ECLI:NL:RBMNE:2013:3395

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2013
Publicatiedatum
16 augustus 2013
Zaaknummer
2046675
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst na onvoldoende functioneren van werknemer na fusie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juni 2013 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure van een arbeidsovereenkomst tussen een werknemer en ABN AMRO Bank N.V. De werknemer, die sinds 1989 in dienst was bij een rechtsvoorganger van de bank, verzocht om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst, onder andere vanwege onvoldoende functioneren na een fusie. De werkgever had eerder de werknemer de kans gegeven om zijn functioneren gedurende negen maanden te verbeteren, maar de werknemer besloot zelf om ontbinding aan te vragen, met een verzoek om een aanzienlijke vergoeding van meer dan € 460.000 en pensioenschade van € 220.000.

De kantonrechter oordeelde dat de werknemer zich had moeten wenden tot de Geschillencommissie van de bank, aangezien deze procedure meer geschikt was voor de beoordeling van zijn functioneren. De rechter concludeerde dat de bank weliswaar te vroeg was met de aanzegging van ontslag, maar dat de werknemer de kans om te verbeteren had moeten aangrijpen. De kantonrechter stelde vast dat de werknemer onvoldoende had gedaan om zijn functioneren te verbeteren en dat de bank in beperkte mate een verwijt trof. Uiteindelijk werd de arbeidsovereenkomst ontbonden per 15 juli 2013, en werd aan de werknemer een ontbindingsvergoeding van € 80.000 toegekend, waarbij de factor C op 0,25 werd gesteld. De proceskosten werden gecompenseerd, en de beschikking werd openbaar uitgesproken.

De uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de juiste procedures bij arbeidsconflicten en de verantwoordelijkheden van zowel werknemer als werkgever in het verbeteren van functioneren na een fusie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 2046675 AE VERZ 13-119 PK 4082
Beschikking van 25 juni 2013
inzake
[verzoekende partij],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen[verzoekende partij]
verzoekende partij,
gemachtigde: mr.dr. J.J.H. Post,
tegen:
de naamloze vennootschap
ABN AMRO Bank N.V.,
gevestigd te Amersfoort,
verder ook te noemen de bank,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. M.J.M.T. Keulaerds.

1.Het verloop van de procedure

[verzoekende partij] heeft op 13 mei 2013 een verzoekschrift ingediend.
De bank heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 13 juni 2013 behandeld. Daarvan is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoekende partij], geboren op [geboortedatum] (thans dus 52 jaar oud) is op 1 december 1989 bij een van de rechtsvoorgangers van de bank, laatstelijk was dit de Fortis Bank, in dienst getreden. Sinds de fusie tussen Fortis en de bank in december 2010 is hij werkzaam op de vestiging Barneveld van de bank. Zijn vaste brutosalaris bedraagt € 9.887,58 per maand. Inclusief vakantiebijslag, bovenwettelijke vakantie-uren, 1%-bijdrage, 13e maand en gemiddelde variabele bonus, bedraagt zijn salaris € 12.794,88 bruto per maand.
Sinds de fusie is hij werkzaam als Relatie Manager Bedrijven IV.
Zijn beoordeling over 2010, toen hij nog bij Fortis werkte, was goed.
In een voortgangsgesprek op 27 juli 2011 wijst de leidinggevende van[verzoekende partij][A], [verzoekende partij] erop dat hij zich op de grote prospects in zijn marktgebied moet richten, en dat hij voldoende inhoudelijke aandacht aan de kredietaanvragen moet geven, zodat deze meer kans van slagen hebben om in een keer gefiatteerd te worden.
[A] deelt in een schriftelijke bevestiging van een zgn. bila van 16 november 2011 aan [verzoekende partij] mee, dat [verzoekende partij] de systemen inmiddels goed onder de knie heeft gekregen en goed ligt bij de collega's, dat 2011 voor hem met name in het teken stond om aan alles te wennen en de beheer-zaken goed onder controle te krijgen, maar dat dat punt nu achter de rug is en de focus op verkopen gericht dient te zijn. [A] wijst erop dat [verzoekende partij] een
"zware"relatiemanager is, en dat hij dit best meer mag uitstralen naar de mensen op de werkvloer.
De beoordeling van [verzoekende partij] over 2011 komt uit op een 2 (op een schaal van 5), voldoende. Daarbij is opgemerkt dat de behaalde baten in zijn portefeuille onvoldoende zijn, hetgeen
"echt beter"zal moeten worden.
"Je moet je realiseren dat 2012 voor jou het jaar van de waarheid wordt".
Het verslag van de zgn. midyear review over 2012 van 23 augustus 2012 vermeldt onder meer, dat de resultaten ondermaats zijn voor het niveau van [verzoekende partij] en dat ook uit acquisitie te weinig is gekomen, dat het kredietbeheer rommelig is met achterstanden en onvolledige voorstellen.
"Dit moet dus veranderen om aan het einde van het jaar niet nogmaals op een 2-beoordeling uit te komen". De tussentijdse beoordeling komt uit op 2.
De definitieve beoordeling over 2012 is eveneens uitgekomen op 2. In het verslag is aangegeven dat de tekenen van verbetering in de midyear review zich niet voldoende hebben doorgezet. Het functioneren is qua commerciële resultaten, kredietbeheer en gedrag ontoereikend geweest voor een dergelijke zware commerciële functie als die van [verzoekende partij]. Toegegeven wordt dat ook de marktomstandigheden een rol hebben gespeeld.
Naar aanleiding van deze beoordeling heeft [A] [verzoekende partij] in een gesprek op 21 januari 2013 meegedeeld dat hij [verzoekende partij] verzoekt naar een andere baan binnen of buiten de bank op zoek te gaan, en dat hij daarvoor tot 1 juli 2013 de tijd krijgt.
In januari 2013 is [verzoekende partij] gezakt voor het examen Kredietopleiding Relatiemanagers Bedrijven.
Nadat [verzoekende partij] opheldering had gevraagd naar aanleiding van de beoordeling over 2012, hebben partijen op 10 april 2013 andermaal een gesprek gehad. Daarbij is aan [verzoekende partij] te kennen gegeven dat hij niet op zoek hoeft te gaan naar een andere functie, maar dat hij alsnog gedurende het hele jaar 2013 de gelegenheid krijgt te werken aan zijn ontwikkel/verbeterpunten, en dat na de eindbeoordeling over 2013 zal worden beoordeeld of hij zijn functioneren in voldoende mate heeft ontwikkeld. In de e-mail van 17 april 2013 heeft [A] een nadere toelichting gegeven op de beoordeling over 2012 en over het nadere standpunt, dat [verzoekende partij] een nieuwe gelegenheid krijgt om zijn functioneren te verbeteren.
[verzoekende partij] heeft vervolgens geen overleg meer met de bank gepleegd, en heeft het onderhavige ontbindingsverzoek ingediend.

