ECLI:NL:RBMNE:2013:3393

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2013
Publicatiedatum
16 augustus 2013
Zaaknummer
813425
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van beding uit algemene voorwaarden aan Richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenrecht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 26 juni 2013, staat de toetsing van een beding uit de algemene voorwaarden van Design Bouw B.V. centraal. De eiser, Design Bouw, had een koopovereenkomst gesloten met de gedaagde, waarbij een financieringsvoorbehoud was opgenomen. De kantonrechter heeft ambtshalve de voorwaarden van deze overeenkomst getoetst aan de Richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De gedaagde had gesteld dat hij niet in staat was de financiering rond te krijgen en dat hij de overeenkomst wilde ontbinden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beding in de algemene voorwaarden, dat de ontbinding van de overeenkomst afhankelijk maakte van het overleggen van verklaringen van kredietverstrekkende instellingen, mogelijk oneerlijk was. Dit oordeel is gebaseerd op de omstandigheden waaronder de overeenkomst tot stand is gekomen en de belangen van beide partijen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het beding onredelijk bezwarend was en dat de gedaagde niet op een eerlijke manier was geïnformeerd over de gevolgen van het beding. De zaak is terugverwezen naar de rol voor het nemen van een akte door Design Bouw, zodat deze zich kan uitlaten over de vaststelling van het oneerlijke karakter van het beding. De gedaagde krijgt vervolgens de gelegenheid om hierop te reageren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 813425 UC EXPL 12-7779 KdM/5104
Vonnis van 26 juni 2013
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Design Bouw B.V.,
gevestigd te Enschede,
verder ook te noemen Design Bouw,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. M.S. van Knippenberg,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen[gedaagde],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. B. Anik.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 februari 2013;
  • de brief van mr. Van Knippenberg van 2 april 2013, met een nadere productie;
  • de brief van mr. Anik van 2 april 2013, met opgave van getuigen en nadere producties;
  • de brief van mr. Van Knippenberg van 3 april 2013, inhoudende een reactie op de brief van 2 april 2013;
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 april 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De kantonrechter gaat uit van de vaststaande feiten zoals die zijn opgenomen in het tussenvonnis van 6 februari 2013. De kantonrechter gaat daarnaast uit van de volgende vaststaande feiten.
2.2.
In het door[gedaagde] ondertekende document is door middel van een kruisje de toepasselijkheid kenbaar gemaakt van de daarin opgenomen zinsnede

Deze overeenkomst (tenzij contant) wordt aangegaan onder voorbehoud van doorgang financiering / hypotheek”.
2.3.
In artikel 8, tweede lid, van de algemene voorwaarden is het volgende bepaald:

Indien de koopovereenkomst is gesloten onder voorbehoud van financiering / hypotheek kan de koper zich slechts op het niet verkrijgen van de financiering / hypotheek beroepen indien deze binnen 30 dagen na ondertekening van de koopovereenkomst aan Design Bouw schriftelijk overlegt tenminste twee gemotiveerde verklaringen van erkende kredietverstrekkende instellingen waarin deze weigeren aan de koper een krediet ter hoogte van het orderbedrag tegen de in het algemeen voor dergelijke kredieten door deze instellingen gehanteerde voorwaarden te verstrekken.

3.De beoordeling

in conventie
aard van de overeenkomst
3.1.
[gedaagde]heeft door het zetten van zijn handtekening onder het document van Design Bouw (hierna: de overeenkomst) verklaard met de inhoud daarvan in te stemmen. Hij heeft niet bestreden dat de algemene voorwaarden die bij de overeenkomst behoren, zijn afgedrukt op de achterzijde van de originele versie ervan, terwijl op de voorkant van de overeenkomst is vermeld dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Gelet hierop moet de verklaring van[gedaagde], die zich heeft geuit in het zetten van zijn handtekening, geacht worden mede gericht te zijn op de aanvaarding van de (inhoud van de) algemene voorwaarden.
3.2.
