ECLI:NL:RBMNE:2013:3347

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
14 augustus 2013
Zaaknummer
16-652920-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroving bij een pinautomaat met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij een beroving bij een pinautomaat. De verdachte heeft een grote rol gespeeld in de intimidatie en bedreiging van het slachtoffer, dat gedwongen werd om geld te pinnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een dreigende sfeer hebben gecreëerd, waardoor het slachtoffer zich niet kon verzetten. De feiten vonden plaats op 19 februari 2012 in Utrecht, waar het slachtoffer onder druk werd gezet om geld af te geven. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de beschikbare camerabeelden als bewijs gebruikt. De verdachte werd vrijgesproken van twee andere tenlastegelegde feiten, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De rechtbank achtte het onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, namelijk afpersing en diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 257 dagen, waarvan 21 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor de geleden schade als gevolg van de beroving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Sector strafrecht
Locatie Utrecht
parketnummer: 16/652920-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 juni 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te[postcode] [woonplaats], [adres].
Raadsvrouw mr. E. Gorsselink, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 5 juni 2012, 21 augustus 2012, 8 november 2012, 8 maart 2013 en 4 juni 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Gedurende de behandeling van de strafzaak heeft de rechtbank - gelet op het verhandelde ter zitting van 8 maart 2013 en met name gelet op de uitgebrachte adviezen van de psycholoog en psychiater (een voorwaardelijke PIJ) en de toelichtingen van de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg - bij tussenvonnis d.d. 22 maart 2012 aangegeven dat zij een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit niet uitsluit en daarnaast geconstateerd zij zich onvoldoende voorgelicht acht omtrent de persoon van verdachte. Hierdoor zouden de voorwaarden voor het voorwaardelijk verzoek van de raadsvrouw vervuld kunnen worden. Om deze redenen, heeft de rechtbank de behandeling van de zaak op 22 maart 2013aangehouden teneinde zich nader te laten adviseren door de deskundigen die verdachte gedurende zijn opname in de FORCA hebben onderzocht.
In dit kader zijn op de terechtzitting van 4 juni 2013 de deskundigen, R. Haveman, gz-psycholoog, en N.J.M. Beuk, kinder- en jeugdpsychiater, gehoord.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(feit 1) samen met anderen op 19 februari 2012[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van geld en/of een geldbedrag toebehorende aan die [slachtoffer 1] heeft weggenomen en daarbij geweld heeft gebruikt en/of heeft bedreigd met geweld;
(feit 2) samen met anderen in de periode van 25 juli 2011 tot en met 18 februari 2012 meerdere personen heeft gedwongen tot afgifte van geld en/of goederen en/of geld en/of goederen toebehorende aan deze personen heeft weggenomen en daarbij geweld heeft gebruikt en/of heeft bedreigd met geweld;
(feit 3) ) samen met anderen op 26 december 2011 een telefoon toebehorende aan[slachtoffer 2] heeft weggenomen en daarbij geweld heeft gebruikt en/of heeft bedreigd met geweld;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Het dossier bevat daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Derhalve verzoekt de officier van justitie de rechtbank verdachte vrij te spreken van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde nu er geen sprake is van wettig én overtuigend bewijs. De verklaringen van aangever bevatten volgens de raadsman onverklaarbare tegenstrijdigheden met overige gegevens uit het dossier. Subsidiair moet verdachte partieel worden vrijgesproken voor het medeplegen van de tenlastegelegde afpersing van 120 euro. Voor die transactie is er wat de verdediging betreft op basis van de aangiften te weinig om verdachte als medepleger aan te merken. Daarvoor ontbreekt de nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte 1].
Feit 2 kan volgens de verdediging niet bewezen worden. Er ligt telkens één belastende aangifte, die niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Met betrekking tot feit 3 stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte primair moet worden vrijgesproken en subsidiair in ieder geval moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde geweldscomponent.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde overweegt de rechtbank het volgende.
