ECLI:NL:RBMNE:2013:3404

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 augustus 2013
Publicatiedatum
16 augustus 2013
Zaaknummer
C-16-347726 - KG ZA 13-490 en C-16-347986 - KG ZA 13-507
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot hervatting gaslevering op camping en verbeurde dwangsommen

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vorderen de eisers, bestaande uit [eiseres], [eiser sub 1] en [eiser sub 2], dat de gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagden] c.s., worden verplicht om de gaslevering via het aanwezige gasleidingnet op de camping te hervatten. De eisers stellen dat zij recht hebben op gaslevering op basis van de huurovereenkomsten en dat de gaslevering op 16 maart 2013 is gestaakt. De voorzieningenrechter oordeelt dat er een spoedeisend belang is, maar dat de gedaagden een tijdelijke oplossing hebben aangeboden door flessen propaangas te leveren. De voorzieningenrechter concludeert dat de gedaagden niet gehouden zijn om het gasleidingnet te herstellen, omdat dit onveilig is en aanzienlijke kosten met zich meebrengt. De vordering van de eisers om de gaslevering via het leidingnet te hervatten wordt afgewezen, maar de gedaagden worden wel verplicht om op een andere manier gas te leveren aan de standplaatshouders. Daarnaast wordt de vordering van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] tot betaling van verbeurde dwangsommen van € 50.000,00 toegewezen, omdat de gedaagden niet hebben voldaan aan het eerdere vonnis. De proceskosten worden toegewezen aan de zijde van de gedaagden in de procedure tegen [eiseres], terwijl de kosten in de procedure tegen [eiser sub 1] en [eiser sub 2] worden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
vonnis in kort geding van 9 augustus 2013
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/16/347726 / KG ZA 13-490 van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1],
verder ook te noemen [eiseres],
eiseres,
advocaat mr. O.P. van der Linden te Utrecht,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[camping],
gevestigd en kantoorhoudende te[vestigingsplaats],
verder ook te noemen [gedaagde sub 1],
2.[gedaagde sub 2],
vennoot van [gedaagde sub 1],
wonende te '[woonplaats 2],
3.
[gedaagde sub 3],
vennoot van [gedaagde sub 1],
wonende te '[woonplaats 2],
gedaagden,
gezamenlijk ook te noemen[gedaagden]c.s.,
advocaat mr. M.P.G.M. Gorgels te ‘s-Hertogenbosch,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/16/347986 / KG ZA 13-507 van

1.[eiser sub 1],

wonende te [woonplaats 3],
verder ook te noemen [eiser sub 1],
2.
[eiser sub 2],
wonende te[woonplaats 4],
verder ook te noemen[eiser sub 2],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. O.P. van der Linden te Utrecht,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[camping],
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen [gedaagde sub 1],
2.[gedaagde sub 2],
vennoot van [gedaagde sub 1],
wonende te '[woonplaats 2],
3.
[gedaagde sub 3],
vennoot van [gedaagde sub 1],
wonende te '[woonplaats 2],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
verder gezamenlijk ook te noemen[gedaagden]c.s.,
advocaat mr. M.P.G.M. Gorgels te ‘s-Hertogenbosch.
[eiseres], [eiser sub 1] en[eiser sub 2] zullen gezamenlijk ook [eisers] c.s. worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedures blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties van [eiseres],
  • de dagvaarding met producties van [eiser sub 1] en[eiser sub 2],
  • de aanvullende producties van [eiseres],
  • de aanvullende producties van[eiser sub 1] en[eiser sub 2],
  • de producties van[gedaagden]c.s.,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van [eisers] c.s.,
  • de pleitnota van[gedaagden]c.s., tevens inhoudende een eis in reconventie in de procedure tegen[eiser sub 1] en[eiser sub 2],
  • de na de in beide procedures gezamenlijk gehouden mondelinge behandeling door partijen gezamenlijk nog in het geding gebrachte correspondentie.