3.Het verzoek, het verweer en de beoordeling

3.1.
[verzoekende partij] verzoekt de arbeidsovereenkomst met de bank te ontbinden en voert daartoe samengevat en voor zover voor de beoordeling van belang het volgende aan.
Er is geen reëel uitzicht meer op een vruchtbare samenwerking tussen partijen. De bank heeft immers verscheidene malen te kennen gegeven dat zij geen vertrouwen heeft in verbetering en verdere ontwikkeling van [verzoekende partij]. In het gesprek van 10 april 2013 heeft de bank meegedeeld dat zij niet verwacht dat het hem zal lukken zijn functioneren te verbeteren. De bank is onzorgvuldig met zijn persoonlijke belangen omgesprongen, omdat andere leidinggevenden en personeelsleden van andere afdelingen van de vestiging Barneveld van de gang van zaken op de hoogte zijn gebracht of geraakt. Zorg en ondersteuning vanuit de bank zijn hem niet (concreet) geboden. Van een reëel verbetertraject kan geen sprake zijn. [verzoekende partij] wordt letterlijk ziek van situatie, en begrijp niet waar hij dit aan verdiend heeft.
Volgens [verzoekende partij] ligt de ontbindingsgrond volledig in de risicosfeer van de bank, om welke reden hij aanspraak maakt op een ontbindingsvergoeding conform de kantonrechtersformule, waarbij de factor C moet worden gesteld op 1,5. Aldus maakt hij aanspraak op een bedrag van ruim € 460.600, bruto, te vermeerderen met de contante waarde van zijn pensioenschade van ruim € 220.000,--. Bij dit laatste is uitgegaan van het
"feit"dat (pas) na 6 jaar en 4 maanden weer sprake zal zijn van een dienstverband op hetzelfde niveau.
3.2.
De bank refereert zich aan de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar zij verzet zich tegen de gevraagde vergoeding. Volgens de bank is er geen noodzaak tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. In het onverhoopte geval dat aan het einde van 2013 wordt geconcludeerd dat [verzoekende partij] de vereiste verbeterslag toch niet heeft kunnen maken, bestaat altijd nog de mogelijkheid dat een andere functie binnen de bank voor hem kan worden gevonden. De verzochte ontbinding ligt niet in de risicosfeer van de bank, maar in die van [verzoekende partij].
Op hetgeen de bank nader heeft aangevoerd zal de kantonrechter voor zover nodig voor de beslissing in het navolgende nader ingaan.
3.3.
Nu de bank zich aan het ontbindingsverzoek heeft gerefereerd, zal de verzochte ontbinding worden uitgesproken, en wel per 15 juli 2013.
3.4.
Of aan [verzoekende partij] een ontbindingsvergoeding dient te worden toegekend hangt af van de vraag, of de reden voor ontbinding in de risicosfeer van de bank ligt en/of aan de bank in relevante mate een verwijt kan worden gemaakt.
3.5.
[verzoekende partij] heeft niet gesteld dat de functie die hem na de fusie is aangeboden niet passend zou zijn. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de functie passend is, en dat [verzoekende partij] mag worden beoordeeld op de wijze waarop hij invulling aan deze functie heeft gegeven. Op de uitgebreide toelichting op de beoordeling over 2012 in eerdergenoemde e-mail van 17 april 2013 heeft [verzoekende partij] in het verzoekschrift (zeer) uitgebreid commentaar gegeven. De bank wijst er echter terecht op, dat het voor de hand had gelegen dat [verzoekende partij] zich tot de Geschillencommissie zou hebben gewend teneinde deze beoordeling te laten toetsen. Hieraan doet niet af dat deze procesgang niet verplicht is voorgeschreven. Het komt de kantonrechter voor dat de procesgang bij de Geschillencommissie hiervoor meer geschikt is dan de ontbindingsprocedure, mede in aanmerking genomen dat de Geschillencommissie mede bestaat uit mensen
"uit het veld".
3.6.
Het standpunt van [verzoekende partij] komt er in feite op neer, dat de nieuwe kans die hem geboden is neerkomt op een
