ECLI:NL:RBMNE:2013:3462

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juni 2013
Publicatiedatum
20 augustus 2013
Zaaknummer
16-657337-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht en onttrekking aan ouderlijk gezag van een minderjarige in hotelkamer

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 juni 2013 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die een vijftienjarig meisje, dat uit een instelling was weggelopen, zonder toestemming van haar ouders in een hotelkamer onderbracht. De verdachte heeft seksuele handelingen met het meisje gepleegd. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 27 mei 2013 gehouden, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht. De tenlastelegging omvatte ontucht met het minderjarige slachtoffer en het onttrekken aan het ouderlijk gezag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 juni 2012 het slachtoffer in een hotelkamer heeft ontmoet en dat hij wist dat zij minderjarig was en uit een instelling was weggelopen. De verdachte heeft erkend dat hij seksuele handelingen met het slachtoffer heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie als wettig en overtuigend beoordeeld en de verdediging verworpen.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder het slachtoffer, die schadevergoeding heeft gevorderd voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van het slachtoffer tot € 500,00 toegewezen, terwijl de vordering van een andere benadeelde partij tot € 250,00 is toegewezen. De rechtbank heeft de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte gelast.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/657337-12 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 10 juni 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [postcode]) [woonplaats 1] aan de [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 mei 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.J. de Pree, advocaat te Amersfoort, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer] en[benadeelde 1] en de toelichting op deze vorderingen, zoals gegeven door de raadsvrouw van deze benadeelde partijen,
mr. M.R. Bruins, advocaat te Alkmaar.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], die toen tussen de 12 en 16 jaren oud was, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer];
Feit 2: [slachtoffer] heeft onttrokken aan het ouderlijk gezag.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de verdediging vrijspraak bepleit en daartoe de hierna te noemen bewijsverweren gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaande feiten ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde:
[slachtoffer] (hierna te noemen: “[slachtoffer]”), geboren op [geboortedatum 2], [1] verblijft bij [instelling] in Zeist. Haar ouders hebben het gezag over haar. [2] Op 28 juni 2012 keert zij, nadat zij omstreeks 16.00 uur een uur met verlof was gegaan, niet op tijd terug bij deze instelling. [3] Enkele uren later, omstreeks 22.35 uur, wordt zij in gezelschap van verdachte aangetroffen in een hotelkamer van Hotel [naam 1] te [woonplaats 2]. [4]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij die dag wegliep uit voornoemde instelling, waarna zij verdachte ontmoette in Zeist. Zij was op dat moment samen met een vriendin en verdachte was samen met een vriend. [5] Zij ging daarop met verdachte mee naar voornoemd hotel. [6] Verdachte heeft bevestigd dat hij [slachtoffer] en haar vriendin die dag ontmoette en verklaarde dat hij op dat moment samen was met zijn vriend, [A]. Verdachte heeft erkend dat hij [slachtoffer] die dag heeft meegenomen naar voornoemd hotel, terwijl hij wist dat zij minderjarig was en was weggelopen uit [instelling]. [7]
Verdachte maakt gebruik van een mobiele telefoon met telefoonnummer[telefoonnummer 1]. [8]
Uit onderzoek volgt dat met dit telefoonnummer op 28 juni 2012 omstreeks 6.06 uur telefonisch contact is gezocht met nummer [telefoonnummer 2], het telefoonnummer van
Hotel [naam 1] te [woonplaats 2] [9] .
Diezelfde dag belt zijn telefoon tussen 7.08 uur en 14.00 uur meermalen uit naar het telefoonnummer van [slachtoffer], dat in zijn contactenlijst staat onder “[naam 2]”. [10]
Tussen 16.03 uur en 17.13 vindt het volgende sms-contact plaats tussen het telefoonnummer verdachte en [A]:
Uitgaand: 16.03 uur: “”
Kom we nemen ze nee ma hotel”
Inkomend: 16.04 uur:
“Je bent gek leeftijd hebben ze niet heb je rub hier bij”
Uitgaand: 16.05 uur:
“Ja heb ruber, nee man niks aan d hand”.
Uitgaand: 16.40 uur: “
Ja zkr” [11]
Uitgaand: 17.10 uur: “
Nee man lange slungel. Die kleine was leker. Maar zaterdag die 2
zkr.” [12] Inkomend: 17.13 uur:
“Is genoeg voor mij jackpot.” [13]
Verdachte heeft bevestigd deze sms-berichten te hebben verzonden en ontvangen. [14]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij in voornoemde hotelkamer is gezoend door verdachte, [15] door verdachte is gevingerd, de penis van verdachte heeft betast en geslachtsgemeenschap heeft gehad met verdachte. [16] Verdachte heeft erkend deze seksuele handelingen met [slachtoffer] te hebben begaan. [17]
Gezien het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierna bij de bewezenverklaring zal worden uitgeschreven.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2:
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen invloed zou hebben gehad op de onttrekking aan het gezag van [slachtoffer] aan haar ouders. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte [slachtoffer], nadat zij zelf de beslissing had genomen om weg te lopen uit de instelling waar zij verbleef, op die betreffende dag bij louter toeval tegenkwam. Tot dat moment kenden zij elkaar niet. Na deze eerste ontmoeting zou [slachtoffer] met verdachte zijn meegegaan en heeft hij haar op haar verzoek ondergebracht in de hotelkamer, aldus de verdediging.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit voornoemde feiten volgt niet alleen dat [slachtoffer] en verdachte elkaar al langer kenden en dat de betreffende ontmoeting geen toeval was, maar ook dat verdachte uren voor deze ontmoeting al telefonisch contact had met het hotel waar hij haar na deze ontmoeting onderbracht. Verdachte wist bovendien dat [slachtoffer] minderjarig was, in een instelling verbleef en al eerder was weggelopen.
Onder “onttrekken” in artikel 279 Sr. valt niet alleen het dynamische moment van het wegvoeren, maar ook het doen verkeren van een minderjarige buiten het (wettige) gezag.
Dat een minderjarige zelf het initiatief heeft genomen om weg te lopen, staat een bewezenverklaring dan ook niet in de weg (Vgl.LJN: BM3959, Hoge Raad, 14-09-2010, 08/04135).
De rechtbank stelt vast dat verdachte door zijn handelen in zodanige mate heeft bijgedragen aan de scheiding van [slachtoffer] en haar ouders, waardoor zij buiten het gezag van haar ouders kwam te staan, dat gezegd kan worden dat verdachte zich aan het wettig gezag heeft onttrokken in de zin van art. 279 Sr.
De rechtbank acht derhalve ook het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
op 28 juni 2012 te Maarsbergen, met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht, zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] gebracht, zijn penis laten betasten door die [slachtoffer] en die [slachtoffer] gezoend.
2.
op 28 juni 2012 te Maarsbergen, opzettelijk een minderjarige, te weten [slachtoffer] (geboren op[geboortedatum 2]), heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag, te weten het gezag dat haar ouders hadden, immers heeft verdachte toen die [slachtoffer] opgehaald en meegenomen naar een hotel en die [slachtoffer] zodanig feitelijk buiten de invloedssfeer van haar ouders gebracht, dat de uitoefening van het gezag door die ouders onmogelijk was geworden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
Feit 1: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die
bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 2: opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld
gezag.