1.2.
Ten slotte is in beide procedures vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De gemeente Utrecht is eigenaar van een stuk grond in Utrecht, waarop [camping], hierna ‘de camping’, is gevestigd. De gemeente heeft deze grond in erfpacht uitgegeven aan [gedaagde sub 1].[gedaagden]
2.2.
[gedaagden]c.s. exploiteert de camping en verhuurt standplaatsen aan verschillende gasten, hierna ‘standplaatshouders’, onder wie [eisers] c.s. Op de standplaatsen van de standplaatshouders, onder wie [eisers] c.s., staan chalets, die hun eigendom zijn.
2.3.
[olie- en gashandel], hierna [olie- en gashandel]’s, heeft op de camping een gasleidingennet gerealiseerd en geëxploiteerd. Zij heeft daartoe een exploitatieovereenkomst gesloten met[gedaagden]c.s. Op grond van die exploitatieovereenkomst heeft[gedaagden]c.s. twee standplaatsen op de camping verhuurd aan[olie- en gashandel], die daarop propaangastanks heeft geplaatst.[olie- en gashandel] heeft vervolgens met de meeste standplaatshouders, onder wie [eisers] c.s., overeenkomsten tot levering van propaangas, hierna ‘leverantieovereenkomsten’, gesloten, op grond waarvan deze standplaatshouders, onder wie [eisers] c.s., aan[olie- en gashandel] een vergoeding dienden te betalen voor de levering van propaangas.
2.4.
In 2012 heeft [gedaagde sub 1] het beheer van de camping overgedragen aan [BV], hierna ‘[bedrijfsnaam]’.
2.5.
[gedaagden] c.s. heeft vervolgens de exploitatieovereenkomst met[olie- en gashandel] opgezegd tegen 10 januari 2013, waarna[olie- en gashandel] de leverantieovereenkomsten met de standplaatshouders, onder wie [eisers] c.s., heeft opgezegd tegen dezelfde datum.
2.6.
[eiser sub 1] en[eiser sub 2] hebben bij de kantonrechter in deze rechtbank een procedure in kort geding aangespannen tegen [gedaagde sub 1]. Bij verstekvonnis van 10 januari 2013 heeft de kantonrechter in deze rechtbank de vordering van [eiser sub 1] en[eiser sub 2] toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom is gemaximeerd tot € 50.000,00. Het dictum van dit vonnis luidt als volgt:

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijk voorziening:
veroordeelt [gedaagde sub 1] om de opzegging aan[olie- en gashandel] Gas- en Oliehandel B.V. in te trekken en deze in staat te stellen door te gaan met de energieleverantie, dan wel gas te leveren via het op de camping aanwezige gasleidingennet totdat in een bodemprocedure anders is beslist, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag dat de gaslevering door toedoen van gedaagde onderbroken is op de camping, met een maximum van € 50.000,00;
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. (…);
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
2.7.
[gedaagde sub 1] is in verzet gekomen van dit vonnis, maar heeft dit verzet vervolgens ingetrokken.
2.8.
Ook een andere standplaatshouder, [A], heeft bij de kantonrechter in deze rechtbank een procedure in kort geding aangespannen, en wel tegen[gedaagden]c.s. [A] heeft gevorderd dat[gedaagden]c.s. hoofdelijk zou worden veroordeeld om ervoor zorg te dragen dat de gasleverantie via een gasvoorzieningensysteem werd gecontinueerd door[gedaagden]c.s. zelf dan wel een andere door haar in te schakelen partij, maar in elk geval op gelijke wijze en tegen gelijke kosten als toen bij dagvaarding het geval was en zonder onderbreking, zolang [A] de standplaats waarop het chalet staat, huurt, dit op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per (gedeelte van een) dag, alsmede dat het[gedaagden]c.s. zou worden verboden om (de aansluiting van [A] op) het centrale gasvoorzieningensysteem af te (doen) sluiten zolang [A] de standplaats waarop haar chalet staat feitelijk zal blijven huren, dit op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per (gedeelte van een) dag. De kantonrechter in deze rechtbank heeft deze vorderingen bij op tegenspraak gewezen vonnis van 10 januari 2013 toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsommen zijn gemaximeerd tot € 50.000,00.