De kantonrechter stelt vast dat de overeenkomst is aan te merken als een koopovereenkomst die door[gedaagde] ook als zodanig is aanvaard en overweegt daartoe het volgende. Op de overeenkomst staat duidelijk in vette letters “koopovereenkomst” gedrukt. Onderaan staat: “Naam koper” en: “Handtekening koper”, op de plek waar de naam van[gedaagde] is ingevuld en waar hij zijn handtekening heeft geplaatst.[gedaagde] heeft ter comparitie verklaard te weten wat de woorden “kozijn” en “koop” betekenen. Bovendien komt in de algemene voorwaarden op verschillende plaatsen het woord “koopovereenkomst” voor.[gedaagde]
3.3.
[gedaagde] stelt dat hij, overeenkomstig de instructie van de verkoper van Design Bouw, een week tot vijftien dagen na het ondertekenen van de overeenkomst telefonisch contact heeft opgenomen met Design Bouw. Daarbij heeft hij aangegeven dat de financiering voor de kozijnen niet rond was gekomen. Design Bouw stelt dat[gedaagde] niet heeft voldaan aan de voorwaarden die op grond van de algemene voorwaarden gelden om de overeenkomst bij het niet kunnen verkrijgen van financiering te ontbinden. De kantonrechter ziet zich gelet hierop voor de vraag gesteld wat bij de uitvoering van de tussen partijen gesloten overeenkomst de reikwijdte is van het in artikel 8, tweede lid, van de algemene voorwaarden opgenomen beding dat regelt onder welke omstandigheden[gedaagde] de ontbindende voorwaarde van financiering kan inroepen (hierna: het beding).
ambtshalve toetsing aan richtlijn
3.4.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) van 30 mei 2013 in de zaak C-488/11 volgt dat de nationale rechter, wanneer bij hem door een verkoper tegen een consument een vordering is ingesteld over de uitvoering van een overeenkomst en hij op grond van de nationale regels van procesrecht bevoegd is ambtshalve na te gaan of het aan de vordering ten grondslag liggende beding in strijd is met nationale regels van openbare orde, op dezelfde wijze ambtshalve moet toetsen of dat beding uit het oogpunt van de in de Richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (Richtlijn 93/13/EEG, hierna: de richtlijn) gegeven criteria oneerlijk is, wanneer hij heeft vastgesteld dat het beding binnen de werkingssfeer van de richtlijn valt.
3.5.
De kantonrechter overweegt dat de vordering van Design Bouw betrekking heeft op de uitvoering van een overeenkomst, waarbij[gedaagde] handelde als consument. Over het beding is door partijen niet afzonderlijk onderhandeld. Het beding valt dan ook binnen de werkingssfeer van de richtlijn. De kantonrechter is voorts op grond van artikel 3:40 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ambtshalve bevoegd na te gaan of het beding in strijd is met (nationale regels van) de openbare orde. Hiermee wordt voldaan aan de criteria uit het voornoemde arrest van het Hof, zodat de kantonrechter ambtshalve dient te toetsen of het beding uit het oogpunt van de in de richtlijn gegeven criteria oneerlijk is.
3.6.
Op grond van artikel 3 van de richtlijn wordt een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Bij de invulling van deze norm neemt de kantonrechter in aanmerking dat de richtlijn in Nederland is geïmplementeerd in het BW. Op grond van artikel 233, aanhef en onder a, van het BW is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar indien het onredelijk bezwarend is, gelet op de aard en overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen en de overige omstandigheden van de overeenkomst. De kantonrechter zal voor de beantwoording van de vraag of het beding oneerlijk is in de zin van de richtlijn dan ook aansluiting zoeken bij deze nationale wetgeving en beoordelen of het beding onredelijk bezwarend is. Daarover wordt het volgende overwogen.
beding onredelijk bezwarend naar nationaal recht?
3.7.