7.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om, indien de rechtbank daaraan toekomt, een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd en heeft daartoe een aantal persoonlijke omstandigheden van verdachte genoemd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft [slachtoffer], nadat zij uit de instelling waar zij verbleef was weggelopen, zonder toestemming of medeweten van haar ouders ondergebracht in een hotelkamer. [slachtoffer] was op dat moment 15 jaar oud. In de hotelkamer heeft verdachte seksuele handelingen met haar gepleegd, die ook bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, door [slachtoffer] mee te nemen, eraan heeft bijgedragen dat haar familie gedurende enkele uren in grote angst en onzekerheid heeft geleefd. Het behoeft geen betoog dat het zeer verontrustend is als een minderjarige verdwenen is.
Voorts heeft verdachte door het plegen van de seksuele handelingen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer].
Minderjarigen bevinden zich in een gevoelige ontwikkelingsfase van hun leven en moeten gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht worden niet of in onvoldoende mate in staat te zijn zelf hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Zij genieten daarom op seksueel gebied bescherming tegen oudere, verder ontwikkelde personen. De wetgever heeft daarom het plegen van seksuele handelingen tussen volwassenen en kinderen beneden de 16 jaren strafbaar gesteld, ook wanneer dit met wederzijdse instemming gebeurt.
Daar komt nog bij dat [slachtoffer] op dat moment in een gesloten jeugdinstelling verbleef in verband met gedragsproblemen. Gezien deze omstandigheid bevond zij zich in een situatie van verhoogde kwetsbaarheid.
Verdachte, die destijds 30 jaar oud was, wist dat zij minderjarig was en was opgenomen. Hij had zich moeten realiseren dat er sprake was van een door de wet strafbaar gestelde ongelijkwaardige relatie. Verdachte is hierin ernstig tekortgeschoten en heeft zijn lustgevoelens laten prevaleren boven de belangen van [slachtoffer].
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 april 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 5 april 2013. De reclassering adviseert aan verdachte geen toezicht op te leggen.
Mede gelet op straffen die doorgaans voor soortgelijke delicten worden opgelegd, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat niet kan worden afgezien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet echter aanleiding om de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. De rechtbank zal een deel van die gevangenisstraf, te weten 4 maanden, voorwaardelijk opleggen. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf dient te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig maakt aan het plegen van soortgelijke strafbare feiten.