2.9.
[gedaagden] c.s. heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis in de door [A] aangespannen procedure. Bij arrest van 12 februari 2013 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de door de kantonrechter uitgesproken veroordelingen in tijd beperkt tot 1 april 2013.
2.10.
Op 10 februari 2013 heeft[gedaagden]c.s. een overeenkomst gesloten met[olie- en gashandel], op grond waarvan[olie- en gashandel] gas heeft geleverd aan[gedaagden]c.s.[olie- en gashandel] heeft[gedaagden]c.s. daarvoor een vergoeding in rekening gebracht.[gedaagden]
2.11.
[gedaagden]c.s. heeft vervolgens gas geleverd aan de standplaatshouders die eerder leverantieovereenkomsten met[olie- en gashandel] hadden. Op 19 februari 2013 heeft[gedaagden]c.s. deze standplaatshouders een bedrag van € 450,00 per standplaats in rekening gebracht. Nog niet alle standplaatshouders hebben een vergoeding voor dit aan hen door[gedaagden]c.s. geleverde gas betaald.
2.12.
Op 16 maart 2013 was het door[olie- en gashandel] aan[gedaagden]c.s. geleverde gas op.
2.13.
De Belangenvereniging[naam 1], die – kort gezegd – de belangen behartigt van eigenaars en huurders van een chalet op de camping, heeft[gedaagden]c.s. toen in kort geding gedagvaard. Zij vorderde onder andere dat[gedaagden]c.s. werd geboden door te gaan met de levering van gas via het op de camping aanwezige leidingennet op gelijke condities als voorheen door[olie- en gashandel] Gas- en Oliehandel werden gehanteerd, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 voor iedere dag dat de gaslevering op de camping door toedoen van[gedaagden]c.s. is onderbroken. Bij vonnis op tegenspraak van 10 april 2013 heeft de voorzieningenrechter in deze rechtbank de vordering afgewezen, overwegende dat[gedaagden]c.s. eerst tot gaslevering behoeft over te gaan, nadat de leden van de Belangenvereniging ieder een voorschot op de door[gedaagden]c.s. te verzorgen gaslevering hebben betaald.
2.14.
In de tussentijd is CRU in staat van faillissement verklaard. Vanaf 1 april 2013 heeft[gedaagden]c.s. zelf weer het beheer over de camping gevoerd. Bij brief van 21 juni 2013 is aan de standplaatshouders bericht dat het beheer van de camping inmiddels is overgenomen door een derde, hierna [B]’.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
In de door [eiseres] aanhangig gemaakte procedure vordert[eiseres] dat[gedaagden]c.s. bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, wordt geboden de levering van het gas via het op de camping aanwezige gasnet te (doen) hervatten binnen drie werkdagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een aan [eiseres] te verbeuren dwangsom van € 5.000,00 per dag tot aan de dag dat er weer gas geleverd wordt; met veroordeling van[gedaagden]c.s. in de proceskosten.
3.2.
In de door [eiser sub 1] en[eiser sub 2] aanhangig gemaakte procedure vorderen [eiser sub 1] en[eiser sub 2] hetzelfde als [eiseres], namelijk dat[gedaagden]c.s. bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, wordt geboden de levering van het gas via het op de camping aanwezige gasnet te (doen) hervatten binnen drie werkdagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een aan zowel[eiser sub 1] als[eiser sub 2] te verbeuren dwangsom van € 5.000,00 per dag tot aan de dag dat er weer gas geleverd wordt; met veroordeling van[gedaagden]c.s. in de proceskosten.
3.3.
