ECLI:NL:RBMNE:2013:3352

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2013
Publicatiedatum
14 augustus 2013
Zaaknummer
16-661055-13; 02-806012-11 (tul); 99-000088-50 (vi)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en diefstal door middel van braak en in vereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1979, die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel en meerdere diefstallen door middel van braak. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 25 april 2013 gehouden, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte onder andere de mishandeling van de vriendin van de verdachte en verschillende inbraken in winkels, waarbij de verdachte in vereniging met anderen handelde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk zijn vriendin heeft mishandeld door haar te slaan en te schoppen, wat heeft geleid tot pijn bij het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen, waarbij hij zich toegang tot de winkels heeft verschaft door middel van braak en/of verbreking. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefsters en de verdachte in overweging genomen en heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen. Tevens is de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van de verdachte toegewezen, omdat hij zich tijdens de proeftijd aan nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/661055-13; 02/806012-11 (tul); 99/000088-50 (vi)
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedetineerd voor deze zaak te [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
25 april 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de officier van justitie en van hetgeen verdachte, zijn raadsman mr. A.M.P.M. Adank, advocaat te Utrecht, de getuige [A] en de heer [B] namens de benadeelde partij [onderneming 1] , naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
T.a.v. feit 1:opzettelijk zijn vriendin heeft mishandeld.
T.a.v. feit 2:een inbraak in een winkel heeft gepleegd.
T.a.v. feit 3:samen met een ander een inbraak in een winkel heeft gepleegd.
T.a.v. feit 4:een inbraak in een winkel heeft gepleegd.
T.a.v. feit 5:samen met een ander een inbraak in een winkel heeft gepleegd.
Op de dagvaarding is voorts aan verdachte medegedeeld dat vijf daarop ad informandum gevoegde strafbare feiten ter bepaling van de strafmaat ter kennis van de rechtbank worden gebracht, en dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk zal worden vervolgd, indien de rechtbank met die feiten rekening houdt.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 ten laste gelegde feit en heeft vrijspraak bepleit. De verdediging wijst daarbij op het ontbreken van enig bewijsbaar letsel bij aangeefster en de consistente verklaringen van verdachte, die lijnrecht tegenover het verhaal van aangeefster staan.
Ten aanzien van de feiten 2 tot en met 5 en de ad informandum gevoegde feiten heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
T.a.v. feit 1:Op 12 januari 2013 heeft [A] aangifte gedaan van mishandeling te Veenendaal door haar vriend [verdachte] (verder: verdachte), gepleegd in de periode van december 2012 tot en met begin januari 2013. [2] Volgens aangeefster is er ruzie ontstaan en heeft verdachte een stuk laminaat losgetrokken, waarna verdachte haar op de bank heeft gegooid. Hij heeft zijn knie in haar gezicht gedrukt en haar geslagen en geschopt. Aangeefster heeft verklaard dat zij hierdoor erge pijn heeft gehad. [3]
Verdachte heeft hierover verklaard dat er een ruzie tussen hem en aangeefster heeft plaatsgevonden, waarna een worsteling is ontstaan. Aangeefster kwam volgens verdachte op de bank terecht en hij is toen met zijn knie op haar borst gaan zitten. Verdachte heeft verklaard dat hij denkt aangeefster tijdens de worsteling wel een tik of een stompje te hebben gegeven. [4]
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het ten laste gelegde feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
T.a.v. feiten 2 tot en met 5De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 tot en met 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Verdachte heeft deze feiten bekend en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
T.a.v. feit 2:- de aangifte van [C] namens [onderneming 2] van 11 januari 2013. [5] - de bekennende verklaring van verdachte. [6]
T.a.v. feit 3:
- de aangifte van [D] namens [onderneming 3] van 8 januari 2013. [7] - de bekennende verklaring van verdachte. [8]
T.a.v. feit 4:- de aangifte van [E] namens [onderneming 4] van 5 januari 2013. [9] - de bekennende verklaring van verdachte. [10]
T.a.v. feit 5:- de aangifte van [F] van 9 januari 2013. [11] - de bekennende verklaring van verdachte. [12]
De genoemde bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt tot bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1
op een tijdstip gelegen in de periode van 1 december 2012 tot en met 11 januari 2013 te [plaatsnaam 1] , opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [A] , bij een conflict over laminaat, die [A] op de bank heeft gegooid en zijn, verdachtes, knie in het gezicht van die [A] heeft gedrukt en die [A] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
2
op 10 januari 2013 te [plaatsnaam 2] , gemeente [gemeente 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening uit een kledingwinkel, gevestigd aan de [adres 1] , heeft weggenomen een hoeveelheid kleding en/of een of meerdere sjaals en/of een of meerdere schoenen en/of een of meerdere kettingen en/of een of meerdere tassen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [onderneming 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door braak en/of verbreking van
een glazen deur van die winkel.
3
op 4 januari 2013 te [plaatsnaam 3] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel, gevestigd aan de [adres 2] , heeft weggenomen een hoeveelheid kleding, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [onderneming 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door braak en/of verbreking, te weten het inslaan van een ruit van de glazen deur van die winkel.
4
In de periode van 3 januari 2013 tot en met 4 januari 2013 te [plaatsnaam 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel, gevestigd aan de [adres 3] , heeft weggenomen een aantal overhemden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [onderneming 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door braak en/of verbreking van een slot van een glazen deur.
5
in de periode van 8 januari 2013 tot en met 9 januari 2013 te [plaatsnaam 4] , gemeente [gemeente 2] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kledingwinkel, gelegen aan de [adres 4] , heeft weggenomen
een hoeveelheid broeken met een totale waarde van ongeveer 2356 euro en een hoeveelheid jassen met een totale waarde van ongeveer 990 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [onderneming 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking van een glazen voordeur.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van het feit

