4.2.Wachtrijprocedure
4.2.1.EMS betoogt dat Equens misbruik heeft gemaakt van een machtspositie. EMS stelt ter ondersteuning van dit betoog samengevat het volgende. Equens had in de periode van 3 september 2007 tot 25 februari 2008, de periode waarin de wachtrijprocedure voor de creditcardtransacties gold, een machtspositie op de Nederlandse markt voor (transport)netwerkdiensten voor creditcardtransacties. Equens maakte misbruik van die machtspositie door invoering van de wachtrijprocedure, omdat de wachtrijprocedure negatieve gevolgen had voor de mededingingsstructuur op de (downstream)markt voor creditcardacquiring. Door de wachtrijprocedure was EMS immers, in het geval een merchant van PaySquare een contract sloot met EMS en dus naar EMS overstapte, voor de ontkoppeling van de betaalterminals van die merchant afhankelijk van PaySquare, een dochtervennootschap van Equens. PaySquare ontkoppelde in dergelijke gevallen vaak niet of met vertraging. EMS heeft hierdoor schade geleden.
Artikel 102 VWEU / artikel 24 Mw
4.2.2.De rechtbank deelt het standpunt van EMS dat in het onderhavige geval artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moet worden toegepast en niet artikel 24 van de Mededingingswet (Mw), zoals Equens verdedigt. Tussen partijen staat vast dat de (transport)netwerkdiensten voor creditcardtransacties als zodanig in ieder geval deel uitmaakten van de relevante markt. Het transport van creditcardtransacties via de met het netwerk verbonden betaalterminals vond overal in Nederland plaats. Omdat de geografische relevante markt om die reden in ieder geval het volledige Nederlandse grondgebied besloeg, is bijgevolg in ieder geval sprake van een nationale markt. Verder geldt dat als Equens misbruik heeft gemaakt van een machtspositie op die markt waardoor de mededingingstructuur op de (downstream)markt voor creditcardacquiring negatief is beïnvloed, dat misbruik dan mogelijk versterking van de nationale drempelvorming tot gevolg heeft gehad. Immers, in dat geval zullen (ook) acquirers uit andere EU-lidstaten dan Nederland mogelijk minder snel geneigd zijn geweest tot de markt(en) toe te treden. Een versterking van de nationale drempelvorming doorkruist de in het VWEU beoogde economische vervlechting
(vgl. Hof van Justitie van de EG/EU, 19 februari 2002, punt 95; LJN: AE7935, Wouters), zodat destijds sprake was van mogelijke ongunstige beïnvloeding van de handel tussen EU-lidstaten. De rechtbank past daarom artikel 102 VWEU toe.
4.2.3.Artikel 102 VWEU verbiedt ondernemingen misbruik te maken van een machtspositie. Een partij maakt inbreuk op dit verbod als die partij:
een onderneming in de zin van artikel 102 VWEU is,
op een relevante markt een machtspositie heeft
en zich zodanig gedraagt dat zij misbruik maakt van die machtspositie.
Degene die stelt dat een partij misbruik maakt van een machtspositie, draagt daarvan de bewijslast; in dit geval is dat EMS. Het verbod van artikel 102 VWEU kan onder omstandigheden ook van toepassing zijn als de machtspositie op een bepaalde markt wordt misbruikt op een aanpalende markt.
4.2.4.Tussen partijen is niet in geschil dat Equens een onderneming in de zin van artikel 102 VWEU is.
4.2.5.Equens betwist de stelling van EMS dat de relevante markt toentertijd de Nederlandse markt voor (transport)netwerkdiensten voor creditcardtransacties was. Volgens Equens was de relevante productmarkt aanmerkelijk groter. Dit blijkt naar de mening van Equens in ieder geval al uit het feit dat haar netwerk alle betalingsgegevens transporteert, dus ook de betalingsgegevens van debitcards.
4.2.6.Een relevante productmarkt bevat alle producten en/of diensten die op grond van hun kenmerken, hun prijzen en het gebruik waarvoor zij zijn bestemd, door de consumenten als onderling verwisselbaar of substitueerbaar worden beschouwd. Bij de afbakening van de relevante productmarkt speelt niet alleen de substitueerbaarheid van de producten en/of de diensten gezien vanuit het perspectief van de afnemers (de vraagzijde) een rol, maar ook de substitueerbaarheid van de producten en/of de diensten gezien vanuit het perspectief van de aanbieders (de aanbodzijde).
4.2.7.De rechtbank gaat ervan uit dat in de periode van 3 september 2007 tot 25 februari 2008, de periode waarin de wachtrijprocedure voor creditcardtransacties gold, slechts twee ondernemingen, namelijk Equens en CCV, het transport van betalingsgegevens van de betaalterminals van merchants naar de acquirers van die merchants aanboden. Equens noemt in dit verband weliswaar ook andere ondernemingen, zoals Omnipay en TSYS, maar die ondernemingen boden andere diensten aan dan diensten in verband met het transport van betalingsgegevens. Equens heeft de stellingen van EMS op dit punt onvoldoende gemotiveerd betwist.
4.2.8.Equens en CCV voldeden aan Nederlandse vereisten voor certificering van protocollen voor het gebruik van betaalterminals, het BeaNet-protocol en het C-Tap-protocol. Equens en CCV beschikten verder in Nederland over een netwerk voor het transport van betalingsgegevens. Dat transport kon alleen plaatsvinden via zo een netwerk. Het noodzakelijkerwijs moeten kunnen beschikken over een dergelijk netwerk en moeten kunnen voldoen aan eerdergenoemde vereisten betekent dat andere ondernemingen destijds niet op relatief eenvoudige wijze ook het transport van betalingsgegevens zouden hebben kunnen aanbieden; dat zou grote investeringen met zich hebben gebracht. De rechtbank gaat dan ook uit van twee (mogelijke) aanbieders. De acquirers, de ondernemingen aan de vraagzijde, hadden geen redelijke alternatieven voor het transport van betalingsgegevens; zij waren aangewezen op de door Equens en/of CCV aangeboden transportdiensten. Van substitueerbaarheid van die diensten was dus geen sprake. Dit leidt tot de conclusie dat er destijds een markt voor (transport)netwerkdiensten voor betalingsgegevens was, welke diensten werden aangeboden door twee (mogelijke) aanbieders, namelijk Equens en CCV.
4.2.9.De rechtbank is van oordeel dat die markt toen verder was onder te verdelen in een deelmarkt voor (transport)netwerkdiensten voor debitcardtransacties en een deelmarkt voor (transport)netwerkdiensten voor creditcardtransacties, omdat de kenmerken van beide deelmarkten in grote mate verschilden. Dit blijkt al uit het in het oog springende verschil dat de afnemers van de ene deelmarkt andere ondernemingen waren dan de afnemers van de andere deelmarkt; de Nederlandse banken namen (transport)netwerkdiensten voor debitcardtransacties af, EMS en PaySquare voor creditcardtransacties.
4.2.10.De relevante productmarkt was dan ook de markt voor (transport)netwerkdiensten voor creditcardtransacties. De rechtbank gaat verder uit van een relevante geografische markt die alleen het Nederlands grondgebied besloeg. Equens en CVV waren destijds de enige ondernemingen die het transport van betalingsgegevens in Nederland konden aanbieden. Buitenlandse aanbieders beschikten niet over een netwerk in Nederland. Verder moest worden voldaan aan vereisten voor certificering van protocollen die alleen in Nederland golden. De markt op Nederlands grondgebied kon destijds dan ook duidelijk worden onderscheiden van de markt elders; er was sprake van een nationale markt. De rechtbank komt tot de slotsom dat in de periode van 3 september 2007 tot 25 februari 2008, de periode waarin de wachtrijprocedure voor creditcardtransacties gold, de relevante markt de Nederlandse (deel)markt voor (transport)netwerkdiensten voor creditcardtransacties was.
4.2.11.EMS betoogt dat Equens destijds een machtspositie op die markt had. EMS stelt ter onderbouwing van dit betoog het volgende. Equens had in 2007 een geschat marktaandeel van 80% tot 90%.[getuige 3], lid van de directie van Equens, heeft dit ter gelegenheid van het voorlopig getuigenverhoor als getuige verklaard. Een marktaandeel van 80% tot 90% impliceert een machtspositie. Verder kende toentertijd circa 70% van de betaalterminals alleen het BeaNet‑protocol, het protocol dat uitsluitend door Equens werd gebruikt, en dus slechts relatief weinig betaalterminals (ook) het C-Tap-protocol, het protocol dat door CCV werd gebruikt. De acquirers waren dus voor verreweg de meeste (ont)koppelingen geheel afhankelijk van Equens. Equens kon zich daarom onafhankelijk van haar afnemers, de acquirers, gedragen en had dus ook om die reden een machtspositie.
4.2.12.Equens voert het volgende verweer in dit verband. Zij had geen machtspositie. EMS heeft het door haar gestelde marktaandeel niet onderbouwd. De verklaring van getuige [getuige 3] over het marktaandeel van Equens ziet op de gehele processingmarkt. Equens kon zich niet onafhankelijk van haar afnemers gedragen. Dit blijkt uit het feit dat zij een gebruikersgroep heeft moeten samenstellen, de CIM User Group, die uiteindelijk heeft gekozen voor de wachtrijprocedure. Dit blijkt verder uit het feit dat zij is gezwicht onder de druk van EMS om de wachtrijprocedure weer in te trekken.
4.2.13.De rechtbank is van oordeel dat Equens in de periode dat de wachtrijprocedure voor creditcardtransacties gold, een machtspositie op de Nederlandse markt voor (transport)netwerkdiensten voor creditcardtransacties had. Equens heeft niet gemotiveerd betwist dat de acquirers zich in die periode voor verreweg de meeste (ont)koppelingen alleen tot Equens konden wenden, omdat 70% van de betaalterminals toen uitsluitend het BeaNet-protocol kende, het protocol van Equens. Hieruit volgt al een machtspositie. De acquirers waren door dit feit in grote mate afhankelijk van Equens; zij konden immers in de meeste gevallen niet uitwijken naar CCV, de enige andere aanbieder van (transport)netwerkdiensten voor creditcardtransacties. Die grote afhankelijkheid van de acquirers bracht mee dat Equens zich in belangrijke mate onafhankelijk van de acquirers kon gedragen en, mede gelet op het feit dat CCV toen nog niet in staat was haar marktaandeel substantieel uit te breiden zoals EMS onbetwist heeft gesteld, ook in belangrijke mate onafhankelijk van haar concurrent CCV.
4.2.14.Uit het enkele feit dat Equens de CIM User Group heeft geformeerd blijkt, anders dan Equens stelt, niet dat zij zich niet in belangrijke mate onafhankelijk van de acquirers kon gedragen. De CIM User Group bestond overigens (in ieder geval) aanvankelijk, naast medewerkers van Equens, uitsluitend uit medewerkers van de debitcardacquirers, de Nederlandse banken. Volgens Equens ondervonden juist de debitcardacquirers problemen van de procedure die vóór de wachtrijprocedure gold en is daarom op instigatie van die acquirers de CIM User Group geformeerd. Hieruit volgt in ieder geval dat van druk van de creditcardacquirers, PaySquare en EMS, om de CIM User Group te formeren niet is gebleken, laat staan van zodanige druk van de creditcardacquirers dat Equens daarvoor heeft moeten zwichten. Bovenal geldt dat als Equens al zou zijn gezwicht voor druk van de creditcardacquirers, dit nog niet betekent dat zij geen machtspositie heeft.
4.2.15.De precieze grootte van het marktaandeel van Equens toentertijd doet er gelet op het voorgaande niet toe; de verklaring van getuige [getuige 3], die op dit punt niet duidelijk is, is daarom in zoverre niet van belang. Overigens blijkt uit het feit dat destijds 70% van de betaalterminals uitsluitend het BeaNet‑protocol kende en alleen Equens dat protocol voerde logischerwijs ook dat Equens, anders dan zij mogelijk suggereert, destijds in ieder geval veruit het grootste aandeel moet hebben gehad in de relevante markt, de Nederlandse markt voor (transport)netwerkdiensten voor creditcardtransacties. Alle te transporteren
betalingsgegevens werden immers uitsluitend via de betaalterminals verkregen, zodat een zeer sterk evenredig verband tussen eerdergenoemd percentage van 70 en de grootte van het marktaandeel van Equens mag worden verondersteld.
4.2.16.EMS betoogt dat Equens door het invoeren van de wachtrijprocedure misbruik van haar machtspositie heeft gemaakt. EMS stelt ter onderbouwing van dit betoog het volgende. De wachtrijprocedure tastte de mededingingsstructuur op de markt voor creditcardacquiring aan. Door de wachtrijprocedure werd een overstap van een merchant van PaySquare naar EMS ernstig bemoeilijkt of zelfs tegengehouden; PaySquare moest in dergelijke gevallen de betaalterminals van die merchant ontkoppelen, maar deed dat niet of met veel vertraging. EMS had als challenger op de markt het meeste last van de wachtrijprocedure.