[slachtoffer 1] (hierna te noemen [slachtoffer 1]) heeft bij de politie [1] verklaard dat hij op
19 februari 2012 omstreeks 16:45 uur langs het speeltuintje tussen de Groenedijk en de Westraklaan te Utrecht liep en een groep van ongeveer zeven jongens zag staan. Hij herkende van deze jongens onder meer [verdachte] en [medeverdachte 2]. [slachtoffer 1] hoorde dat[verdachte] hem riep. Hij hoorde hem roepen: “Kom eens!” [slachtoffer 1] zei: “Nee” en wilde doorlopen. Hij zag dat[verdachte] met versnelde pas naar hem toe kwam lopen en riep: “Kom voordat ik jou klappen geef!” Aangever [slachtoffer 1] was bang en voelde zich bedreigd.[verdachte] zei dat [slachtoffer 1] mee moest lopen naar de speeltuin. Toen ze bij de groep kwamen, zei[verdachte] tegen hem: “Als je wegrent, dan ben je dood.” Eén van de andere jongens zei tegen[verdachte] dat hij toch sneller was dan [slachtoffer 1]. Op [slachtoffer 1] kwam dat heel erg intimiderend over. In de groep werd er onderling gepraat en toen moest [slachtoffer 1] meelopen met[verdachte]. De andere jongens liepen met hen mee. Alleen [medeverdachte 1] was er toen nog niet bij. Hij kwam pas later, volgens [slachtoffer 1]. Ongeveer op tien meter van de pinautomaat van de Rabobank aan de Langerakbaan zei[verdachte] tegen [slachtoffer 1]: “Je gaat nu hier voor me pinnen. Anders maak ik je af. Ik wacht hier.” De andere jongens stonden erbij en hebben volgens aangever alles gezien en gehoord. [slachtoffer 1] ging alleen naar de pinautomaat en heeft met zijn ING-pas 50 euro gepind, omdat[verdachte] zei dat hij dat moest doen.[verdachte] pakte het bankbiljet van 50 euro aan en stopte het in zijn jaszak. Vervolgens liepen ze met zijn allen terug naar het speeltuintje - langs de Filmclub. Volgens [slachtoffer 1] heeft hij[verdachte] steeds zijn geld teruggevraagd en zou dat op de bewakingscamera bij de Filmclub te zien moeten zijn.
Uit onderzoek van de politie is gebleken [2] dat aangever [slachtoffer 1] op 19 februari 2012 omstreeks 16.56 uur bij de pinautomaat van de Rabobank aan de Langerakbaan te Utrecht 50 euro heeft gepind. Dit blijkt ook uit de rekeningdetails van aangever [slachtoffer 1] [3] . Op de camerabeelden van de pinautomaat is aangever [slachtoffer 1] zichtbaar.
Van de Filmclub aan de Houtrakgracht te Utrecht zijn camerabeelden veiliggesteld. Op de beelden voorzien van datum 19 februari 2012 en tijdstip 18.12 uur is te zien [4] dat er acht jongens uit de richting van de Langerakbaan kwamen lopen. Deze jongens liepen in de richting van het winkelcentrum. Verbalisant [verbalisant 1] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen [5] gerelateerd dat de tijd op zomertijd staat afgestemd en dat daardoor de vermelde tijd een uur voor loopt op de werkelijke tijd. In werkelijkheid is het dan 17.12 uur.
Verbalisant [verbalisant 1] ziet op de beelden de reeds hiervoor door aangever genoemde verdachten lopen. Te zien is dat het slachtoffer achteraan loopt.
Op dezelfde foto [6] bij de Filmclub herkent aangever [slachtoffer 1] volgens zijn verklaring [7] onder meer zichzelf,[verdachte] (nr. 2) en [medeverdachte 2] (nr. 4).
[slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard [8] dat ze vervolgens naar supermarkt Jumbo zijn gelopen. Ze wilden daar dingen kopen van het geld van [slachtoffer 1]. Twee jongens zijn buiten gebleven. De andere jongens en [slachtoffer 1] zijn de winkel ingelopen. In de supermarkt heeft[verdachte] vier of vijf blikjes Red Bull gekocht voor zijn vrienden. [slachtoffer 1] liep erbij en vroeg volgens zijn verklaring meerdere malen om zijn geld, maar[verdachte] zei steeds nee en schold hem uit. De jongens maakten grappen over [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] moest bij de jongens op de banken komen zitten en bij hen blijven. Iedereen zei tegen[verdachte] dat hij ze moest trakteren met het geld van [slachtoffer 1].
