ECLI:NL:RBMNE:2013:3399

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
16 augustus 2013
Zaaknummer
UTR 12-2699
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevriezing van tarieven voor agrarisch natuurbeheer en belanghebbendheid van de vereniging Veelzijdig Boerenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vereniging Veelzijdig Boerenland en het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht. De zaak betreft de bevriezing van de tarieven van de beheervergoedingen voor agrarisch natuurbeheer voor het begrotingsjaar 2012, zoals vastgesteld in een besluit van 4 oktober 2011. Eiseres, de vereniging Veelzijdig Boerenland, was het niet eens met de beslissing van verweerder om haar bezwaar tegen dit besluit niet-ontvankelijk te verklaren, omdat zij geen belanghebbende zou zijn. De rechtbank heeft eerst onderzocht of het primaire besluit een algemeen verbindend voorschrift of een concretiserend besluit van algemene strekking is. De rechtbank concludeert dat het primaire besluit geen zelfstandige normstelling bevat, maar een concretisering van de norm die is neergelegd in de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer provincie Utrecht. Dit betekent dat eiseres in haar bezwaar en beroep kan worden ontvangen.

Vervolgens heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder eiseres ten onrechte niet als belanghebbende heeft aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat het bevriezen van de tarieven de financiële positie van de agrarische ondernemers raakt, en dat eiseres een collectief belang behartigt dat rechtstreeks bij het primaire besluit betrokken is. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Verweerder is opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak, zonder dat er een termijn is gesteld, omdat er nog twee andere zaken over dezelfde kwestie aanhangig zijn. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden en dat verweerder in de proceskosten moet worden veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 12/2699

uitspraak van de meervoudige kamer van 9 juli 2013 in de zaak tussen

de vereniging Veelzijdig Boerenland, te Haarlem, eiseres

(gemachtigde: mr. P. Sipma),
en

het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht, verweerder

(gemachtigden: ir. A.J. Bok, drs. M.M.W. Hoevenaars, mr. dr. H.J. de Vries en mr. P. van het Veer).

Procesverloop

Bij besluit van 4 oktober 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder de subsidieplafonds, aanvraagperioden en tarieven van de beheervergoedingen voor agrarisch natuurbeheer voor het begrotingsjaar 2012 vastgesteld ten behoeve van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer provincie Utrecht, de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur & Landschap provincie Utrecht, de Subsidieregeling Agrarisch natuurbeheer provincie Utrecht, de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling Agrarisch natuurbeheer.
Bij besluit van 3 juli 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres hiertegen niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaken UTR 12/2752 en UTR 12/2722, plaatsgevonden op 25 april 2013. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door[A] en haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.