Met betrekking tot de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen is van belang dat Design Bouw een op het gebied van kozijnbouw ervaren en deskundige partij is, die kunststof kozijnen verkoopt aan consumenten en daarbij uitdrukkelijk de mogelijkheid biedt een koopovereenkomst te sluiten onder de voorwaarde dat een financiering rond kan komen. Deze consumenten zijn over het algemeen niet deskundig op het gebied van kozijnbouw en evenmin op het gebied van kredietverstrekking en de mogelijkheden daartoe. Dit geldt evenzeer voor[gedaagde]. Design Bouw is bovendien zonder vooraf een afspraak te maken bij[gedaagde] thuis langsgegaan met een aanbod tot het plaatsen van kunststof kozijnen en niet in geschil is dat[gedaagde] weinig tijd had voor dit bezoek. Daarbij komt dat door Design Bouw niet is betwist dat[gedaagde] de Nederlandse taal niet goed beheerst en dat niet in geschil is dat er voor het afstemmen van de details van de overeenkomst iemand benodigd was om te vertalen. De stelling van Design Bouw dat de zoon van[gedaagde] hierbij behulpzaam is geweest - die door[gedaagde] overigens wordt betwist - doet aan deze omstandigheid niet af. Design Bouw had voorts op betrekkelijk eenvoudige wijze onderzoek kunnen doen naar de wil van[gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst, door hem vanuit haar ervaring en deskundigheid de werking en strekking van het financieringsvoorbehoud uit te leggen en daarna na te gaan of[gedaagde] onder deze voorwaarden nog steeds de overeenkomst aan wilde gaan.
3.8.
De kantonrechter constateert op basis van overweging 3.7. dat de omstandigheden waaronder de overeenkomst en daarmee ook het beding tot stand zijn gekomen voor[gedaagde] van invloed kunnen zijn geweest op zijn keuze om op dat moment de overeenkomst ook daadwerkelijk aan te gaan.
3.9.
Met betrekking tot de voor partijen wederzijds kenbare belangen is van belang dat voor[gedaagde] een aanzienlijk financieel nadeel was verbonden aan het aangaan van de overeenkomst onder de beperkingen die in het beding zijn opgenomen. Hij liep, indien hij niet aan de in het beding opgenomen voorwaarden zou voldoen, immers het risico om ofwel de kozijnen tegen het overeengekomen bedrag van € 12.000,- te moeten afnemen zonder dat hij daarvoor een financiering had, ofwel bij annulering van de overeenkomst 30% van deze som te moeten voldoen. Design Bouw had op haar beurt financieel voordeel van eenzelfde grootte bij het sluiten van de overeenkomst inclusief het beding. Daarbij is nog van belang dat Design Bouw pas na bijna drie maanden na het sluiten van de overeenkomst heeft geïnformeerd naar de status van de financiering van de kozijnen, terwijl de termijn die in het beding gesteld is om de overeenkomst te kunnen ontbinden 30 dagen bedraagt. De kantonrechter constateert dat Design Bouw de financiële nadelen aan de zijde van[gedaagde] mogelijk had kunnen beperken door binnen deze periode van 30 dagen contact op te nemen.
3.10.
De kantonrechter is op basis van overweging 3.9 van oordeel dat Design Bouw er bij de totstandkoming van de overeenkomst belang bij had dat daarbij ten aanzien van de ontbindende voorwaarden de beperkingen zouden komen te gelden zoals die zijn bepaald in het beding.[gedaagde] had er geen belang bij dat het beding zou gaan gelden bij de totstandkoming van de overeenkomst.
3.11.
Afgezien van de hiervoor, onder overwegingen 3.7. en 3.9., geschetste omstandigheden betrekt de kantonrechter bij de beantwoording van de vraag of het beding naar Nederlands recht onredelijk bezwarend is het bepaalde in artikel 6:237 van het BW, waarin een opsomming is gegeven van bedingen waarvan vermoed wordt dat deze onredelijk bezwarend zijn (hierna: de grijze lijst). Onder h van de grijze lijst is opgenomen een in de algemene voorwaarden voorkomend beding dat als sanctie op bepaalde gedragingen van de wederpartij, nalaten daaronder begrepen, verval stelt van haar toekomende rechten, behoudens voor zover deze gedragingen het verval van die rechten rechtvaardigen.
3.12.