Voor wat betreft feit 1 heeft verdachte op de zitting aangegeven dat een en ander is gebeurd in reactie op handelingen van aangeefster. Voor zover hierin al een beroep op noodweer zou moeten worden gelezen, wordt dit door de rechtbank verworpen. Niet gebleken is dat sprake is geweest van een noodweersituatie.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
T.a.v. feit 1:mishandeling, begaan tegen diens levensgezel.
T.a.v. feit 2:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
T.a.v. feit 3:diefstal door twee verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
T.a.v. feit 4:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
T.a.v. feit 5:diefstal door twee verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.

7.De strafbaarheid van verdachte

Door drs. [G] , psycholoog te Utrecht is op 25 maart 2013 een rapport over verdachte opgemaakt. De psycholoog heeft geconcludeerd dat het tenlastegelegde betrokkene in licht verminderde mate kan worden toegerekend. Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie merkt daarbij op dat zij de conclusie uit de Pro Justitia Rapportage d.d. 25 maart 2013 overneemt, namelijk dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden verklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij een bewezenverklaring een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van een FACT-team of een soortgelijke voorziening.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn (ex-)vriendin door zijn knie in haar gezicht te drukken en haar te slaan en te schoppen. Van slachtoffers van dergelijke feiten is bekend dat zij een dergelijke gebeurtenis als traumatisch kunnen ervaren en dat zij nog lang last kunnen hebben van gevoelens van onveiligheid. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
De rechtbank houdt er bij de oplegging van de straf ten voordele van verdachte rekening mee dat niet is bewezen dat verdachte letsel bij zijn (ex-)vriendin heeft veroorzaakt en dat dit incident deel uitmaakt van een langer lopend conflict, waarbij ook de (ex-)vriendin van verdachte zelf een rol heeft gespeeld.
Verdachte heeft zich daarnaast binnen een periode van ruim een week schuldig gemaakt aan vier winkeldiefstallen met braak en/of verbreking, al dan niet samen met zijn ex-vriendin gepleegd. Verdachte heeft daarbij telkens grote hoeveelheden kleding en toebehoren weggenomen. Met het plegen van deze strafbare feiten heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander en niet te schromen om gedurende de nacht in te breken en grote schade toe te brengen aan de betreffende winkelpanden. Verdachte heeft daarover ter terechtzitting verklaard dat hij deze strafbare feiten heeft gepleegd omwille van zijn eigen financiële gewin.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank voorts gelet op:
  • het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 maart 2013;
  • het verslag van het consult strafrechtspleging d.d. 23 januari 2013;
  • de Pro Justitia Rapportage d.d. 25 maart 2013.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte volgt dat hij reeds eerder voor het plegen van huiselijk geweld en vele vermogensdelicten is veroordeeld tot (al dan niet (deels) voorwaardelijke) gevangenisstraffen. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Ten tijde van het plegen van de onderhavige strafbare feiten liep verdachte bovendien in de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van een eerdere veroordeling. De vordering tot herroeping van deze voorwaardelijke invrijheidstelling is gelijktijdig met de onderhavige strafzaak behandeld.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de bewezen verklaarde feiten de oplegging van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de 24 maanden die door de officier van justitie zijn geëist. De rechtbank acht daarbij met name richtinggevend:
  • het omvangrijke strafblad van verdachte met soortgelijke delicten;
  • de geringe periode waarin hij de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd, welke periode bovendien is aangevangen kort na zijn vrijlating in een eerdere zaak;
  • de gevangenisstraf van 36 maanden die verdachte voor soortgelijke feiten opgelegd heeft gekregen door de rechtbank Breda d.d. 19 juli 2010, welke straf hem niet heeft weerhouden tot het opnieuw plegen van deze feiten.
De rechtbank ziet geen aanleiding over te gaan tot de oplegging van een andere of lichtere sanctie.
Verdachte heeft blijkens het reclasseringsadvies reeds vier eerdere reclasseringstoezichten laten mislukken en hij overtreedt de afspraken uit het toezicht op grond van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, waardoor de rechtbank geen
toegevoegde waarde ziet in het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden passend en geboden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
8.4
Ad informandum
Op de dagvaarding is aan verdachte medegedeeld dat de ad informandum gevoegde strafbare feiten ter bepaling van de strafmaat ter kennis van de rechtbank worden gebracht, en dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk zal worden vervolgd, indien de rechtbank met die feiten rekening houdt. Nu verdachte de feiten heeft bekend heeft de rechtbank bij de strafoplegging rekening gehouden met de vijf ad informandum gevoegde feiten, zoals vermeld in de bijlage II, waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt.

9.Het beslag

9.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting een beslaglijst overgelegd. De beslaglijst is als bijlage III aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de inbeslaggenomen 100 ml GBL en de 500 gram gootsteenontstopper aan het verkeer dienen te worden onttrokken. Het is volgens de officier van justitie een feit van algemene bekendheid dat deze stoffen worden gebruikt voor het vervaardigen van de harddrug GHB.
De officier van justitie stelt zich voorts op het standpunt dat de inbeslaggenomen headlight dient te worden verbeurd verklaard, aangezien daarmee een strafbaar feit is gepleegd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het bezit van gootsteenontstopper op zichzelf niet strafbaar is.
Ten aanzien van de overige inbeslaggenomen goederen heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten 100 ml GBL en 500 gram gootsteenontstopper zullen onttrokken worden verklaard aan het verkeer, aangezien de aard van deze goederen in samenhang bezien zodanig is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat de stoffen GBL en gootsteenontstopper in samenhang worden gebruikt om de strafbare drugs GHB te vervaardigen.
Verbeurdverklaring
Het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp dat aan verdachte toebehoort, te weten de headlight, zal worden verbeurd verklaard, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het bewezenverklaarde feit 4 is begaan.

10.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

10.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De vordering van de benadeelde partij [onderneming 4] BVDe officier van justitie stelt dat de heer [E] , op basis van de bijlagen die bij het schadeopgaveformulier zijn gevoegd, bevoegd lijkt te zijn tot het indienen van de vordering.
De officier van justitie vordert de gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, inclusief de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij [onderneming 1] BVDe officier van justitie vordert de gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, inclusief de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij [onderneming 5] BV
De officier van justitie vordert de gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te weten €525,74 euro minus €95,00 van de fietsendrager, inclusief de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De vordering van de benadeelde partij [onderneming 4] BVDe verdediging stelt zich op het standpunt dat op basis van de vordering lastig is te achterhalen wat wel en wat niet door de verzekeringsmaatschappij is vergoed.
De vordering van de benadeelde partij [onderneming 1] BVDe verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de vordering.
De vordering van de benadeelde partij [onderneming 5] BV
De verdediging is met de officier van justitie van oordeel dat de vordering minus de fietsendrager kan worden toegewezen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [onderneming 4] BVDe behandeling van de vordering van [onderneming 4] BV, levert voor het grootste deel geen onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit 4 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op €462,23 (zijnde €559,30 x 100/121 in verband met de door de benadeelde partij te verrekenen BTW), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 januari 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 januari 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen
De vordering van de benadeelde partij [onderneming 1] BVDe behandeling van de vordering van [onderneming 1] BV, levert geen onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit 5 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op €529,50, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 januari 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 januari 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [onderneming 5] BVDe behandeling van de vordering van [onderneming 5] , levert geen onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte ad informandum feit 5 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op €430,74, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 januari 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 januari 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Behandeling van het restant van de vordering (de op de vordering vermelde fietsendrager) levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

11.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

11.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie persisteert bij de vordering.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de stukken bevindt zich de op 14 maart 2013 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 02/806012-11 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d.
29 maart 2011 van de rechtbank Breda, waarbij verdachte is veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 2 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

12.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling

De officier van justitie heeft gevorderd om de voorwaardelijke invrijheidsstelling in de zaak met parketnummer 02/800399-10 (V.I.-zaaknummer 99/000088-50) te herroepen voor de duur van 360 dagen in verband met het overtreden van één van de aan die voorwaardelijke invrijheidsstelling verbonden voorwaarden. De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling is gelijktijdig met de onderhavige strafzaak behandeld. De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten, zijnde de onder 5 bewezen verklaarde strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. De rechtbank wijst de vordering strekkende tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling derhalve toe voor een periode van 360 dagen. Deze beslissing wordt in een afzonderlijke beschikking vastgelegd.

13.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14g, 15g, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 24c, 36f, 57, 300, 304, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