De politie heeft onderzoek gedaan naar de camerabeelden van de Supermarkt Jumbo. Op één van de opnames is de toegangdeur van de winkel zichtbaar. Verbalisant [verbalisant 2] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen [9] gerelateerd hetgeen op deze beelden is waar te nemen. Te zien is dat vier manspersonen (genoemd verdachte 1, 2, 3 en 4) de winkel in komen lopen. Kort daarop is te zien dat voor de winkel nog een viertal manspersonen staan. Twee daarvan lopen ook de winkel binnen (verdachte 5). De zesde persoon die meeloopt de winkel in, is volgens de verbalisant het slachtoffer.
Na twee minuten verlaat verdachte 1 de winkel met iets in zijn hand. Kort daarop verlaten ook verdachten 2, 3, 4 en 5 en het slachtoffer gezamenlijk de winkel. Verdachte 5 houdt een gele ballon vast.
Voorts zijn er camerabeelden van een overzichtssituatie van de kassa’s in de winkel. Deze beelden zijn gemaakt op 19 februari 2012 tussen 17.03 uur en 17.05 uur. Verbalisant[verbalisant 3] relateert in haar proces-verbaal van bevindingen [10] dat om 17.03 uur te zien is dat er zes personen aan komen lopen bij de kassa. De voorste twee personen zijn de verdachte 1 en verdachte 2, zoals deze door verbalisant [verbalisant 2] reeds zijn genoemd. Te zien is dat er iets op de kassaband wordt gelegd. Verdachte 2 pakt iets uit zijn zak. De caissière verplaatst goederen naar de andere zijde van de band en de verbalisant ziet op de beelden dat de goederen vermoedelijk blikjes drinken zijn. Verdachte 2 steekt zijn hand uit naar de caissière, vermoedelijk om haar geld te geven. Verdachte 5 passeert de kassa met een gele ballon in zijn hand. Verdachte 2 pakte een blikje van de kassaband. Verdachte 1 en verdachte 5 pakken ook een blikje van de kassaband. Hierna pakt verdachte 2 wederom een blikje van de kassaband en geeft deze aan verdachte 3 of 4. Vanaf de camera boven de kassa is te zien dat de caissière een viertal blikjes Red Bull scant. Er wordt haar een biljet van 20 euro overhandigd.
Wijkagent [verbalisant 1] heeft de beelden van de ingang van de Jumbo bekeken en relateert in zijn proces-verbaal van bevindingen [11] dat hij de volgende hem ambtshalve bekende personen op de beelden ziet binnenlopen, onder wie onder meer [verdachte] [12] en[medeverdachte 2] [13] . Als laatste komt het slachtoffer de winkel binnen.
Dezelfde beelden zijn ook aan aangever [slachtoffer 1] getoond door de politie. [slachtoffer 1] herkent [14] de jongen (nr. 2) die door verbalisant [verbalisant 1] [verdachte] wordt genoemd, als de door hem genoemde[verdachte]. Tevens wijst [slachtoffer 1] [medeverdachte 2] (nr. 4) aan als de jongen die net voor hem de winkel is binnengekomen.
Ook verbalisant [verbalisant 4] [15] herkent op de beelden van de Jumbo [verdachte] en Hartog de Beer als zijnde de tweede respectievelijk de vijfde persoon welke de supermarkt binnen komen lopen.