Daarnaast vorderen[eiser sub 1] en[eiser sub 2] dat[gedaagden]c.s. tevens wordt veroordeeld binnen één week na betekening van dit vonnis aan zowel[eiser sub 1] als aan[eiser sub 2] de verbeurde dwangsommen van € 50.000,00 te betalen.
3.4.
[gedaagden] c.s. voert verweer, waarop voor zover nodig voor de beoordeling in het navolgende zal worden ingegaan.
In reconventie
3.5.
In de door [eiser sub 1] en[eiser sub 2] aangespannen procedure vordert[gedaagden]c.s. in reconventie, dat [eiser sub 1] en[eiser sub 2] bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, worden veroordeeld tot opheffing van het op 4 juli 2013 gelegde conservatoire beslag op het erfpachtsrecht betreffende het registergoed aan de [adres 1] en[adres 2] te Utrecht, kadastraal bekend gemeente Utrecht, sectie L nummer [sectienummer], ingeschreven in het kadaster onder nummer [kadastraalnummer], binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag dat[eiser sub 1] en[eiser sub 2] hierin nalatig zijn; met veroordeling van[eiser sub 1] en[eiser sub 2] in de proceskosten.
3.6.
[eiser sub 1] en[eiser sub 2] voeren verweer, waarop voor zover nodig voor de beoordeling, in het navolgende zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie

4.1.
Op grond van hetgeen bij dagvaarding en ter zitting is gesteld, is het spoedeisend belang voldoende aangetoond.
Hervatting gaslevering
4.2.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de vordering van [eiseres] gezamenlijk te behandelen met het gelijkluidende deel van de vordering van [eiser sub 1] en[eiser sub 2], temeer daar[gedaagden]c.s. in beide procedures ook hetzelfde verweer heeft gevoerd.
4.3.
[eiseres], [eiser sub 1] en[eiser sub 2] (gezamenlijk in enkelvoud ook aangeduid als [eisers] c.s.) hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat[gedaagden]c.s. op basis van de huurovereenkomsten tussen[gedaagden]c.s. en [eisers] c.s. gehouden is tot gasleverantie via het op de camping aanwezige gasleidingnet, dat de gaslevering op 16 maart 2013 echter is gestaakt en daarna niet hervat.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat er in dit geding inderdaad vanuit moet worden gegaan dat[gedaagden]c.s. gehouden is gas te leveren aan [eisers] c.s. Daartoe wordt verwezen naar hetgeen het gerechtshof ter zake heeft overwogen in zijn hiervoor onder 2.9. genoemde arrest van 12 februari 2013, te weten dat [eisers] c.s. tot 10 januari 2013 continu gebruik heeft kunnen maken van het op de camping aanwezige aan[gedaagden]c.s. toebehorende gasleidingnet. Daardoor heeft [eisers] c.s. er volgens het gerechtshof gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat het kunnen betrekken van gas via die aansluiting op het gasleidingnet een eigenschap van de verhuurde standplaats was, om welke reden[gedaagden]c.s. gehouden is ervoor te zorgen dat er gas aan [eisers] c.s. wordt geleverd, in beginsel door middel van het aanwezige gasleidingnet.
4.5.
[gedaagden] c.s. heeft aangevoerd dat hij niet langer kan worden gehouden tot levering van gas via het aanwezige gasleidingnet, omdat dit te onveilig is. Hij heeft in dat verband verschillende stukken in het geding gebracht, die ter zitting nader zijn toegelicht, te weten:
  • een dwangsombesluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht van 26 juni 2013, op grond waarvan het[gedaagden]c.s. is verboden de propaantanks in gebruik te nemen, voordat de leidingen zijn gekeurd en de naar aanleiding daarvan gebleken noodzakelijke voorzieningen zijn getroffen;
  • een onderzoeksrapport van[C] van “[B.V.]” te Oss van 23 januari 2013, waarin wordt geconcludeerd dat de propaangasinstallatie sterk is verouderd/verwaarloosd, en dat het is aanbevolen om op zo kort mogelijke termijn actie te ondernemen; en
  • een brief van[olie- en gashandel] van 12 juli 2013, waarin is vermeld dat de gasinstallatie op 27 mei is afgekeurd en dat de secties van de installatie nader zijn onderzocht, uit welk onderzoek is gebleken dat geen van de geteste secties aan de normen voldoet, waardoor wordt geadviseerd een geheel nieuw netwerk aan te leggen.