14.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:mishandeling, begaan tegen diens levensgezel.
feit 2:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
feit 3:diefstal door twee verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
feit 4:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
feit 5:diefstal door twee verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
BeslagVerklaart onttrokken aan het verkeer: 100 ml GBL en 500 gram gootsteenontstopper.
Verklaart verbeurd: headlight.
Benadeelde partijen
De vordering van de benadeelde partij [onderneming 4] BVWijst de vordering van [onderneming 4] BV toe tot €462,23 (zegge: vierhonderdtweeënzestig euro en drieëntwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 januari 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [onderneming 4] BV voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [onderneming 4] BV aan de Staat €462,23 (zegge: vierhonderdtweeënzestig euro en drieëntwintig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 januari 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 9 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [onderneming 1] BVWijst de vordering van [onderneming 1] BV toe tot €529,50 (zegge: vijfhonderdnegenentwintig euro en vijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 januari 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [onderneming 1] BV voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [onderneming 1] BV aan de Staat tot €529,50 (zegge: vijfhonderdnegenentwintig euro en vijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 januari 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [onderneming 5] BVWijst de vordering van [onderneming 5] toe tot een bedrag €430,74 (zegge: vierhonderddertig euro en vierenzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 januari 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [onderneming 5] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [onderneming 5] , €430,74 (zegge: vierhonderddertig euro en vierenzeventig cent), aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 januari 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 8 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering na voorwaardelijke veroordelingGelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 29 maart 2011 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling
Wijst toe de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor een periode van 360 dagen, welke beslissing in een afzonderlijke beschikking is vastgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mrs. Z.J. Oosting en M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Borg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 mei 2013.
Mr. M.H.L. Schoenmakers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I : De tenlastelegging
1.
hij op een of meer (verschillende) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de
periode van 1 december 2012 tot en met 11 januari 2013 te Veenendaal,
althans in Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn levensgezel,
althans een persoon, te weten [A] ,
- ( op of omstreeks dinsdag 8 januari 2013 en/of woensdag 9 januari 2013) die
[A] (met kracht) op/tegen haar hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- ( bij en/of naar aanleiding van een conflict over laminaat) die [A] op
de bank heeft gegooid en/of zijn, verdachtes, knie in het gezicht van die
[A] heeft gedrukt en/of die [A] heeft geslagen en/of gestompt en/of
geschopt en/of getrapt, waardoor deze (telkens)letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 10 januari 2013 te Velp, gemeente Rheden,, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een (kleding)winkel
(gevestigd aan de [adres 1] ) heeft weggenomen een hoeveelheid
(dames)kleding en/of een of meerdere sjaals en/of een of meerdere schoenen
en/of een of meerdere kettingen en/of een of meerdere tassen, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [onderneming 2] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door braak en/of verbreking van