Overwegingen

1.
Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekendgemaakt voor 1 januari 2013.
2.
Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres geen belanghebbende is bij het primaire besluit.
3.
Voordat de rechtbank toekomt aan beoordeling van de vraag of eiseres terecht niet als belanghebbende is aangemerkt door verweerder, ziet zij zich eerst geplaatst voor de vraag of het primaire besluit een besluit is waartegen bezwaar en beroep open staat.
4.
Op grond van artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel.
5.
De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit geen zelfstandige normstelling bevat, maar een concretisering van de norm (de hoogte van de subsidie) die is neergelegd in de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer provincie Utrecht. Deze verordening bepaalt dat de hoogte van de subsidie gelijk is aan het product van het aantal hectares als natuur beheerd terrein en het door verweerder vastgestelde tarief. Het besluit tot vaststelling van de tarieven bevat een noodzakelijke toepassingsvoorwaarde voor deze norm. Het besluit leent zich ook niet voor herhaalde toepassing en heeft een beperkte geldingsduur van één jaar. Naar het oordeel van de rechtbank is het primaire besluit dan ook geen algemeen verbindend voorschrift, maar een concretiserend besluit van algemene strekking. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 3 januari 2007 (ECLI:NL:RVS:2007:AZ5491). In deze uitspraak heeft de ABRvS geoordeeld dat de vaststelling van een subsidieplafond een concretiserend besluit van algemene strekking is. Zowel de vaststelling van een subsidieplafond als de vaststelling van tarieven bepalen de financiële werkingssfeer van de subsidieregels. Voorgaande betekent dat artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Awb niet van toepassing is en dat eiseres in zoverre in haar bezwaar en beroep kan worden ontvangen.
6.
Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder haar ten onrechte niet als belanghebbende heeft aangemerkt. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat eiseres gelet op haar statutaire doelstelling en feitelijke werkzaamheden niet kan worden aangemerkt als belanghebbende.
7.
Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bepaalt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Op grond van het derde lid van dit artikel worden ten aanzien van rechtspersonen mede de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen, als hun belangen beschouwd.
8.
De rechtbank stelt voorop dat bij het besluit geen rechtstreeks eigen belang van eiseres is betrokken. Eiseres is geen begunstigde in de zin van artikel 4.1.1.3 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer provincie Utrecht, nu zij geen landbouwgrond beheert krachtens een zakelijk of persoonlijk recht. Bepalend is dan ook of eiseres krachtens haar statutaire doelstellingen en blijkens haar feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het primaire besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
9.
De statutaire doelstelling van eiseres is het bevorderen van agrarisch natuur-, landschaps- en waterbeheer en andere aan de agrarische bedrijfsactiviteiten verbonden functies, waaronder recreatie, zorg, en educatie, alles in de ruimste zin deze woords. Zij tracht dit doel blijkens de statuten te bereiken onder andere door het bespreken van vraagstukken op het gebied van natuur- en landschapsbeheer met overheden, rechtspersonen en natuurlijke personen die activiteiten ontplooien die relevant zijn voor haar doel en door het bijeenbrengen dan wel beschikbaar doen stellen van gelden ter realisering van haar doeleinden. De feitelijke werkzaamheden die eiseres verricht zijn ook daarop gericht. Uit de stukken die zich in het dossier bevinden, waaronder een conceptverslag van een overleg van 6 september 2011, blijkt dat eiseres deel uitmaakt van de zogeheten Adviesgroep SNL en in die hoedanigheid betrokken is geweest bij de voorbereiding en totstandkoming van het primaire besluit, waarbij de tarieven voor agrarisch natuurbeheer zijn bevroren. Het bevriezen van deze tarieven raakt onmiskenbaar de financiële positie van de ondernemers, die het agrarisch natuurbeheer uitvoeren. Gelet op de betrokkenheid van eiseres bij de totstandkoming van laatstgenoemd besluit, behartigt zij een collectief belang, te weten het waarborgen dat agrarische ondernemers financieel in staat zijn een verantwoord agrarisch natuur-, landschaps- en waterbeheer te voeren, dat los kan worden gezien van de belangen van haar individuele leden. Nu dit belang van eiseres, dat zij krachtens haar statuten en blijkens haar feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigt, rechtstreeks bij het primaire besluit is betrokken, heeft verweerder eiseres ten onrechte niet als belanghebbende bij dit besluit aangemerkt en het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
10.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat eiseres uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven haar inhoudelijke standpunt in de bezwaarfase nog te willen toelichten en een inhoudelijke heroverweging van verweerder te wensen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor in dit geval geen termijn, nu de twee hiervoor genoemde gevoegd behandelde zaken nog bij de rechtbank aanhangig zijn. De rechtbank geeft partijen in overweging om de uitspraak van de rechtbank in die twee zaken af te wachten en te betrekken bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar.
11.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
12.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 472,- en een wegingsfactor 1). De reiskosten van € 41,-, die naar de rechtbank begrijpt reiskosten van de gemachtigde zelf betreffen, komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu deze kosten zijn begrepen in de genoemde vergoeding voor rechtsbijstand.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 310,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,-, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.J. Veenstra, voorzitter, en mr. J. Schukking en mr. B. Fijnheer, leden, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.