4.6.
[gedaagden] c.s. heeft daarbij aangevoerd dat hij niet kan worden gehouden tot herstel van het gasleidingnet, omdat dit uitgaven vereist die redelijkerwijs niet van hem kunnen worden gevergd als bedoeld in artikel 7:206 BW. In dat verband heeft[gedaagden]erop gewezen dat de camping reeds economisch is overgedragen aan[B], die naar verwachting binnen afzienbare tijd ook juridisch eigenaar daarvan zal worden.[B] is met betrekking tot de overdracht van het erfpachtsrecht in overleg met de gemeente, die zich positief heeft uitgelaten over een overdracht aan hem.[B] heeft het voornemen om de bestaande propaangasinstallatie alsdan te vervangen door een aardgasinstallatie en is daarover in overleg met netwerkbeheerder Stedin, aldus[gedaagden]c.s.
4.7.
Driessen c.s. heeft voorts aangevoerd dat hij, vooruitlopend op de aanleg van de aardgasinstallatie, in overleg met[B] aan [eisers] c.s. (en de overige standplaatshouders) een tijdelijke oplossing aanbiedt, welke inmiddels bij de campingreceptie is gepubliceerd. Die tijdelijke oplossing bestaat uit de levering van flessen propaangas tot 33 kg, waarbij desgewenst twee flessen aan elkaar kunnen worden gekoppeld, tegen een vergoeding die gelijk is aan gas via het gasleidingnet.[B] heeft in dat verband toegezegd om de flessen zonder meerprijs in de chalets af te leveren en aan te sluiten, indien nodig binnen een uur na daartoe van de standplaatshouders verkregen opdracht, zo blijkt uit een daartoe na de mondelinge behandeling in het geding gebrachte brief van[B] aan mr. Gorgels van 25 juli 2013, waarnaar[gedaagden]c.s. in dit verband heeft verwezen.
4.8.
[eisers] c.s. heeft zich na de mondelinge behandeling, bij brief aan[gedaagden]c.s. van 26 juli 2013, die diezelfde dag ook in het geding is gebracht, verweerd tegen de aangeboden tussenoplossing. Aan dat verweer wordt echter – zoals hierna nog zal worden overwogen – voorbij gegaan. Uit hetgeen[gedaagden]c.s. heeft aangevoerd, onderbouwd met onder andere het dwangsombesluit, maakt de voorzieningenrechter namelijk op, dat een verantwoorde inwerkinghouding van het gasleidingnet op de camping niet mogelijk is zonder tot algehele vervanging daarvan over te gaan. De voorzieningenrechter overweegt in dat verband dat dit, gelet op de aangevoerde verkoop van de camping aan[B] en diens plannen voor de aanleg van een aardgasnet, thans niet van[gedaagden]c.s. kan worden verlangd, nu[gedaagden]c.s. een tussenoplossing heeft aangeboden, waarmee de belangen van[eisers] c.s. naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende worden gewaarborgd.[gedaagden]c.s. komt met deze tussenoplossing immers zijn verplichting om gas te leveren aan [eisers] c.s. voldoende na.
4.9.
