ECLI:NL:RBMNE:2013:3322

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juni 2013
Publicatiedatum
13 augustus 2013
Zaaknummer
16-656175-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging zware mishandeling, bedreiging en mishandeling van moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling, bedreiging en mishandeling van zijn moeder. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 30 mei 2013 gehouden, waarbij de officier van justitie zijn vordering heeft gepresenteerd en de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.C.J. Teurlings, zijn verweer heeft gevoerd. De tenlastelegging omvatte onder andere de poging om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, bedreigingen aan het adres van zijn moeder [slachtoffer 2], en de mishandeling van zijn moeder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers en de verdachte zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 15 augustus 2012 [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft proberen toe te brengen door hem met kracht te slaan en op hem te springen. De rechtbank achtte het bewijs voor deze poging tot zware mishandeling overtuigend.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte zijn moeder op verschillende tijdstippen heeft bedreigd met de dood, waarbij hij met een mes dreigde en haar vertelde dat hij haar zou doden. De rechtbank oordeelde dat deze bedreigingen voldoende waren om te concluderen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Wat betreft de mishandeling van zijn moeder op 31 mei 2012, heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte haar meermalen met kracht heeft geduwd en haar pijn heeft gedaan, wat resulteerde in letsel. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht, rekening houdend met zijn psychische toestand, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 387 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/ 656175-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 13 juni 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Sovjet-Unie),
gedetineerd voor deze zaak te P.I. Utrecht – HvB locatie Nieuwegein, Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 mei 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. M.C.J. Teurlings, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair: heeft geprobeerd[slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 1 subsidiair:[slachtoffer 1] heeft mishandeld;
Feit 2: op verschillende tijdstippen zijn moeder heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 3: zijn moeder,[slachtoffer 2], heeft mishandeld.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd feit 1 primair, feit 2 en feit 3 wettig en overtuigend bewezen te verklaren op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat feit 1 primair niet bewezen kan worden, omdat zich daarvoor geen wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt. De verdediging heeft opgemerkt dat feit 1 subsidiair wettig en overtuigend bewezen kan worden, nu verdachte dat feit heeft bekend.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging vrijspraak bepleit op grond van het volgende.
- Voor wat betreft 16 augustus 2012 heeft de verdediging aangevoerd dat de verbalisanten niet hebben doorgevraagd naar wat voor mes het was, hoe vaak er gesneden zou zijn en hoe hard. Voorts blijkt uit pagina 49 dat er geen letsel zichtbaar was op de polsen van aangeefster. De raadsman heeft betoogd dat op geen enkele wijze kan worden bewezen wat zich op 16 augustus 2012 heeft voorgedaan.
- Voor wat betreft 19 augustus 2012 heeft de raadsman aangevoerd dat er door aangeefster geen nadere bijzonderheden zijn genoemd en er evenmin is doorgevraagd door de verhoorder. Het dossier biedt dan ook geen enkel steunbewijs voor de verklaring van aangeefster.
- Voor wat betreft 20 augustus 2012 heeft de raadsman opgemerkt dat de woorden “Luister, kankerhoer, ik heb haar vermoord. En dat komt door jou.” niet als een bedreiging kunnen worden aangemerkt, noch het doden van zijn konijn.
De verdediging heeft voorts vrijspraak bepleit van feit 3 en daartoe aangevoerd dat de bewijsmiddelen zodanig marginaal zijn dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van feit 1 primair
Het bewijs
[slachtoffer 1] (hierna te noemen: aangever) heeft aangifte gedaan van mishandeling, gepleegd op 15 augustus 2012 in IJsselstein. [2]
Aangever zag dat verdachte[verdachte] de bank op kwam springen en met zijn volle gewicht boven op hem kwam. Aangever zag en voelde dat[verdachte] zijn knie hard tegen zijn borst plaatste en zag en voelde dat[verdachte] hem daarna wel zeker twintig keer met zijn beide vuisten hard op zijn hoofd sloeg. Daarna voelde aangever hevige pijn over zijn gehele gezicht en hoofd, en vooral bij zijn slaap. Aangever zag later dat er bloed uit zijn linkeroor, neus en boven zijn linkerwenkbrauw kwam. Aangever is daarna naar de slaapkamer gegaan om zijn spullen te pakken. [3]
Aangever wilde het liefst zo snel mogelijk weggaan. Later hoorde aangever van[slachtoffer 2], zijnde de moeder van verdachte, dat[verdachte] hem in de slaapkamer één keer heel hard op zijn gezicht heeft geslagen, ter hoogte van zijn slaap. Aangever heeft op het moment van aangifte nog steeds last van een stijve kaak, een gevoelige en gezwollen linkerslaap, een gevoelige stekende pijn in zijn rechterschouder, een gevoelige borstkas en diverse rode en blauwe plekken op zijn kaak en ogen. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft overmeesterd en klappen heeft gegeven. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij [slachtoffer 1] in de slaapkamer ook nog een klap heeft gegeven. [5]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor vastgestelde feiten voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel opleveren. De rechtbank overweegt in dit kader het volgende.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte veelvuldig met kracht heeft geslagen op het hoofd van [slachtoffer 1]. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte een harde klap heeft gegeven tegen de slaap van [slachtoffer 1]. Door vele malen hard te slaan op iemands hoofd en door hard te slaan tegen de slaap kan zwaar lichamelijk letsel ontstaan. Verdachte heeft zich door dusdanig te handelen naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zwaar lichamelijk letsel zou intreden en die aanmerkelijke kans heeft hij bewust aanvaard.
Ten aanzien van feit 2
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht hetgeen onder feit 2, derde gedachtestreepje, is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen, omdat deze gedragingen naar het oordeel van de rechtbank geen bedreiging opleveren. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook partieel vrijspreken.
Het bewijs
[slachtoffer 2] (hierna te noemen: aangeefster) heeft verklaard dat zij met haar zoon[verdachte] en haar dochter in IJsselstein woont. [6]
Aangeefster heeft verklaard dat op 16 augustus 2012[verdachte] thuis kwam. Aangeefster zag dat hij met een mes op haar af kwam lopen en zei “Ik ga je keel doorsnijden. Dan kan je ook de politie niet bellen of buren roepen”. Hij zei “leg die kankertelefoon neer, anders hak ik je hand eraf”. Hij probeerde de pols van aangeefster te snijden maar het mes was te bot. Hij liep weg en kwam terug met een hakmes. Hij begon dat mes te slijpen. Hij zei “wacht, ik moet publiek hebben die zien dat ik jou dood maak”. [7]
Aangeefster heeft verklaard dat zij thuis kwam op 19 augustus 2012 en dat[verdachte] ook thuis was. Hij begon toen weer dat hij aangeefster dood zou maken. [8]
[slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1]) heeft verklaard dat hij een kras heeft gezien op de linker arm van[slachtoffer 2]. [slachtoffer 1] zag dat deze kras aan de binnenzijde van de arm zat en dat deze kras over de breedte van de arm liep. De kras op de onderarm had een lengte van ongeveer 6 centimeter. [slachtoffer 1] begreep van[slachtoffer 2] dat[verdachte] had geprobeerd daar te snijden met een mes. [9]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor vastgestelde feiten twee bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht opleveren. Zij overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte diverse woordelijke bedreigingen heeft geuit tegen zijn moeder en ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte heeft geprobeerd te snijden met een mes in de pols van zijn moeder. De rechtbank stelt vast dat verdachte heeft gedreigd zijn moeder dood te maken. Deze bedreigingen zijn van dien aard geweest en zijn onder zodanige omstandigheden geschied dat bij de moeder van verdachte de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen.
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar en gaat voorbij aan de ontkenning van verdachte. De rechtbank weegt daarbij mee dat de verklaring van aangeefster gedetailleerd is en steun vindt in de verklaring van [slachtoffer 1].
