4.3Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2], heeft op 22 april 2010 aangifte gedaan betreffende seksueel misbruik door de voormalige vriend van haar moeder, verdachte.
In de periode dat zij 13-14 jaar oud was, verbleef zij samen met haar moeder en verdachte op een camping in[plaats] of in een woning in Utrecht.Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar daar in deze periode meermalen heeft getongzoend.Verder verklaarde zij dat verdachte haar (blote) borsten, benen, buik en vagina heeft betast en met zijn vinger in haar vagina is geweest.
[getuige 1], de zus van aangeefster, was destijds circa 17 jaar oud. Zij verklaarde dat verdachte omstreeks dezelfde periode heeft gepoogd om haar te zoenen en zijn hand onder haar trui deed. Zij heeft hem toen weggeduwd.
[getuige 2], de moeder van aangeefster,heeft bevestigd dat zij omstreeks de betreffende periodeeen relatie met verdachte had.Zij zagen elkaar dan op de camping of in een woning in Utrecht..Aangeefster vertelde haar dat ze door verdachte was misbruikt.
[getuige 3], een nicht van de moeder van aangeefster,verklaarde dat zij in mei 2006nadat zij zag dat aangeefster terugdeinsde nadat haar man haar beetpakte om te dansen,aangeefster vertelde dat zij het gevoel had dat er wat was. Zij vroeg of er wellicht iets was gebeurd in haar leven. Nadat aangeefster daarop stilviel, begon aangeefster te huilen. Aangeefster vertelde schoorvoetend dat zij door verdachte seksueel was misbruikt in de periode dat zij samen met haar moeder op de camping stond. Zij vertelde dat zij verdachte aan zijn penis moest strelen en moest zoenen. Hij zou haar aan haar vagina gepakt hebben.
Verdachte heeft verklaard dat hij destijds een seksuele relatie had met de moeder van aangeefster en bij het gezin verbleef op de camping in [plaats] of in een woning te Utrecht.
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde. Daartoe heeft de raadsman betoogd dat de verklaring van aangeefster als onbetrouwbaar terzijde dient te worden geschoven, zodat algehele vrijspraak moet volgen.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar.
Aangeefster heeft op 30 maart 2010 een informatief gesprek gehad bij de politie, waarin zij vertelt dat zij seksueel is misbruikt door verdachte. In dit informatieve gesprek komen aspecten naar voren die duiden op een authentieke en geloofwaardige verklaring. Zo verklaart aangeefster dat zij op Hyves foto’s van verdachte heeft gezien met jonge meisjes. Toen zij deze foto’s zag werd ze heel boos. Toen haar eigen vriend haar aanraakte, schrok zij zo van hem dat ze hem een klap gaf.
Op 22 april 2010 doet zij vervolgens aangifte, waarbij zij een uitgebreide en gedetailleerde verklaring aflegt. Haar verklaring is consistent met het informatieve gesprek bij de politie en komt de rechtbank oprecht over.
Er zijn geen redenen aanwijsbaar voor het doen van valse aangifte of voor de aanwezigheid van een wraakmotief, zoals door en namens de verdachte is gesuggereerd. De rechtbank acht niet goed voorstelbaar dat aangeefster een valse aangifte zou doen tegen een eerdere partner van haar moeder die inmiddels al geruime tijd uit het leven van aangeefster en haar moeder is verdwenen. Geen van de gehoorde personen heeft enig belang kunnen noemen voor het doen van een valse aangifte. Ook is van belang dat uit de verklaring van getuige [getuige 3] juist volgt dat aangeefster, door aangifte te doen, de onlangs verbeterde relatie tussen aangeefster en haar moeder op het spel zette.
De verklaring van aangeefster vindt op essentiële punten steun in de verklaring van getuige [getuige 1]. Deze getuige, een zus van aangeefster die destijds circa 17 jaar oud was, heeft verklaard dat verdachte ook bij haar heeft geprobeerd soortgelijke handelingen te verrichten.
Tot slot vindt de verklaring van aangeefster op onderdelen steun in de verklaring van verdachte zelf. Hij verklaarde immers omstreeks de betreffende periode een seksuele relatie te hebben gehad met de moeder van aangeefster, waarbij hij af en toe verbleef op de camping in Cromvoirt dan wel in de betreffende woning in Utrecht.
De rechtbank zal voornoemd verweer dan ook verwerpen.
Bewijsminimum
Voorts heeft de raadsman betoogd dat de verklaring van aangeefster, tezamen met de verklaringen van de getuigen [slachtoffer], [getuige 2] en [getuige 1] heeft te gelden als één en dezelfde verklaring, en dat onvoldoende steun kan worden gevonden in de andere bewijsmiddelen (oftewel: er geen steunbewijs is) om te komen tot een bewezenverklaring.
Volgens het tweede lid van art. 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval
In het onderhavige geval vindt de tot het bewijs gebezigde verklaring van aangeefster voldoende steun in het overige bewijsmateriaal, te weten de hiervoor vermelde verklaring van [getuige 1], de zus van aangeefster, die een soortgelijk incident met verdachte heeft meegemaakt alsmede de verklaring van getuige [getuige 3], die omschrijft dat aangeefster opvallend terugdeinsde bij het dansen met haar man en vervolgens op haar vragen schoorvoetend en geëmotioneerd vertelde door verdachte te zijn misbruikt. Voornoemd verweer wordt dan ook verworpen.
Met de officier van justitie acht de rechtbank het onder primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder rubriek 5 zal worden uitgeschreven.