Hetgeen [eisers] c.s. in dit verband heeft gesteld, maakt dat niet anders:
  • [eisers] c.s. heeft gesteld dat gas in flessen, in tegenstelling tot gas in een leidingennet, bij strenge vorst kan bevriezen. Vooralsnog wordt echter geen strenge vorst verwacht (dit vonnis wordt immers in de maand augustus uitgesproken), zodat die omstandigheid geen spoedeisend belang oplevert bij toewijzing van de vordering van [eisers] c.s. om[gedaagden]c.s. te gebieden de levering van het gas via het aanwezige gasleidingennet te (doen) hervatten.
  • [eisers] c.s. heeft erop gewezen dat gasflessen kunnen omvallen, waardoor zij onveiliger zijn dan gas in een leidingnet. De voorzieningenrechter overweegt echter dat dit geen onoverkoombaar probleem is, nu sprake is van een tijdelijke situatie, waarin bovendien wel enige oplettendheid van [eisers] c.s. mag worden verwacht. De voorzieningenrechter gaat er overigens vanuit dat partijen in goed onderling overleg op dit punt tot een veilige oplossing zullen komen.
  • [eisers] c.s. heeft erop gewezen dat gasflessen onopgemerkt op kunnen raken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het echter weinig bezwaarlijk voor partijen om, in goed onderling overleg, zorg te dragen voor een meter, die de resterende hoeveelheid gas aangeeft. Ook hierbij geldt overigens dat wel enige oplettendheid van [eisers] c.s. mag worden verwacht.
  • [eisers] c.s. heeft gewezen op de noodzaak van extra voorzieningen voor de opslag van gasflessen, alsmede voor de koppeling daarvan. Volgens de voorzieningenrechter mag ervan uit worden gegaan dat de noodzakelijke voorzieningen in beginsel door[B] zullen worden verstrekt en niet door [eisers] c.s. zelf behoeven te worden aangeschaft. Overigens wordt het aanschaffen van noodzakelijke voorzieningen door [eisers] c.s. zelf niet bezwaarlijk geacht, nu gesteld noch gebleken is dat daarmee hoge kosten zijn gemoeid.
  • [eisers] c.s. meent dat flessengas geen goed alternatief is voor wie zijn chalet verhuurt aan een mogelijk slordige huurder. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter rechtvaardigt dit bezwaar echter geen toewijzing van de vordering van [eisers] c.s., nu van een verhuurder mag worden verwacht dat hij zijn huurder afdoende instrueert.
  • [eisers] c.s. heeft gesteld dat het nog maar de vraag is of een depot met gasflessen wel is toegestaan. Volgens haar is een afgesloten plaats met een ruimte van minimaal zeven meter eromheen noodzakelijk. In dat verband wordt overwogen dat het opslaan van gasflessen ongetwijfeld aan voorschriften is gebonden, maar dat niet gesteld is dat deze regels zodanig zijn, dat geen passende (tijdelijke) oplossing kan worden geboden. [eisers] c.s. heeft overigens niet aangegeven welk specifiek voorschrift zij bedoelt. Aan de gestelde ruimte van zeven meter wordt reeds voorbijgegaan omdat niet duidelijk is of daarmee wordt gedoeld op de te hanteren ruimte rondom ieder chalet of rondom de opslagplaats.
  • [eisers] c.s. heeft erop gewezen dat het tot de verantwoordelijkheden van[gedaagden]c.s. behoort om het aanwezige gasleidingnet te onderhouden, welke verantwoordelijkheid niet ophoudt te bestaan doordat er gebreken aan het net zijn ontstaan. De voorzieningenrechter overweegt dat het in het kader van dit kort geding voldoende is dat het net thans zodanig beschadigd is, dat het, zoals hiervoor reeds is overwogen, zonder algehele vervanging niet meer kan – en blijkens het dwangsombesluit evenmin mag – worden gebruikt.
  • Volgens [eisers] c.s. kan het gasleidingnet worden hersteld, waarbij de herstelkosten zijn te overzien. Nu [eisers] c.s. die stelling niet nader onderbouwd met verifieerbare stukken, wordt daar echter aan voorbijgegaan. Zoals hiervoor reeds is overwogen, wordt ervan uitgegaan dat herstel op punten niet mogelijk is, zodat een algehele vervanging noodzakelijk is.