een (glazen) deur van die winkel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 04 januari 2013 te Barneveld, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in / uit een winkel (gevestigd aan de [adres 2] )
heeft weggenomen een hoeveelheid kleding, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [onderneming 3] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door braak en/of verbreking (te weten het inslaan,
althans vernielen, van (een ruit van) de (glazen) deur van die winkel
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks 03 januari 2013 tot en met 04 januari 2013 te Veenendaal,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een winkel
(gevestigd aan de [adres 3] ) heeft weggenomen een aantal overhemden,
althans kleding, , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[onderneming 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij
verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of
de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door braak
en/of verbreking van een slot van een (glazen) deur;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
hij in of omstreeks de periode van 8 januari 2013 tot en met 9 januari 2013 te
Oosterbeek, gemeente Renkum,, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in /
uit een kledingwinkel (gelegen aan de [adres 4] ) heeft weggenomen
een hoeveelheid broeken (met een totale waarde van ongeveer 2356 euro) en/of
een hoeveelheid jassen (met een totale waarde van ongeveer 990 euro), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [onderneming 1] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren)
onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/og
verbreking van een (glazen) (voor)deur
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
BIJLAGE II : MEDEDELING AD INFORMANDUM GEVOEGDE STRAFBARE FEITEN
Ter terechtzitting zal/zullen onderstaand(e) door u bekend(e) strafba(a)r(e)
feit(en) ter kennis van de rechter worden gebracht. De rechter kan aldus bij
het bepalen van de straf ook met dat/die feit(en) rekening houden.
Doet de rechter dit dan kunt u dat/die feit(en) als strafrechtelijk afgedaan
beschouwen.
Parketnr. Feitgegevens (pleegperiode, -lokatie, -plaats, -gemeente, omschr. feit)
1. 661055-13 12 januari 2013, , Veenendaal, Gem. Veenendaal,
Handel/vervoer stof lijst I
2. 661055-13 04 januari 2013, , Veenendaal, Gem. Veenendaal,
Diefstal van in vereniging – door middel van
3. 661055-13 1 december 2012 tot en met 31 december 2012, , Renkum, Gem. Renkum
Diefstal in/uit in vereniging door
middel van braak, verbreking, inklimming
4. 661055-13 18 december 2012, , Barneveld, Gem. Barneveld,
Diefstal in/uit door middel van braak, verbreking
5. 661055-13 6 januari 2013 tot en met 7 januari 2013, , Veenendaal
Diefstal van in vereniging – door middel van

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om het proces-verbaal van de Politie Utrecht, met nummer PL0950 2013009702, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aangifte d.d. 12 januari 2013, doorgenummerde pagina’s 52 tot en met 56 en proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 12 januari 2013, doorgenummerde pagina 63.
3.Proces-verbaal aangifte d.d. 12 januari 2013, doorgenummerde pagina’s 53 tot en met 54.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 12 januari 2013, doorgenummerde pagina 31.
5.Proces-verbaal aangifte d.d. 11 januari 2013, doorgenummerde pagina’s 270 tot en met 272 en 275 tot en met 281.
6.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van 25 april 2013.
7.Proces-verbaal aangifte d.d. 8 januari 2012, doorgenummerde pagina’s 163 tot en met 165.
8.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van 25 april 2013.
9.Proces-verbaal aangifte d.d. 5 januari 2012, doorgenummerde pagina’s 177 tot en met 180.
10.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van 25 april 2013.
11.Proces-verbaal aangifte d.d. 9 januari 2012, doorgenummerde pagina’s 320 tot en met 322.
12.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van 25 april 2013.