De kantonrechter constateert dat het beding in dit geval een sanctie stelt op het nalaten door[gedaagde] van het overleggen aan Design Bouw van verklaringen van kredietverstrekkende instellingen binnen 30 dagen na ondertekening van de overeenkomst, zoals is bepaald in het beding. Deze sanctie strekt ertoe dat het in de overeenkomst aan[gedaagde] toegekende recht deze te ontbinden, komt te vervallen. Dit leidt ertoe dat het beding op grond van artikel 6:237 van het BW wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn.
3.13.
De kantonrechter is gelet op de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen (overweging 3.7.) en gelet op de belangen van partijen (overweging 3.9.) van oordeel dat het niet voldoen door[gedaagde] aan de vereisten uit het beding het verval van haar recht de overeenkomst te ontbinden niet rechtvaardigt. Daarbij betrekt de kantonrechter bovendien dat bij het ontbreken van het beding voor het inroepen van de ontbindende voorwaarde aanzienlijk minder beperkingen zouden gelden. Richtlijnconforme interpretatie van de op artikel 3 van de richtlijn gebaseerde regeling in het BW brengt de kantonrechter, gelet op deze omstandigheden, tot de conclusie dat het beding oneerlijk is in de zin van de richtlijn. De kantonrechter zal naar aanleiding daarvan thans ingaan op de mogelijke consequenties van deze conclusie. Hierbij is van belang dat[gedaagde] niet de vernietigbaarheid van het beding heeft ingeroepen, maar dat een ambtshalve toetsing aan de richtlijn plaatsvindt.
consequenties oneerlijk beding
3.14.
Uit het al genoemde arrest van het Hof van 30 mei 2013 volgt ook dat de nationale rechter, wanneer hij op grond van de nationale regels van procesrecht bevoegd is ambtshalve over te gaan tot vernietiging van een beding dat in strijd is met de openbare orde of met een dwingende wetsbepaling waarvan de strekking deze sanctie rechtvaardigt, ambtshalve moet overgaan tot vernietiging van een contractueel beding waarvan hij het oneerlijke karakter uit het oogpunt van de in de richtlijn gegeven criteria heeft vastgesteld.
3.15.
Op grond van het eerder genoemde artikel 3:40 van het BW heeft de kantonrechter naar nationaal recht tevens de bevoegdheid ambtshalve over te gaan tot vernietiging van een beding dat in strijd is met de openbare orde of met een dwingende wetsbepaling. Nu de kantonrechter ambtshalve reeds heeft vastgesteld dat het beding oneerlijk is, moet gelet op het arrest van het Hof in beginsel eveneens ambtshalve worden overgegaan tot vernietiging van het beding.
3.16.
Uit het arrest volgt echter ook dat het beginsel van hoor en wederhoor de nationale rechter die ambtshalve heeft vastgesteld dat een beding oneerlijk is, verplicht om procespartijen daarover te informeren en hun de gelegenheid te geven op tegenspraak hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken overeenkomstig de naar nationaal recht geldende procesregels. Gelet hierop zal de kantonrechter de zaak terug verwijzen naar de rol voor het nemen van een akte door Design Bouw. Deze rolverwijzing heeft uitsluitend tot doel om Design Bouw in de gelegenheid te stellen om zich bij akte uit te laten over de vaststelling door de kantonrechter dat het beding dat is opgenomen in artikel 8, tweede lid, van de tussen partijen gesloten overeenkomst is aan te merken als oneerlijk in de zin van de richtlijn. De inhoud van de akte dient daartoe beperkt te zijn. Vervolgens zal[gedaagde] met inachtneming van een termijn van vier weken de gelegenheid krijgen om uitsluitend daarop bij antwoordakte te reageren.
in conventie en in reconventie
3.17.
Hetgeen in het kader van de vordering in conventie is overwogen leidt tot de slotsom dat in afwachting van het nemen van nadere akten iedere verdere beslissing dient te worden aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
4.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 25 juli 2013 te 9.30 uur, waar Design Bouw zich schriftelijk dient uit te laten over hetgeen hiervoor in overweging 3.16. is aangegeven;
4.2.
[gedaagde]zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om daarop schriftelijk te reageren;
in conventie en in reconventie
4.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2013.