Ten aanzien van feit 3
Het bewijs
[slachtoffer 2] (hierna te noemen: aangeefster) heeft aangifte gedaan van huiselijk geweld, gepleegd door haar zoon[verdachte], op 31 mei 2012 in IJsselstein. [10]
Aangeefster voelde dat ze naar achteren werd geduwd door[verdachte]. Toen aangeefster naar achteren werd geduwd, kwam zij met haar hoofd tegen het kastje aan.[verdachte] duwde meerdere keren.[verdachte] duwde haar met zijn rechterhand op haar borst en daarna heeft hij twee keer geduwd met zijn rechterhand in het gezicht van aangeefster.[verdachte] pakte met twee vingers een stukje vel van de linkerbovenarm van aangeefster en kneep daar heel hard in. Dat deed aangeefster erg veel pijn. Aangeefster heeft ook een blauwe plek op haar bovenarm. Toen pakte[verdachte] de beide handen van aangeefster vast met zijn handen en begon haar vingers naar achteren te buigen. Aangeefster begon hierop te huilen van de pijn. Daarop knielde[verdachte] en pakte hij het rechterbeen van aangeefster vast. Aangeefster hoorde[verdachte] zeggen dat hij haar been wilde breken.[verdachte] tilde haar been op en begon aan haar been te draaien. [11]
Verbalisanten[verbalisant 1] en [verbalisant 2] kwamen op 31 mei 2012 ter plaatse in IJsselstein. In de woning spraken verbalisanten[slachtoffer 2] die hen vertelde zojuist te zijn mishandeld door haar zoon. [12]
[getuige] heeft verklaard dat haar buurvrouw in de nacht van 30 op 31 mei bij haar voor de deur stond. De buurvrouw vertelde haar dat haar zoon haar in het gezicht had geslagen en bij haar benen had vastgepakt. [13]
Uit de geneeskundige verklaring d.d. 1 juni 2012 betreffende[slachtoffer 2] blijkt dat aangeefster een bloeduitstorting en een schram op haar linkerarm had. [14]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar en gaat voorbij aan de ontkenning van verdachte. De rechtbank weegt daarbij mee dat de verklaring van aangeefster steun vindt in de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en in de verklaring van [getuige]. Bovendien is er op 1 juni 2012, de dag na het tenlastegelegde, bij aangeefster letsel geconstateerd dat past bij haar verklaring.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
Primair
op 15 augustus 2012 te IJsselstein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om aan[slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet op die [slachtoffer 1] is gesprongen en op het lichaam van die [slachtoffer 1] gaan zitten en zijn knie met kracht op de borst van die [slachtoffer 1] geplaatst en veelvuldig met kracht op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en nadat die [slachtoffer 1] probeerde weg te komen die [slachtoffer 1] hard tegen de slaap heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden, te weten een gezwollen kaak, een zwelling op de slaap en boven de wenkbrauw, een snee in het oor, pijn in de schouder, pols en borstkas en diverse blauwe plekken op de kaak en ogen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
op meer tijdstippen in de periode van 16 augustus 2012 tot en met 20 augustus 2012 te IJsselstein,[slachtoffer 2] (verdachtes moeder) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
  • op 16 augustus die[slachtoffer 2] met een mes in de pols geprobeerd te snijden en gezegd: "ik ga je keel doorsnijden, dan kun je ook de politie niet bellen of de buren roepen" en "leg die kankertelefoon neer, anders hak ik je hand eraf", althans woorden van gelijke aard of strekking, en vervolgens een ander mes gepakt en dat mes gaan slijpen en gezegd "wacht, ik moet publiek hebben als ik jou dood maak", althans woorden van gelijke aard of strekking,
  • op 19 augustus gezegd: "ik maak je dood", althans woorden van gelijke aard of strekking;
3.
op 31 mei 2012 te IJsselstein opzettelijk mishandelend zijn moeder, te weten[slachtoffer 2], meermalen met kracht heeft geduwd waardoor zij haar hoofd stootte en in haar arm geknepen en haar vingers naar achteren gebogen en haar been vastgepakt en vervolgens aan haar been gedraaid, waardoor deze letsel (een bloeduitstorting en een schram op haar linkerarm) heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1 primair: poging tot zware mishandeling;
Feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Feit 3: mishandeling, begaan tegen zijn moeder.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft met betrekking tot de strafbaarheid van verdachte gelet op het rapport van het NIFP d.d. 27 februari 2013, opgesteld door D. Harari, psychiater, en J. Heerschop, psycholoog, werkzaam bij het Pieter Baan Centrum. De deskundigen hebben geconstateerd dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling, te weten een stoornis in het autismespectrum, en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling door een levensloop van veel discontinuïteit en zeer waarschijnlijk affectieve en pedagogische verwaarlozing. Tevens is er sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van cannabisafhankelijkheid. Daarnaast was er in de periode voorafgaand aan het tenlastegelegde sprake van misbruik van cocaïne, XTC en alcohol. De autismespectrumstoornis en de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde, evenals de afhankelijkheid van cannabis.
De deskundigen adviseren verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt voornoemd advies over en maakt de conclusies in het rapport tot de hare. De rechtbank zal verdachte dan ook verminderd toerekeningsvatbaar achten.
