ECLI:NL:RBMNE:2013:3463

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juni 2013
Publicatiedatum
20 augustus 2013
Zaaknummer
16-656608-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door verdachte met kinderen aanwezig

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 juni 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte heeft, terwijl hij zijn kinderen bij zich had, de moeder van de kinderen bedreigd met de dood. Dit gebeurde via een WhatsApp-bericht en mondelinge bedreigingen, waarbij hij ook aangaf dat hij zichzelf en de kinderen van het leven zou beroven. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van 96 dagen eiste, waarvan 80 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De verdediging pleitte voor een lagere straf, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de bedreigingen en de impact op het slachtoffer zwaar wogen. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 96 dagen op, met een voorwaardelijk deel van 80 dagen en een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werd een werkstraf van 100 uur opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en psychische problemen. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij, de moeder van de kinderen, toegewezen tot een bedrag van € 350,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank gelastte ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, waarbij de verdachte een werkstraf van 60 uur moest verrichten in plaats van een gevangenisstraf van 30 dagen. De uitspraak benadrukt de ernst van bedreigingen binnen de context van gezinsrelaties en de noodzaak van begeleiding en behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/656608-12 en 16-656115-12 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 10 juni 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op[geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te ([postcode]) [woonplaats] aan de [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 mei 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie ten aanzien van de hoofdzaak en de vordering tot tenuitvoerlegging en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. van Gemert, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer].

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, die op dat moment samen met zijn kinderen was, de moeder van de kinderen heeft gedreigd om zichzelf en de kinderen van het leven te beroven.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en de verdediging niet een vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Het proces-verbaal van aangifte van[slachtoffer] d.d. 19 december 2012, opgenomen op pagina 22 tot en met 24 van het proces-verbaal dossiernummer PL0960 2012282898, van Politie Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 53.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2012, van [verbalisant 1], hoofdagent van Politie Utrecht en[verbalisant 2], aspirant van Politie Utrecht, opgenomen in het onder 1 genoemde proces-verbaal, pagina 17 tot en met 19.
De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d.
27 mei 2013.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 18 december 2012 te Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte, terwijl hij diens kinderen in zijn auto heeft meegenomen opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend via een Whats app bericht de woorden toegevoegd: “Ik pak in Papekop de eerste de beste trein”
en
(middels tussenpersoon [verbalisant 1], hoofdagent van Politie Utrecht) dreigend de woorden toegevoegd – zakelijk weergegeven – dat hij anders gas geeft en voor de trein gaat en dat hij [slachtoffer] terug wil en als dat niet lukt dat ze 3 kisten kan bestellen en dat [slachtoffer] anders contact moet opnemen met de uitvaartverzorger en dat hij in Duitsland of Oostenrijk van een klif wilde afspringen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 96 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 80 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met daarbij als bijzondere voorwaarden:
  • een meldingsgebod bij de reclassering;
  • een verplichte ambulante behandeling bij De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg;
  • dat verdachte zijn kinderen alleen mag zien in aanwezigheid van een andere persoon;
  • dat verdachte geen contact mag hebben met [slachtoffer], behalve in het bijzijn van derden.
Verder heeft de officier van justitie een werkstraf van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis gevorderd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd en heeft daartoe een aantal persoonlijke omstandigheden van verdachte genoemd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft, terwijl hij zijn kinderen bij zich had, de moeder van de kinderen, al dan niet via de politie, gedreigd om zichzelf en de kinderen van het leven te beroven. De moeder van de kinderen heeft enkele uren in grote angst en onzekerheid geleefd, zeker nu verdachte zich al eerder suïcidaal had uitgelaten en eerder in hun relatie geweld heeft gebruikt.
Het behoeft geen betoog dat zijn uitspraken zeer bedreigend moeten zijn geweest.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
  • een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 april 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten;
  • een de verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 28 februari 2013, opgemaakt door R. Brouwer. Het recidiverisico wordt door de reclassering als laag gemiddeld ingeschat. De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een verplichte ambulante behandeling bij De Waag of soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg;
  • een de verdachte betreffend aanvullend reclasseringsrapport d.d. 23 mei 2013, opgemaakt door R. Brouwer. Naast de geadviseerde bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport van 28 februari 2013 heeft de reclassering geadviseerd een contactverbod op te leggen met[slachtoffer] en de kinderen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;.
  • een de verdachte betreffend Pro Justitia rapport d.d. 25 oktober 2012, opgemaakt door drs. S.C. Beeckman, psycholoog. Hoewel deze rapportage is opgemaakt in een eerdere strafzaak, ziet de rechtbank aanleiding deze vrij recent opgemaakte rapportage ook in de huidige strafzaak te betrekken.
Gezien de aanwezigheid en de invloed van deze stoornis op zijn gedragingen en gedragskeuzes, werd in de betreffende strafzaak geadviseerd om verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 96 dagen een passende straf is, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopig hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal een deel van die gevangenisstraf, te weten 80 dagen, voorwaardelijk opleggen. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf maakt een verplichte begeleiding en behandeling van verdachte mogelijk en dient tevens te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig maakt aan het plegen van soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank ziet aanleiding om daarnaast als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] op te leggen, zoals hierna zal worden omschreven. Ook zal de rechtbank bepalen dat verdachte zijn kinderen alleen mag zien in aanwezigheid van een andere persoon, zolang als Bureau Jeugdzorg dat in overleg met de reclassering noodzakelijk acht. De rechtbank ziet aanleiding om een proeftijd van drie jaar aan het voorwaardelijk strafdeel te verbinden.
De rechtbank zal verder een werkstraf voor de duur van 100 uur, subsidiair 50 dagen opleggen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij

9.1.
De benadeelde partij [slachtoffer]
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert ten aanzien van het ten laste gelegde feit een schadevergoeding van € 350,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitieDe officier van justitie is van mening dat deze vordering geheel toegewezen dient te worden.
Het standpunt van de verdedigingDe verdediging verzoekt primair de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaring, subsidiair af te wijzen.
Het oordeel van de rechtbankDe rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 350,00, terzake van immateriële schade, een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht d.d. 29 november 2012.
is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 47 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 30 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 18 december 2012 aan verdachte is uitgereikt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding om van de hiervoor genoemde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, de tenuitvoerlegging te gelasten.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zal de rechtbank verdachte in de gelegenheid stellen een werkstraf voor de duur van 60 uur te verrichten in plaats van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22c, 22d, 24c, 36f en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 96 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 80 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
Zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
Zich onmiddellijk onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland laat stellen.
Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zolang deze instelling dat nodig vindt.
Zich (uiterlijk) binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland, Vivaldiplantsoen 200, 3353 JE Utrecht en zich hier gedurende de door Reclassering Nederland bepaalde perioden blijft melden, zo frequent en zolang als de reclassering dit gedurende de proeftijd nodig acht.
Zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering.
Gedurende de proeftijd op geen enkele wijze direct contact zoekt of heeft met [slachtoffer], behalve als dit contact plaatsvindt in het bijzijn van derden, zoals een advocaat of een medewerker van Bureau Jeugdzorg.
Gedurende de proeftijd dan wel zolang als de reclassering dat in overleg met Bureau Jeugdzorg noodzakelijk acht, zijn kinderen [A] en [B] alleen in bijzijn van een andere volwassene mag zien.
Geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte verder tot een taakstraf, bestaande deze straf uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 100 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De benadeelde partij
[slachtoffer]
Wijst de vordering van [slachtoffer], toe tot een bedrag van
€ 350,00 (zegge: driehonderdvijftig euro en nul eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 december 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer], voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer], € 350,00 (zegge: driehonderdvijftig euro en nul eurocent) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 december 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 7 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering tenuitvoerlegging
Gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank Utrecht d.d. 29 november 2012 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/656115-12 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.
Bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf van 60 uren.
Beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
Voorlopige hechtenisHeft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het onherroepelijk worden van dit vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter, mr. R.P. den Otter en mr. I.P.H.M. Severeijns, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A. Groenevelt-Timmer, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juni 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 18 december 2012 te Papekop, gemeente Oudewater en/of
Lopik, althans in het arrondissement Utrecht, en/of Roermond, althans in
Nederland,[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte, terwijl hij
diens kinderen in zijn auto heeft meegenomen opzettelijk voornoemde [slachtoffer]
dreigend
via een Whats app bericht de woorden toegevoegd :"Ik pak in Papekop de eerste
de beste trein", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
en/of
(middels tussenpersoon [verbalisant 1], hoofdagent van Politie Utrecht) dreigend
de woorden toegevoegd - zakelijk weergegeven - dat hij anders gas geeft en
voor de trein gaat en/of dat hij [slachtoffer] terug wil en als dat niet lukt dat ze
3 kisten kan bestellen en/of dat [slachtoffer] anders contact moet opnemen met de
uitvaartverzorger en/of dat hij in Duitland en/of Oostenrijk van een Klif
wilde afspringen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht