Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 23 april 2013;
- het verweerschrift, ter griffie ingekomen op 20 juni 2013;
- de akte indienen producties van [verzoekster], ter griffie ingekomen op 26 juni 2013;
- het faxbericht van 26 juni 2013 van [verzoekster], waarbij productie 28 is overgelegd;
- de mondelinge behandeling op 27 juni 2013;
- de pleitaantekeningen van [verzoekster];
- de pleitnotities van Meander en MediRisk.
2.De feiten
1.De situatie met Plaquenil gebruik zonder oogheelkundige onderzoeken
(…)
2. De situatie met Plaquenil gebruik en met wel voorafgaand plaatsgevonden oogheelkundig onderzoek en driemaandelijkse oogheelkundige onderzoeken na aanvang van het Plaquenil gebruik
1. Acht u het mogelijk, dat de retinopathie bij betrokkene het gevolg van 4 maanden Plaquenil gebruik in een dosering van 7,8 mg per kilo lichaamsgewicht is en zo ja hoe groot acht u die kans: nihil, klein, matig, groot, zeer groot, zeker?
De kans dat de retinopathie bij betrokkene het gevolg is van het gebruik van Plaquenil acht ik nihil, gezien de tijdsduur tussen start van het gebruik en de achteruitgang van de visus.
4. Hebt u concrete aanwijzingen voor een reeds gedaalde visus of vloeide uw kanttekening meer uit de aanname voort, dat de retinopathie niet het gevolg van het Plaquenil gebruik is omdat dit tekort wordt gebruikt en dus al een andere oorzaak moet hebben bestaan?
3.Het deelgeschil
Primairstelt [verzoekster] zich daarbij op het standpunt dat voor het aannemen van causaal verband voldoende is dat een redelijke mate van waarschijnlijkheid bestaat dat de oogaandoening het gevolg is van het Plaquenilgebruik.
Subsidiairis [verzoekster] van mening dat de omkeringsregel van toepassing is, aangezien door de als onrechtmatige daad en wanprestatie aan te merken gedragingen van [A] een risico ter zake van het ontstaan van oogletsel in het leven is geroepen en dit specifieke risico zich vervolgens heeft verwezenlijkt. De voorgeschreven oogheelkundige onderzoeken strekken immers specifiek ter voorkoming van oogletsel zoals dat bij [verzoekster] is ontstaan. Niet-inachtneming van het veiligheidsvoorschrift tot het regelmatig verrichten van oogheelkundig onderzoek heeft dan ook het risico op het ontstaan van oogletsel in het leven geroepen. Dit specifieke gevaar heeft zich verwezenlijkt, zodat de omkeringsregel toepassing vindt. Het causaal verband tussen onrechtmatige daad en wanprestatie van [A] het oogletsel van [verzoekster] is dan ook in beginsel gegeven.
Meer subsidiairstelt [verzoekster] zich op het standpunt dat Meander in ieder geval proportioneel aansprakelijk is naar rato van de kans dat causaal verband bestaat. De kans dat [verzoekster] uit het niets en om onverklaarbare reden haar gezichtsveld heeft verloren is nihil te achten.
4.De beoordeling
In het onderhavige geval twisten partijen – kort gezegd – over de vraag of causaal verband bestaat tussen het gebruik van Plaquenil en de bij [verzoekster] ontstane retinopathie. Met een oordeel daarover kán de thans ontstane impasse tussen partijen worden doorbroken en kunnen de onderhandelingen in principe worden voortgezet. Tussen partijen is ook niet in geschil dat het verzoek zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure.
Ook op grond van de meer subsidiaire grondslag kan geen causaal verband worden vastgesteld. Proportionele aansprakelijkheid van Meander is pas aan de orde indien vaststaat dat het oogletsel mede veroorzaakt is door het gebruik van Plaquenil.