Aangever [slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard [16] , dat, nadat ze bij de Jumbo zijn geweest, op een gegeven moment[verdachte] werd gebeld. Hij sprak in een voor [slachtoffer 1] vreemde taal. [slachtoffer 1] begreep dat hij was gebeld door [medeverdachte 1].[verdachte] zei tegen [slachtoffer 1] dat [medeverdachte 1] ook geld van hem wilde. Even later zag [slachtoffer 1] dat [medeverdachte 1] aan kwam lopen. [medeverdachte 1] sprak [slachtoffer 1] aan en zei: “Je geeft hem geld, en mij niet!”, “Je gaat me geld geven” en “Je gaat niet weg voordat je mij geld hebt gegeven.” Toen pakte [medeverdachte 2] een stok op en gaf deze aan [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] wilde dit niet. [medeverdachte 2] pakte hierop een steen en reikte naar [medeverdachte 1], waarop [medeverdachte 1] lachte en dit afwees. Hierna pakte [medeverdachte 2] een slot van een fiets. [medeverdachte 1] nam ook dit niet aan. Ze begonnen te lachen. Vervolgens gingen ze lopen. [medeverdachte 1] zei dat hij geld van [slachtoffer 1] wilde en zei: “Het maakt niet uit waar je het geld vandaan haalt, anders ga ik je slaan.” Op dat moment begonnen de andere jongens allerlei opties te noemen hoe aangever [slachtoffer 1] aan geld moest komen. [slachtoffer 1] zag en voelde dat [medeverdachte 1] met zijn vlakke hand tegen zijn hoofd sloeg als een soort waarschuwingsklapje. Ook balde [medeverdachte 1] zijn vuist, zoals [slachtoffer 1] in zijn aanvullende verklaring [17] bij de politie verklaart. [medeverdachte 1] begon in zijn zakken te voelen. [medeverdachte 2] zei tegen [medeverdachte 1] dat hij de bankrekening van [slachtoffer 1] moest controleren om te kijken of er nog geld te halen was. Hierop zei [medeverdachte 1] dat [slachtoffer 1] 50 euro voor hem moest pinnen. [slachtoffer 1] moest met [medeverdachte 1] mee naar de pinautomaat van de ING-bank op het winkelcentrum. [medeverdachte 1] kwam naast [slachtoffer 1] staan. [slachtoffer 1] moest van [medeverdachte 1] pinnen. Hij stond dichtbij [slachtoffer 1], kennelijk om de pincode af te kijken. De andere jongens stonden op een afstand naar hen te kijken. [slachtoffer 1] heeft eerst 50 euro gepind. [medeverdachte 1] pakte de biljetten uit het vakje. Hij stopte de biljetten in zijn zak. Hierna gingen ze weer lopen, maar moest [slachtoffer 1] van [medeverdachte 1] terug naar de pinautomaat. Opnieuw moest [slachtoffer 1] pinnen. [slachtoffer 1] moest de pincode indrukken. De rest ging hij zelf doen. Ondanks dat [slachtoffer 1] de stop-knop indrukte, lukte het [medeverdachte 1] om 70 euro te pinnen. [medeverdachte 1] stopte dit geld ook in zijn jaszak. Daarna moest [slachtoffer 1] van [medeverdachte 1] weggaan.
Uit de details van de bankrekening van aangever [slachtoffer 1] [18] blijkt dat op 19 februari 2012 om 18.00 uur 50 euro is gepind en om 18.03 uur 70 euro.
Van de Filmclub aan de Houtrakgracht te Utrecht zijn camerabeelden veiliggesteld. Op de beelden voorzien van datum 19 februari 2012 en tijdstip 19.08 uur is te zien [19] dat er drie jongens uit de richting van het winkelcentrum komen lopen in de richting van de Langerakbaan te Utrecht. Verbalisant [verbalisant 1] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen [20] gerelateerd dat de tijd op zomertijd staat afgestemd en dat daardoor de vermelde tijd een uur voor loopt op de werkelijke tijd. In werkelijkheid is het dan 18.08 uur. Op de beelden herkent verbalisant [verbalisant 1] [medeverdachte 1] [21] .[medeverdachte 1] loopt in het midden. Aan de linkerzijde van[medeverdachte 1] loopt het slachtoffer.
Op de foto’s [22] bij de Filmclub herkent aangever [slachtoffer 1] volgens zijn verklaring [23] zichzelf met [medeverdachte 1] (nr. 1) en [medeverdachte 2] (nr. 4).
Verbalisant [verbalisant 5] herkent [24] op de beelden van de Filmclub de voorste persoon in het midden en gekleed in de witte broek als [medeverdachte 1].
