ECLI:NL:RBMNE:2013:3458

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 augustus 2013
Publicatiedatum
20 augustus 2013
Zaaknummer
C-16-346227 - HA ZA 13-446
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdige betaling griffierecht en gevolgen voor verstekverlening

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 28 augustus 2013, gaat het om de niet tijdige betaling van het griffierecht door gedaagde sub 1. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde sub 1, ondanks dat hij het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, dit alsnog heeft gedaan vóór het eindvonnis. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het verstek, dat normaal gesproken voortvloeit uit een niet tijdige betaling, is gezuiverd. De rechtbank heeft de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in overweging genomen, met name artikel 128 Rv en artikel 142 Rv, die betrekking hebben op de gevolgen van niet tijdige betalingen en de mogelijkheid tot het zuiveren van verstek.

De procedure begon met een dagvaarding en correspondentie tussen de griffier en gedaagde sub 1 over de niet tijdige betaling. Gedaagde sub 1 heeft erkend dat de betaling niet op tijd was, maar heeft aangevoerd dat dit te wijten was aan een communicatieprobleem en vakantieperikelen. De rechtbank heeft echter besloten om de gronden voor toepassing van de hardheidsclausule (artikel 127a lid 3 Rv) niet te beoordelen, omdat de betaling alsnog vóór het eindvonnis was gedaan.

De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat de zaak opnieuw op de rol zal komen op 9 oktober 2013, afhankelijk van de voortgang van de procedure. Dit vonnis benadrukt het belang van tijdige betalingen van griffierechten en de mogelijkheden voor partijen om verstek te zuiveren wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en onderstreept de noodzaak voor gedaagden om hun financiële verplichtingen tijdig na te komen om procesuele complicaties te voorkomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/346227 / HA ZA 13-446
Vonnis van 28 augustus 2013
in de zaak van

1.[eiser sub 1],

in zijn hoedanigheid van directeur van [bedrijf 1],
kantoorhoudende te Nieuwegein,
2.
[eiser sub 2],
in zijn hoedanigheid van directeur van [bedrijf 2],
kantoorhoudende te Utrecht,
eisers,
advocaat mr. G.A.M. de Vries te Woudenberg,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

wonende te [woonplaats 1],
gedaagde,
advocaat mr. J.T.M. Palstra te Arnhem,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. S.A. van der Velden te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eisers]c.s., [gedaagde sub 1] en[gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de brief van de griffier van 31 juli 2013 aan [gedaagde sub 1] over de niet-tijdige betaling van het griffierecht
  • de brief van de advocaat van [gedaagde sub 1] van 9 augustus 2013 over de niet-tijdige betaling van het griffierecht.

2.De beoordeling

2.1.
[gedaagde sub 1] is griffierecht verschuldigd vanaf zijn verschijning in het geding en moet ervoor zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort (artikel 3 WGBZ).
2.2.
De griffier heeft geconstateerd dat [gedaagde sub 1] het griffierecht niet tijdig heeft voldaan en heeft hem aangeschreven om te reageren op het feit dat er niet tijdig is betaald.
2.3.
In reactie hierop heeft [gedaagde sub 1] op zichzelf erkend dat het griffierecht niet tijdig is betaald, maar gesteld dat hij heeft betaald na de in de eerste aanmaning gestelde termijn van 14 dagen, zodat in zoverre de betaling wel als tijdig kan worden beschouwd. De niet tijdige betaling is volgens hem een gevolg van een communicatieprobleem in samenhang met vakantieperikelen.
2.4.
De rechtbank laat in het midden of de door [gedaagde sub 1] aangevoerde gronden voor toepassing van de hardheidsclausule (artikel 127a lid 3 Rv) slagen. Immers, ook indien dat niet het geval is, heeft [gedaagde sub 1] door na afloop van de betalingstermijn maar vóór het eindvonnis alsnog het verschuldigde griffierecht te betalen het verstek, dat ex artikel 139 Rv uit een dergelijke niet tijdige betaling voortvloeit, gezuiverd (artikel 128 lid 6 jo artikel 142 Rv). Aan de niet tijdige betaling van het griffierecht door [gedaagde sub 1] kunnen dan ook geen processuele gevolgen worden verbonden. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor voortprocederen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen:
  • indien opnieuw uitstel wordt verleend voor het nemen van een conclusie van antwoord: op de rol van
  • indien de conclusies van antwoord op 28 augustus 2013 worden genomen: op de rol van
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. Creutzberg en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2013.