in een kastje met afstandsbediening, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een aantal personen, te weten een aantal medewerksters/medewerkers van een bedrijf, te weten het Louis Hartloopercomplex, aanwezig op een niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in een omkleedruimte van dat bedrijf, afbeeldingen heeft vervaardigd;
2.
in de periode van 20 juli 2012 tot en met 22 juli 2012 te Utrecht, gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een fototoestel, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van personen, aanwezig in een of meer woningen gelegen tegenover cultureel centrum Louis Hartlooper Complex, een afbeelding heeft vervaardigd;
3.
op 26 juli 2012 te Utrecht op het station Utrecht Centraal, zich in de nabijheid van personen, te weten [benadeelde 1] en [benadeelde 2], heeft opgehouden met de kennelijke bedoeling deze persoon te bespieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1:
Gebruik maken van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd;
Feit 2:
Gebruik maken van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd;
Feit 3:
Overtreding van artikel 2:34 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2010 van de gemeente Utrecht, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot 5 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaren met oplegging van bijzondere voorwaarden zoals omschreven in het reclasseringsadvies van 23 juli 2013. Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie een geldboete van € 850,- gevorderd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf die de officier van justitie heeft gevorderd te hoog is. Verdachte wil zijn behandeling bij De Waag voortzetten zodat het geen bezwaar oplevert indien de rechtbank hem dit als bijzondere voorwaarde oplegt. Verdachte heeft momenteel werk waarmee hij € 260,- per week verdient. Een geldboete van € 850,- kan verdachte daarom moeilijk opbrengen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het heimelijk filmen van vooral dames. Hij heeft deze opnamen gemaakt in een omkleedruimte van het Louis Hartlooper Complex waar personen zich niet bekeken voelden terwijl zij zich omkleedden. Daarnaast heeft hij vanuit het Louis Hartlooper Complex filmopnamen gemaakt van dames die zich in een woning aan het omkleden waren. Ook deze dames waanden zich onbespied. Ten slotte heeft verdachte op roltrappen stiekem filmopnamen gemaakt onder rokjes van twee dames. Verdachte heeft met deze gedragingen inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de gefilmde personen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 augustus 2013, waaruit blijkt dat de verdachte op 24 juli 2008 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren wegens feitelijke aanranding van de eerbaarheid, het plegen van ontucht met iemand die jonger is dan 16 jaar, bezit van kinderpornografisch materiaal en computervredebreuk. De proeftijd liep van 15 mei 2009 tot en met 14 mei 2012. Verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten kort na afloop van deze proeftijd gepleegd. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd die seksueel getint waren. De rechtbank vindt het zorgwekkend dat verdachte, hoewel hij nog in behandeling bij De Waag was in het kader van voormelde veroordeling wegens zedendelicten, de bewezen verklaarde feiten pleegde.
Voorts heeft de rechtbank met betrekking tot de persoon van verdachte gelet op een reclasseringsadvies van 23 juli 2013, opgemaakt door R. Groenendaal, reclasseringswerker, waarin de reclassering adviseert om verdachte de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht, een gedragsinterventie GI-RN Cognitieve Vaardigheden en een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bereid is om zich aan voormelde bijzondere voorwaarden te houden. Verdachte is nog steeds in behandeling bij De Waag. Hij voert daar individuele gesprekken en zal, afhankelijk van de afloop van de onderhavige strafzaak, een emdr behandeling ondergaan. Verdachte wil graag dat de therapiesessies bij De Waag frequenter dan nu het geval plaatsvinden. Verdachte werkt via een uitzendbureau bij de Rabobank in de catering.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden ten aanzien van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal hierbij de bijzondere voorwaarden opleggen zoals die in voormeld reclasseringsadvies zijn verwoord. De rechtbank acht het van belang dat de behandeling van verdachte zo vormgegeven wordt dat hij frequenter therapiesessies bij De Waag zal ondergaan. Ten aanzien van feit 3 zal de rechtbank een werkstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis opleggen. De rechtbank zal voor dit feit geen geldboete opleggen omdat verdachte beperkte inkomsten heeft.

8.Het beslag

8.1
Verbeurdverklaring
De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen die aan verdachte toebehoren, te weten:
- een fotocamera, zwart, pencamera in krant gewikkeld;
- een harddisk + afstandsbediening + mini sd-kaart;
- een fotocamera, Sony Dxc-H10, + sd-kaart;
- een usb-stick,
zullen worden verbeurd verklaard, aangezien met behulp van deze voorwerpen het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde is begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 33, 33a,
57 en 139f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2:34 en 6:1 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2010 van de gemeente Utrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.3.3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:Gebruik maken van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd;
Feit 2:Gebruik maken van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd;
Feit 3:Overtreding van artikel 2:34 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2010 van de gemeente Utrecht, meermalen gepleegd;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde:
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 maanden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich houdt aan de aanwijzingen die Reclassering Nederland hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Veroordeelde moet zich binnen 3 werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis tussen 09.00 uur en 10.30 uur melden aan de balie van Reclassering Nederland, Stieltjesstraat 1 te Nijmegen;
5. deelneemt aan de volgende gedragsinterventie: GI-RN Cognitieve Vaardigheden;
6. zich houdt aan het behandelaanbod van De Waag, forensisch psychiatrische polikliniek, of een soortgelijke instelling, ook wanneer dit inhoudt een persoonlijkheidsonderzoek, groepsbehandeling dan wel training en/of individuele behandeling. De duur en intensiteit van het traject wordt door de behandelaars bepaald, in overleg met de reclassering;
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
40 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter,
mrs. Z.J. Oosting en V. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 augustus 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2012 tot en met 1 augustus 2012 te Utrecht, (telkens) gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een camera (verwerkt in een kastje met afstandsbediening), waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een aantal perso(o)n(en), te weten een aantal medewerkersters/medewerkers van een bedrijf, te weten het Louis Hartloopercomplex, aanwezig op een niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in een personeelsruimte/ omkleedruimte van dat bedrijf, een of meer afbeelding(en) heeft vervaardigd;
2.
hij op of omstreeks 20 juli 2012 tot en met 22 juli 2012 te Utrecht, gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een fototoestel, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een of meer perso(o)n(en), aanwezig in een of meer woningen (gelegen tegenover cultureel centrum Louis Hartlooper Complex) of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding heeft vervaardigd;
3.
hij zich op 26 juli 2012 te Utrecht (op het station Utrecht Centraal), zich in de nabijheid van een of meer perso(o)n(en), te weten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], heeft opgehouden met de kennelijke bedoeling deze persoon te bespieden.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt hierbij verwezen naar een bijlage bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de spoorwegpolitie Utrecht, genummerd PL26S0 2012037802, van 26 september 2012, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 72.
2.Proces-verbaal ter terechtzitting van 7 augustus 2013.
3.Proces-verbaal digitaal onderzoek, doorgenummerde pagina’s 28 en 29.
4.Proces-verbaal ter terechtzitting van 7 augustus 2013.
5.Proces-verbaal digitaal onderzoek, doorgenummerde pagina’s 33, 34 en 35.
6.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1], doorgenummerde pagina 50.
7.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2], doorgenummerde pagina 52.