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard [25] dat hij erbij was toen [slachtoffer 1] bij de groep kwam staan bij het speeltuintje. Volgens [medeverdachte 2] kwam [medeverdachte 1] later. Het klopt, volgens [medeverdachte 2] in zijn latere verklaring bij de politie, [26] dat hij aan [medeverdachte 1] een steen, slot en een stok heeft aangegeven.
Verdachte ontkent het tenlastegelegde. Ter terechtzitting d.d. 21 augustus 2012 heeft verdachte verklaard dat hij zich niets kan herinneren van 19 februari 2012 en dat hij [slachtoffer 1] niet kent. [medeverdachte 1] kent hij wel, maar niet persoonlijk. [medeverdachte 2] kent hij wel, maar is geen vriend van hem. Hij maakt geen deel uit van een groep jongens in de wijk.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen het onder 1 tenlastelegde, op de wijze zoals voornoemd, heeft begaan. De stelling van de raadsman dat de verklaring(en) van aangever [slachtoffer 1] tegenstrijdig zijn met andere bewijsmiddelen in het dossier, wordt door de rechtbank verworpen. Anders dan de verdediging stelt, wordt de verklaring van [slachtoffer 1], gelet op het voorgaande, juist ondersteund door andere bewijsmiddelen. Ten aanzien van het subsidiaire verweer van de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn handelen wel degelijk een wezenlijk aandeel heeft geleverd bij het tweede deel van het onder 1 ten laste gelegde delict. Verdachte heeft immers mogelijk gemaakt dat ook [medeverdachte 1] geld van aangever kon stelen door hem aan de telefoon te woord te staan, waarna [medeverdachte 1] ook kwam.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat de aangevers in algemeenheden hebben verklaard over een groep personen door wie zij gedurende een (langere) periode zijn afgeperst en/of beroofd. De rechtbank is echter van oordeel dat zonder enige verankering in tijd, plaats, handelingen en betrokken personen in de bewijsmiddelen het tenlastegelegde niet bewezen kan worden. De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank dat één getuige onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen van deze feiten.
De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
4.4
Vrijspraak
De rechtbank acht het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, te weten dat verdachte
op 19 februari 2012 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 50 euro, althans een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
(terwijl verdachte en zijn mededaders een dreigende sfeer hebben doen ontstaan)
- die [slachtoffer 1] de volgende woorden heeft toegevoegd: "kom eens, kom voordat ik jou klappen geef" en "als je wegrent ben je dood" en "ik ben toch sneller dan jij", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en
-die [slachtoffer 1] lieten meelopen naar de pinautomaat (Rabobank) en die [slachtoffer 1] de volgende woorden hebben toegevoegd "je gaat nu hier voor me pinnen. Anders maak ik je af. Ik wacht hier", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
-die [slachtoffer 1] te kennen hebben gegeven dat hij bij verdachte en zijn mededaders en/of de groep moest blijven en grapjes over die [slachtoffer 1] gemaakt en in een voor die [slachtoffer 1] onbekende taal hebben gesproken en die [slachtoffer 1] hebben uitgescholden
en
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 120 euro, toebehorende aan[slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
(terwijl verdachte en zijn mededaders een dreigende sfeer hebben doen ontstaan)
- die [slachtoffer 1] de volgende woorden heeft toegevoegd: "je geeft hem geld, en mij niet" en "je gaat me geld geven" en "je gaat niet weg voordat je mij geld hebt gegeven" en "het maakt niet uit waar je het geld vandaan haalt, anders ga ik je slaan", en
-een stok en een steen en een slot van een fiets heeft opgepakt en aangegeven aan verdachte en
-die [slachtoffer 1] met de vlakke hand tegen het hoofd heeft geslagen en de vuist heeft gebald en
-de zakken van die [slachtoffer 1] heeft bevoeld en doorzocht en
-die [slachtoffer 1] liet meelopen naar de pinautomaat (ING Bank) en op een zeer korte afstand van die [slachtoffer 1] is gaan staan en/of (nadat die [slachtoffer 1] zijn pincode heeft ingetoetst) de pintransactie heeft afgerond (ondanks dat die [slachtoffer 1] een of meermalen op de 'stop'-knop heeft gedrukt).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Ten aanzien van feit 1:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch onderzoek pro justitia van 18 mei 2012 van A. Soetendaal, psycholoog. In dit rapport is onder meer het volgende geconstateerd.