  • [eisers] c.s. heeft erop gewezen dat[B] volgens[gedaagden]c.s. in verband met de aangeboden tijdelijke oplossing bij de receptie een brief zou hebben opgehangen, maar dat zij daarmee niet bekend is. De voorzieningenrechter overweegt dat ervan uit wordt gegaan dat[B] zich, ongeacht de inhoud van die brief, zal houden aan de tijdelijke oplossing, zoals die in deze procedure is toegezegd en vermeld in r.o. 4.7.
  • [eisers] c.s. heeft gesteld dat de aangeboden tijdelijke oplossing geen voorziening bevat voor verminderd huurgenot als gevolg van het niet kunnen beschikken over leidinggas. De vraag of al dan niet sprake is van verminderd huurgenot gaat het bestek van deze procedure in kort geding echter te buiten.
4.10.
Al met al leveren de door[eisers] c.s. gestelde omstandigheden naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang op bij toewijzing van de vordering van [eisers] c.s. om[gedaagden]c.s. te gebieden de levering van het gas via het aanwezige gasleidingnet te (doen) hervatten, ook niet ingeval die in hun onderlinge samenhang worden bezien, in aanmerking genomen dat dit net blijkens het dwangsombesluit thans niet mag worden gebruikt en[gedaagden]c.s., zoals is overwogen in r.o. 4.7., een redelijke tijdelijke tussenoplossing heeft aangeboden., in afwachting van de overname van (het erfpachtsrecht met betrekking tot) de camping door[B] en de aanleg van een aardgasnet. Aldus zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
4.11.
Ten overvloede wordt overwogen dat de afwijzing van dit deel van de vordering onverlet laat dat[gedaagden]c.s. naar het oordeel van de voorzieningenrechter gehouden is tot het op een andere manier dan via het aanwezige gasleidingnet leveren van gas aan de standplaatshouders, onder wie [eisers] c.s.
Verbeurde dwangsommen
4.12.
Met betrekking tot de vordering van [eiser sub 1] en[eiser sub 2], tot betaling van de zowel [eiser sub 1] als aan[eiser sub 2] de verbeurde dwangsommen van € 50.000,00, wordt het volgende overwogen.
4.13.
[eiser sub 1] en[eiser sub 2] beschikken reeds over een executoriale titel jegens [gedaagde sub 1], namelijk het verstekvonnis van 10 januari 2013. Dat neemt niet weg dat zij in dit geval belang hebben bij een tweede titel. [eiser sub 1] en[eiser sub 2] hebben immers gesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de vraag of de in het verstekvonnis opgenomen dwangsom wordt verbeurd per overtreding of per eiser. Ook hebben [eiser sub 1] en[eiser sub 2] gesteld dat zij hun bestaande titel jegens [gedaagde sub 1] niet ten uitvoer kunnen leggen jegens de vennoten van [gedaagde sub 1], terwijl die ingevolge artikel 18 WvK hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de voldoening van de schulden van [gedaagde sub 1] en mogelijk meer verhaal bieden dan [gedaagde sub 1].
4.14.
De voorzieningenrechter overweegt dat uit het dictum van het vonnis, dat is geciteerd in overweging 2.6., blijkt dat de dwangsom wordt verbeurd per onderbreking van de gaslevering op de camping. Daaruit volgt dat verbeurde dwangsommen slechts éénmaal per gebeurtenis verschuldigd zijn, en niet zowel aan [eiser sub 1] als aan[eiser sub 2]. Overigens overweegt de voorzieningenrechter in dit verband dat het ingezette, maar vervolgens ingetrokken, verzet ertoe heeft geleid dat het verstekvonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Nu tussen partijen niet in geschil is dat[gedaagden]vervolgens met ingang van 16 maart 2013 is opgehouden gas te leveren, is vanaf die dag € 5.000,00 per dag aan dwangsommen verbeurd, zodat op 25 maart 2013 het maximum van € 50.000,00 was bereikt.[gedaagden]
4.15.