"wassen neus". Aan [verzoekende partij] kan worden toegegeven, dat de mededeling van de bank op 21 januari 2013, dat hij tot 1 juli 2013 de tijd krijgt een andere baan te zoeken, wat aan de vroege kant is geweest, mede gelet op het zeer lange dienstverband voorafgaand aan de fusie. Aan de andere kant mag van een werknemer met een dergelijke positie en het bijbehorende (zeer) hoge inkomen worden verwacht dat hij ook zelf het nodige initiatief neemt om tot verbetering te komen. De kantonrechter neemt hierbij in aanmerking dat de kritiek van de bank op zijn minst gedeeltelijk terecht moet zijn geweest, nu [verzoekende partij] voor het examen Kredietopleiding Relatiemanagers Bedrijven is gezakt.
De bank heeft in feite toegegeven dat zij [verzoekende partij] heeft laten weten dat zij er weinig vertrouwen in had dat hij erin zal slagen zijn functioneren tot een aanvaardbaar niveau te verbeteren. Dit betekent echter niet zonder meer dat [verzoekende partij] deze gelegenheid niet had behoren aan te grijpen. Aan [verzoekende partij] kan worden toegegeven dat de omstandigheid dat hem de wacht was aangezegd inmiddels in het veld bekend was geworden, en dat aannemelijk is dat dit mede aan de bank is toe te rekenen (dat kennelijk enkele medewerkers niet aan de verzochte geheimhouding hebben voldaan, komt voor risico van de bank), maar [verzoekende partij] had dit probleem met de bank kunnen bespreken. Wellicht had dit tot aanpassing van het traject kunnen leiden. In plaats hiervan heeft [verzoekende partij] voetstoots een ontbindingsverzoek ingediend.
Voorts is van belang dat de bank heeft gesteld dat bij het mislukken van het traject de mogelijkheid van het zoeken van een andere functie binnen de bank nog tot de mogelijkheden behoorde. [verzoekende partij] heeft dit laatste niet betwist.
[verzoekende partij] heeft nog aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de thans ontstane situatie ziekmakend voor hem is. De bank heeft er echter op gewezen dat hij niet arbeidsongeschikt is verklaard. [verzoekende partij] heeft zijn stelling op dit punt onvoldoende nader onderbouwd.
3.7.
Al met al is de kantonrechter van oordeel dat (ook) de bank in beperkte mate een verwijt treft. Aan [verzoekende partij] zal daarom een ontbindingsvergoeding worden toegekend waarbij de factor C zal worden gesteld op 0,25. Toegekend zal worden:
gewogen dienstjaren tot 35 jaar : 6 x 0,50 = 3,00
gewogen dienstjaren van 35 tot 45 jaar : 10 x 1,00 = 10,00
gewogen dienstjaren van 45 tot 55 jaar : 8 x 1,50 = 12,00
gewogen dienstjaren vanaf 55 jaar : 0 x 2,00 =
0,00 +
totaal gewogen dienstjaren : 25,00
Het totaal van de gewogen dienstjaren (A) : 25,00
De volledige beloning per maand (B) : € 12.794,88
De toegepaste correctiefactor (C) : 0,25
A x B x C : (afgerond) € 80.000,00
3.8.
De fictieve opzegtermijn leidt tot een verschuiving van het recht op WW in de tijd, maar niet tot een verlies van recht op WW. Er is daarom geen reden om met de fictieve opzegtermijn rekening te houden, zoals[verzoekende partij] heeft verzocht.
Er is evenmin reden (eventuele) pensioenschade apart voor vergoeding in aanmerking te brengen, nu geen sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden.
3.9.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd, tenzij [verzoekende partij] het verzoek intrekt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
stelt [verzoekende partij] in de gelegenheid uiterlijk 11 juli 2013 het verzoek in te trekken;
en voor het geval het verzoek niet tijdig wordt ingetrokken:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 15 juli 2013;
kent aan [verzoekende partij] ten laste van de bank een vergoeding toe van € 80.000,-- bruto en veroordeelt de bank tot betaling van deze vergoeding aan [verzoekende partij];
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
en voor het geval het verzoek tijdig wordt ingetrokken:
veroordeelt [verzoekende partij] in de proceskosten aan de zijde van de bank, tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 400, aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2013.