Verdachte is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een matige gedragsstoornis. Dit was tevens zo ten tijde van het ten laste gelegde. Door de ontkennende houding van verdachte kan geen directe relatie worden gelegd tussen zijn gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. De onderzoeker trekt derhalve geen conclusies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het rapport van FORCA van 26 oktober 2012. Uit dit rapport komt onder andere het volgende naar voren.
Verdachte heeft maar beperkt meegewerkt aan het onderzoek. Uit het onderzoek is gebleken dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een gedragsstoornis NAO. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een disharmonisch intelligentieprofiel en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was de stoornis aanwezig. Het karakter van de stoornis is dat deze sedert zijn dertiende levensjaar leidt tot terugkerende antisociale en oppositionele gedragingen, die leiden tot beperkingen in het functioneren. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens was ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Dit betreft zeer stabiele kenmerken, waarvan de persoonlijkheidstrekken slechts moeizaam te veranderen zijn. Aangezien het een ontkennende verdachte betreft, valt de vraag omtreft de toerekenbaarheid niet te beantwoorden.
De rechtbank ziet op basis van de conclusies uit de rapporten van bovengenoemde deskundigen geen aanleiding verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te achten. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar
.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 224 dagen waarvan 21 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarde de Maatregel Hulp en Steun.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte primair algehele vrijspraak bepleit. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan kan de raadsman zich vinden in de eis van de officier van justitie, met uitzondering van de proeftijd, die volgens de raadsman op 1 jaar zou moeten worden vastgesteld nu zijn cliënt al zo lang aan de bij schorsing van de voorlopige hechtenis opgelegde voorwaarden (waaronder zware begeleiding en hulp) heeft voldaan en in de tijd van de schorsing geen strafbare feiten heeft gepleegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een beroving bij een pinautomaat van [slachtoffer 1]. Verdachte heeft daarin een grote rol gespeeld. Het slachtoffer was niet in staat om het intimiderende en bedreigende gedrag van verdachte en de andere medeverdachten te weerstaan. Het is algemeen bekend dat zulke ingrijpende ervaringen traumatische gevolgen kunnen hebben voor het slachtoffer. Verdachte heeft deel uitgemaakt van een groep jongeren in Parkwijk in Utrecht en in samenhang met deze groep heeft dit strafbare feit plaatsgevonden. In de samenleving en in het bijzonder in wijken waar jeugdgroepen crimineel gedrag vertonen, heeft verdachte door zijn handelen gevoelens van onveiligheid versterkt.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 april 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Daarnaast zijn over verdachte verschillende rapporten opgesteld. Dit betreft rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 2 maart 2012, 26 april 2012 en 5 november 2012 en het rapport van Bureau jeugdzorg d.d. 7 november 2012, die alle zijn besproken en toegelicht op eerdere zittingen, de rapportage d.d. 18 mei 2012 van psycholoog A. Soetendaal die eveneens op een zitting is toegelicht en besproken en het rapport van FORCA d.d. 26 oktober 2012, opgesteld door dhr. R. Haveman, GZ-psycholoog en dhr. N.J.M. Beuk, kinder- en jeugdpsychiater. In voornoemd rapport van FORCA wordt een voorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd. In dat kader zou het beste gewerkt kunnen worden met een systeeminterventie als MDFT en zou verdachte begeleiding moeten krijgen vanuit de Maatregel ITB Harde Kern.
Na de schorsing van verdachte, per 22 oktober 2012, is zowel een MDFT-traject als ook een ITB-plustraject gestart. Deze zijn beide zeer positief verlopen. Bij brief van 6 maart 2013 heeft mevrouw E. Sengul de rechtbank op de hoogte gebracht van de voortgang van voornoemde trajecten. In het ITB-plustraject is verdachte zeer intensief begeleid door mevrouw El Addouti van Bureau Jeugdzorg. Ter zitting d.d. 4 juni 2013 heeft mevrouw
El Addouti een toelichting gegeven. Zo heeft zij aangegeven dat de structuur van de ITB-plus verdachte goed heeft gedaan. Verdachte functioneert op alle leefgebieden goed en houdt zich aan de afspraken. Verdachte accepteert het gezag en is aanspreekbaar op zijn gedrag. Zij acht het niet aannemelijk dat verdachte alleen maar sociaal wenselijk gedrag heeft laten zien. Zij vermoedt dat verdachte echt is veranderd. Het advies van zowel Bureau Jeugdzorg als ook de Raad voor de Kinderbescherming is om de begeleiding in het kader van de maatregel Hulp en Steun te continueren.