[gedaagden]c.s. heeft in dit verband aangevoerd dat het verstekvonnis is achterhaald door het in de procedure tussen de Belangenvereniging en[gedaagden]c.s. gewezen vonnis van 10 april 2013, maar daaraan wordt voorbij gegaan, omdat[gedaagden]geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid op te komen tegen het verstekvonnis van 10 januari 2013 en het maximale bedrag aan dwangsommen reeds vóór het vonnis van 10 april 2013 was verbeurd. Tot het vonnis van 10 april 2013 werd de rechtsverhouding tussen partijen bepaald door het vonnis van 10 januari 2013. Aldus is[gedaagden]gehouden de verbeurde dwangsommen te betalen.
4.16.
Met betrekking tot de gestelde onmogelijkheid om het vonnis van 10 januari 2013 ten uitvoer te leggen tegen de vennoten van [gedaagde sub 1], overweegt de voorzieningenrechter dat op grond van het voorgaande moet worden aangenomen dat [gedaagde sub 1] jegens [eiser sub 1] en[eiser sub 2] een schuld heeft van € 50.000,00. Nu de vennoten van [gedaagde sub 1] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van [gedaagde sub 1], is het niet onredelijk dat [eiser sub 1] en[eiser sub 2] de jegens [gedaagde sub 1] verkregen titel ook jegens haar vennoten ten uitvoer willen leggen. Nu[gedaagden]c.s. zich ter zake niet heeft verweerd, zal de vordering in zoverre worden toegewezen.
Proceskosten
4.17.
Met betrekking tot de in de procedure tussen [eiseres] en[gedaagden]c.s. gevallen proceskosten wordt overwogen dat [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, welke kosten aan de zijde van[gedaagden]c.s. worden begroot op:
  • griffierecht €  589,00
  • salaris advocaat
Totaal €  1.405,00
4.18.
Met betrekking tot de in de procedure tussen [eiser sub 1] en[eiser sub 2] enerzijds en[gedaagden]c.s. anderzijds in conventie gevallen proceskosten wordt overwogen dat deze op de in het dictum te vermelden wijze zullen worden gecompenseerd, nu elk van partijen is te beschouwen als op enig punt in het ongelijk gesteld.
In reconventie
4.19.
Driessen c.s. heeft aan zijn vordering tot opheffing van het door[eiser sub 1] en[eiser sub 2] gelegde conservatoir beslag ten grondslag gelegd dat hun vordering in conventie dient te worden afgewezen.
4.20.
De voorzieningenrechter overweegt dat uit hetgeen in conventie is overwogen volgt dat de vordering in conventie in ieder geval deels zal worden toegewezen, zodat ervan moet worden uitgegaan dat er voldoende grond is voor het gelegde beslag en geen aanleiding bestaat om tot opheffing over te gaan. Aldus zal de vordering worden afgewezen.[gedaagden]
4.21.
[gedaagden]c.s. dient als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie te worden veroordeeld in de in reconventie gevallen proceskosten, waarbij de kosten aan de zijde van [eiser sub 1] en[eiser sub 2] worden begroot op nihil.

5.De beslissing

de voorzieningenrechter,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/16/347726 / KG ZA 13-490
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van[gedaagden]c.s. tot op heden begroot op € 1.405,00,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/16/347986 / KG ZA 13-507
in conventie
5.3.
veroordeelt[gedaagden]c.s. om binnen één week na betekening van dit vonnis aan [eiser sub 1] en[eiser sub 2] gezamenlijk de verbeurde dwangsommen van € 50.000,00 te betalen,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure in conventie tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen van[gedaagden]c.s. af,
5.8.
veroordeelt[gedaagden]c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eiser sub 1] en[eiser sub 2] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2013.