Overeenkomstig dit oordeel kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 583 dagen waarvan 300 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarden dat verdachte
  • zich zal houden aan en gedragen naar de aanwijzingen die Reclassering Nederland hem geeft;
  • moet verblijven in en meewerken aan een klinische behandeling in een behandelsetting te bepalen door het NIFP/IFZ, ook als dat inhoudt een intramurale behandeling, die wordt voorafgegaan van een observatie/motivatieperiode van 3 tot 6 maanden in FPK Assen;
  • geen verdovende middelen zal gebruiken;
  • mee zal werken aan identiteitscontrole.
De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om verdachte een passende straf op te leggen zonder behandeling. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zijn straf uit wil zitten en dan zelf zijn leven weer op wil pakken. De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van de partner van zijn moeder, het uiten van ernstige bedreigingen tegen zijn moeder en een mishandeling van zijn moeder. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn moeder en van [slachtoffer 1] en gevoelens van angst bij hen veroorzaakt. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 25 oktober 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank houdt voorts rekening met het hiervoor genoemde rapport van het Pieter Baan Centrum d.d. 27 februari 2013 en acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank zal dit meewegen in de op te leggen straf.
De rechtbank is, met de deskundigen van het Pieter Baan Centrum, van oordeel dat verdachte klinisch behandeld dient te worden in een voor hem geschikte behandelsetting, ook als dat inhoudt een intramurale behandeling. De rechtbank acht een behandeling noodzakelijk om recidive te voorkomen.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat van de gevangenisstraf die aan verdachte dient te worden opgelegd, een aanzienlijk deel voorwaardelijk opgelegd moet worden. Dit voorwaardelijke deel maakt het mogelijk om aan verdachte verschillende bijzondere voorwaarden op te leggen en hem te verplichten mee te werken aan een behandeling.
De rechtbank heeft bij het vaststellen van het aantal dagen gevangenisstraf rekening gehouden met de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 287 dagen (3 dagen ten aanzien van feit 3 en 284 dagen ten aanzien van feit 1 en feit 2). De rechtbank zal een onvoorwaardelijk strafdeel opleggen dat gelijk is aan de duur van het voorarrest, zodat verdachte de reeds, in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis, aangevangen opname bij het FPK Assen kan voortzetten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 387 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met de na te noemen bijzondere voorwaarden passend en geboden is. De rechtbank zal een proeftijd van 2 jaren opleggen. Mede gezien de jonge leeftijd van verdachte acht de rechtbank een proeftijd van 3 jaren niet noodzakelijk.
De straf is lager dan de officier van justitie heeft gevorderd. De duur van de in de bijzondere voorwaarden opgenomen intramurale behandeling is ook korter dan de deskundigen hebben geadviseerd. De rechtbank overweegt dat vanuit het behandelperspectief een langere intramurale behandeling en een langere voorwaardelijke gevangenisstraf wenselijk kunnen zijn maar de door de rechtbank bewezen feiten laten geen ruimte voor een langere straf en/of langere verplichte intramurale behandeling dan de rechtbank nu oplegt.
Ten overvloede merkt de rechtbank daaarbij op dat zij het wenselijk acht dat zo spoedig als mogelijk met een daadwerkelijke behandeling wordt aangevangen, alsmede dat tijdig een natraject wordt ingezet zodat meteen aansluitend aan een behandeling bij het FPK (of een soortgelijke instelling) passende (woon)begeleiding voor verdachte volgt.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 27, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 primair: poging tot zware mishandeling;
Feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Feit 3: mishandeling, begaan tegen zijn moeder.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
387 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
100 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat veroordeelde geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* omdat veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
Stelt als bijzondere voorwaarden:
* veroordeelde moet zich onmiddellijk onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland stellen. Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zolang deze instelling dat nodig vindt.