De rechtbank heeft op bovengenoemde zitting de deskundigen van de FORCA, naar aanleiding van het tussenvonnis, ondervraagd. Zij hebben toegelicht dat zij niet opnieuw verdachte hebben onderzocht en daarom eigenlijk geen advies over de nieuwe, actuele situatie kunnen geven. Zij constateren wel dat er vanaf het moment van de schorsing de facto een begin is gemaakt met het advies dat zij hebben gegeven. Zij vinden het daarom niet raar dat het sinds de schorsing van verdachte goed gaat met hem in het strakke kader dat hem is geboden. Verdachte heeft een morele ontwikkeling – zij het een lage -, waardoor hij met een goede sturing in staat moet worden geacht om de juiste keuzes te maken.
De rechtbank zal, gelet op het feit dat verdachte al gedurende 9 maanden heeft laten zien dat hij bereid is en in staat moet worden geacht om te veranderen, aan verdachte geen voorwaardelijke PIJ opleggen, maar een gedeeltelijk voorwaardelijke jeugddetentie om een verplichte begeleiding door Bureau Jeugdzorg mogelijk te maken. Deze begeleiding hoeft gelet op verdachtes positieve ontwikkeling niet het karakter van een ITB plus te hebben. Door deze begeleiding krijgt verdachte ondersteuning bij het vasthouden van de gedragsverandering die is ingezet, waardoor de kans op recidive zal verminderen. Daarnaast is deze voorwaardelijke straf ook beoogd als stok achter de deur. De officier van justitie is blijkens haar eis uitgegaan van een duur van de voorlopige hechtenis van 203 dagen. De rechtbank komt in haar berekening op een hoger aantal dagen uit, maar wil wel een stok achter de deur creëren en zal daarom op een hogere straf uitkomen dan de door de officier van justitie geëist.

7.De benadeelde partijen

[slachtoffer 1]
De benadeelde partij M. [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 2.136,72 plus Pro Memorie gevolgschade nog nader te bepalen voor feit 1 en 2.
De officier van justitie vordert de gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor een deel groot € 676,72, met toepassing van de maatregel tot schadevergoeding en hoofdelijke aansprakelijkheid. Voor het overige dient de vordering volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard te worden. De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair meent de verdediging dat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, gelet op de mogelijke eigen schuld van [slachtoffer 1].
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade met betrekking tot het gepinde geldbedrag bij de Rabobank (€ 50)en dat bij de ING-bank (€ 120,00), de reiskosten ad
€ 6,72 en een immateriële schadevergoeding ad € 700,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit. Het gevorderde is derhalve tot een bedrag van € 876,72, bestaande uit € 176,72 ter zake van materiële schade en € 700,00 ter zake van immateriële schade, voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2012.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
T.Ph.T. de Groot
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 322,50 voor feit 2.
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 en 3 tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 257 dagen, waarvan 21 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde
* zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg Utrecht in het kader van de maatregel Hulp en Steun;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 876,72, waarvan € 176,76 ter zake van materiële schade en € 700,00 ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 19 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] € 876,62 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
[slachtoffer 2]
- verklaart de benadeelde partij[slachtoffer 2] in zijn vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Voorlopige hechtenis
Heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het onherroepelijk worden van het onderhavige vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter en tevens kinderrechter,
mrs. E.A.A. van Kalveen en E.A. Messer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juni 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 19 februari 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 170 euro, althans een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 170 euro, althans een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich in een groep van 7 personen bevond(en), althans (aldus) een dreigende sfeer heeft/hebben doen ontstaan)
-die [slachtoffer 1] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd "kom eens, kom voordat ik jou klappen geef" en/of "als je wegrent ben je dood" en/of "ik ben toch sneller dan jij", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
-die [slachtoffer 1] liet(en) meelopen naar de pinautomaat (Rabobank) en/of die [slachtoffer 1] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd "je gaat nu hier voor me pinnen. Anders maak ik je af. Ik wacht hier", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
-die [slachtoffer 1] te kennen heeft/hebben gegeven dat hij bij verdachte en/of zijn mededader(s) en/of de groep moest blijven en/of grapjes over die [slachtoffer 1] gemaakt en/of in een voor die [slachtoffer 1] onbekende taal heeft/hebben gesproken en/of die [slachtoffer 1] heeft/hebben uitgescholden en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer 1] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd "je geeft hem geld, en mij niet" en/of "je gaat me geld geven" en/of "je gaat niet weg voordat je mij geld hebt gegeven" en/of "het maakt niet uit waar je het geld vandaan haalt, anders ga ik je slaan", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
-een stok en/of een steen en/of een slot van een fiets heeft/hebben (op)gepakt en/of aangegeven aan een van de mededader(s) en/of
-die [slachtoffer 1] met de (vlakke) hand tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of de vuist(en) heeft/hebben gebald en/of
-de zakken van die [slachtoffer 1] heeft/hebben bevoeld en/of doorzocht en/of
-die [slachtoffer 1] liet(en) meelopen naar de pinautomaat (ING Bank) en/of op een (zeer) korte afstand van die [slachtoffer 1] is/zijn gaan staan en/of (nadat die [slachtoffer 1] zijn pincode heeft ingetoetst) de pintransactie heeft/hebben afgerond (ondanks dat die [slachtoffer 1] een of meermalen op de 'stop'-knop heeft gedrukt, althans de pintransactie trachtte af te ronden) ;
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 18 februari 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of[slachtoffer 4] en/of[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) telefoon(s) en/of sigaretten en/of een of meer geldbedrag(en) en/of een basketbal, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] en/of die[slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer goed(eren) en/of een of meer geldbedrag(en) en/of sigaretten en/of een basketbal, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of[slachtoffer 4] en/of[slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) in een groep van meerdere personen bevond(en), althans (aldus) een dreigende sfeer heeft/hebben doen ontstaan)
- ( telkens) de zakken van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] en/of die[slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben bevoeld en/of doorzocht en/of (dwingend) om sigaretten en/of geld heeft/hebben gevraagd en/of die sigaretten en/of kleingeld en/of (een) telefoon(s) heeft/hebben gepakt en/of,
-die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 26 december 2011 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (merk Blackberry) en/of een petje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] (met kracht) op het (achter)hoofd heeft geslagen en/of die telefoon uit de hand(en) van die [slachtoffer 2] heeft gepakt en/of dat petje heeft afgepakt en/of (vervolgens) is/zijn weggerend.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 379 tot en met 382.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant[verbalisant 6], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 476.
3.Een geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5, opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 384.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 490 en 491.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant M.J.Th. [verbalisant 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 496.
6.Een fotoprint, opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 407.
7.Het proces-verbaal van verhoor van M. [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 393.
8.Het proces-verbaal van aangifte van M. [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 382.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant W.S. [verbalisant 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 484 tot en met 486.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant D.[verbalisant 3], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 487 en 488.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant M.J.Th. [verbalisant 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 494 tot en met 496.
12.Een fotoprint, opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 499.
13.Een fotoprint, opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 505.
14.Het proces-verbaal van verhoor van M. [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 392.
15.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Th.L.A. [verbalisant 4], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 494 tot en met 517.
16.Het proces-verbaal van aangifte van M. [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 382 en 383.
17.Het proces-verbaal van verhoor van M. [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 390.
18.Een geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5, opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 385 en 386.
19.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 490 en 491.
20.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant M.J.Th. [verbalisant 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 496.
21.Een fotoprint, opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 509.
22.Een fotoprint, opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 405.
23.Het proces-verbaal van verhoor van M. [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 393.
24.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant H. [verbalisant 5], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 519.
25.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 543 tot en met 545.
26.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal 2012039470, pagina 551.