9.Het beslag

9.1
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerpen niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

10.Ten aanzien van de benadeelde partijen

10.1.
De benadeelde partij [slachtoffer]
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten een schadevergoeding van € 100,00 aan materiële schade en € 1.700,00 aan immateriële schade, dit alles bij wijze van voorschot en te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitieDe officier van justitie is van mening dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het standpunt van de verdedigingDe verdediging verzoekt primair de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair af te wijzen en meer subsidiair te matigen tot nihil.
Het oordeel van de rechtbankDe rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 500,00, zijnde immateriële schade, een rechtstreeks gevolg is van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de materiële schade af. Deze schade is eveneens opgevoerd door de ouders van [slachtoffer]. Zoals hierna volgt, zal de rechtbank deze schade aan de ouders toekennen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop de feiten werden gepleegd.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
10.2.
De vordering benadeelde partij[benadeelde 1]
De vordering
De benadeelde partij[benadeelde 1] vordert ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit een schadevergoeding van € 100,00 aan materiële schade, alsmede
€ 500,00 aan immateriële schade, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitieDe officier van justitie is van mening dat deze vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen.
Het standpunt van de verdedigingDe verdediging verzoekt primair de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair af te wijzen en meer subsidiair te matigen tot nihil.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 250,00 bestaande uit
€ 100,00 materiële schade en € 150,00 aan immateriële schade, een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 245 en 279 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die
bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 2: opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld
gezag.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 4 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Beslag
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen Nokia-telefoon.
De benadeelde partijen
[slachtoffer]
Wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 juni 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer], voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer], € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro en nul eurocent) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 juni 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
[benadeelde 1]
Wijst de vordering van[benadeelde 1] toe tot een bedrag van
€ 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro en nul eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 juni 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 1], voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij[benadeelde 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1],
€ 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro en nul eurocent), aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 juni 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 5 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.P.H.M. Severeijns, voorzitter, mr. R.P. den Otter en
mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. D.A. Groenevelt-Timmer, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juni 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 juni 2012 te Maarsbergen, gemeente Utrechtse Heuvelrug,
althans in het arrondissement Utrecht, met [slachtoffer], die de leeftijd
van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die Van
Amstel, hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer]
geduwd/gebracht, zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht,
zijn penis laten betasten door die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] gezoend;
art 245 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 28 juni 2012 te Maarsbergen, gemeente Utrechtse Heuvelrug,
althans in het arrondissement Utrecht,
opzettelijk een minderjarige, te weten [slachtoffer] (geboren op 04
november 1996), heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde
gezag (te weten het gezag dat haar ouders hadden) of aan het opzicht van
degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende (te weten
instelling [instelling]), immers heeft verdachte toen die [slachtoffer]
opgehaald en/of meegenomen naar een hotel en/of die [slachtoffer] zodanig
feitelijk buiten de invloedssfeer van haar ouders en/of [instelling]
gebracht, dat de uitoefening van het gezag door die ouders en/of De
Lindenhorst onmogelijk was geworden;
art 279 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] d.d. 30 juni 2013, opgenomen op pagina 177 van het proces-verbaal dossiernummer PL0981 2012144453, van Politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 229.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 december 2012.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 september 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 3.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 juni 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 172 en 173.
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 187.
6.Ibidem, pagina 185.
7.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 27 mei 2013.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 september 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 6.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2012, met bijlage, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 29.
10.Ibidem, pagina 29 en 30 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 september 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal,
11.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2012, met bijlage, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 38.
12.Ibidem, pagina 40.
13.Ibidem, pagina 50.
14.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 27 mei 2013.
15.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 189.
16.Ibidem, pagina 194.
17.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 27 mei 2013.