* veroordeelde moet verblijven in en meewerken aan een klinische behandeling in een behandelsetting te bepalen door het NIFP/IFZ, ook als dat inhoudt een intramurale behandeling en een observatieperiode in FPK Assen, voor de duur van in totaal maximaal 9 maanden;
* veroordeelde zal geen verdovende middelen gebruiken;
* veroordeelde zal meewerken aan eventuele urinecontroles;
Geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mr. I.P.H.M. Severeijns en mr. Z.J. Oosting, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juni 2013.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 15 augustus 2012 te IJsselstein, althans in het
arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om aan[slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet op die [slachtoffer 1] is gesprongen en/of op het lichaam van
die [slachtoffer 1] gaan zitten en/of zijn knie met kracht op de borst van die De
Bruijn geplaatst en/of (veelvuldig, althans meermalen) met kracht op het hoofd
van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of (nadat die [slachtoffer 1] probeerde weg te
komen) die [slachtoffer 1] hard tegen de slaap, althans tegen zijn hoofd heeft
geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en / of pijn
heeft ondervonden (te weten een gezwollen kaak, een zwelling op de slaap en/of
boven de wenkbrauw, een snee in het oor, pijn in de schouder, pols en borstkas
en/of diverse blauwe plekken op de kaak en ogen),
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 15 augustus 2012 te IJsselstein, althans in het
arrondissement Utrecht, opzettelijk mishandelend op[slachtoffer 1] is
gesprongen en/of op het lichaam van die [slachtoffer 1] gaan zitten en/of zijn knie
met kracht op de borst van die [slachtoffer 1] geplaatst en/of (veelvuldig, althans
meermalen) met kracht op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of
(nadat die [slachtoffer 1] probeerde weg te komen) die [slachtoffer 1] hard tegen de
slaap, althans tegen zijn hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1]
letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden (te weten een gezwollen
kaak, een zwelling op de slaap en/of boven de wenkbrauw, een snee in het oor,
pijn in de schouder, pols en borstkas en/of diverse blauwe plekken op de kaak
en ogen);
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 augustus
2012 tot en met 20 augustus 2012 te IJsselstein, althans in het arrondissement
Utrecht,[slachtoffer 2] (verdachtes moeder) heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk dreigend
- ( op 16 augustus) die[slachtoffer 2] met een mes in de pols gesneden, althans
geprobeerd te snijden, althans een mes getoond en/of gezegd: "ik ga je keel
doorsnijden, dan kun je ook de politie niet bellen of de buren roepen" en/of
"leg die kankertelefoon neer, anders hak ik je hand eraf", althans woorden van
gelijke aard of strekking, en/of (vervolgens) een ander mes gepakt en dat mes
gaan slijpen en/of gezegd "wacht, ik moet publiek hebben als ik jou dood
maak", althans woorden van gelijke aard of strekking,
- ( op 19 augustus) gezegd: "ik maak je dood", althans woorden van gelijke aard
of strekking, en/of
- ( op 20 augustus) zijn konijn gedood en tegen die[slachtoffer 2] gezegd:
"luister kankerhoer, ik heb haar vermoord, dit komt door jou", althans woorden
van gelijke aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 31 mei 2012 te IJsselstein opzettelijk mishandelend zijn
moeder, althans een persoon, te weten[slachtoffer 2], meermalen (met kracht)
heeft geduwd (waardoor zij haar hoofd stootte) en/of in haar arm geknepen
en/of haar vingers naar achteren gebogen en/of haar been vastgepakt en
vervolgens aan haar been gedraaid, waardoor deze letsel(een bloeduitstorting
en een schram op haar linkerarm) heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(parketnummer 16/655877-12)
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door[slachtoffer 1], pagina 33 uit proces-verbaal nr. P0960 2012186123.
3.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door[slachtoffer 1], pagina 34 uit proces-verbaal nr. P0960 2012186123.
4.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door[slachtoffer 1], pagina 35 uit proces-verbaal nr. P0960 2012186123.
5.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2013.
6.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster[slachtoffer 2], pagina 25 uit proces-verbaal nr. P0960 2012186123.
7.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster[slachtoffer 2], pagina 26 uit proces-verbaal nr. P0960 2012186123.
8.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster[slachtoffer 2], pagina 26 uit proces-verbaal nr. P0960 2012186123.
9.Het proces-verbaal van verhoor van getuige[slachtoffer 1], pagina 63 uit proces-verbaal nr. PL0960 2012186123-B.
10.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster[slachtoffer 2], pagina 19 uit proces-verbaal nr. PL0960 2012121095.
11.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster[slachtoffer 2], pagina 23 uit proces-verbaal nr. PL0960 2012121095.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door[verbalisant 1] en [verbalisant 2], pagina 28 en 29 uit proces-verbaal nr. PL0960 2012121095.
13.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], pagina 44 uit proces-verbaal nr. PL0960 2012121095.
14.De geneeskundige verklaring betreffende[slachtoffer 2], pagina 49 uit proces-verbaal nr. PL0960 2012121095.