4.2.17.Equens bestrijdt het betoog van EMS met diverse verweren. Die verweren komen hierna aan de orde. De rechtbank stelt eerst het volgende voorop. Voor misbruik in de zin van artikel 102 VWEU is een objectieve schending van het vrije mededingingsregime vereist. Het gaat daarbij om gedrag van een onderneming met een machtspositie dat de mededinging op de markt negatief beïnvloedt. Het misbruik kan onder omstandigheden ook plaatsvinden op een markt die grenst aan de markt waarop een onderneming een machtspositie heeft. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als een onderneming op een upstreammarkt een machtspositie heeft en die machtspositie misbruikt op een downstreammarkt, waardoor de mededinging op de downstreammarkt wordt verstoord. Volgens EMS is van dit geval sprake.
4.2.18.De wachtrijprocedure bracht mee dat EMS, in het geval een merchant van PaySquare naar haar overstapte, afhankelijk was van PaySquare; PaySquare moest haar contract met de merchant ontkoppelen van de betaalterminal(s) van die merchant. PaySquare gebruikte in zo een geval de tijd dat de koppeling van EMS in de wachtrij was geplaatst echter niet om zo spoedig mogelijk te ontkoppelen, maar om de merchant te bellen en een tegenbod te doen. Het gevolg hiervan was dat de overstap werd tegengehouden of in ieder geval (ernstig) werd vertraagd. Deze door EMS geschetste handelwijze van PaySquare, door Equens niet gemotiveerd betwist, blijkt met name uit de verklaring van getuige [getuige 4], van beroep commercieel manager bij PaySquare, afgelegd ter gelegenheid van het voorlopig getuigenverhoor. [getuige 4], die bij PaySquare verantwoordelijk was voor het vrijgeven van ontkoppelingen, heeft in dit verband verklaard:
“(…) De wachtrijprocedure bracht wel met zich mee dat wij nu 42 dagen de tijd hadden om actie te ondernemen, terwijl daar voorheen geen mogelijkheid toe was (…). Ook betekende het dat wij nu niet een klant hoefden terug te halen, maar deze niet loslieten. (…) Het is niet zo dat direct nadat een verzoek tot ontkoppeling kwam door ons werd gereageerd. Als direct duidelijk werd dat een merchant niet kon worden behouden, werd die losgelaten, maar anders werd niet direct ontkoppeld, maar werd eerst altijd door ons gebeld. (…)”.
4.2.19.Het verweer van Equens dat het invoeren van de wachtrijprocedure objectief was gerechtvaardigd, verwerpt de rechtbank. Anders dan Equens in dit verband stelt, waren er wel reële alternatieven voor de wachtrijprocedure. Dit volgt al uit het feit dat Equens op 25 februari 2008, toen zij de wachtrijprocedure introk, de procedure herinvoerde die vóór de wachtrijprocedure gold. Het feit dat deze “oude” procedure mogelijk extra kosten met zich brengt, betekent nog niet dat dit geen reëel alternatief is. Niet is gebleken dat die “oude” procedure niet voldoet voor het (ont)koppelen van betaalterminals waarmee creditcardbetalingen kunnen worden verricht. Het feit dat de debitcardacquirers, de Nederlandse banken, destijds problemen ervoeren en daarom de wachtrijprocedure wilden, kan hier niet aan afdoen. Ook valt niet in te zien dat, zoals Equens stelt, één procedure voor alle soorten betalingen zou moeten gelden. EMS heeft onbetwist gesteld dat er op dit moment twee verschillende procedures zonder problemen naast elkaar bestaan.
4.2.20.Equens voert het verweer dat EMS niet was genoodzaakt de wachtrijprocedure te gebruiken om betaalterminals van overstappende merchants te koppelen, omdat EMS alternatieven had. De rechtbank volgt dit verweer niet. De bulkprocedure, waarop Equens in dit verband wijst, was kennelijk alleen bedoeld voor relatief grote merchants en vormde daarom al niet in alle gevallen een alternatief voor de wachtrijprocedure. Verder heeft Equens niet onderbouwd dat het aanvragen van nieuwe betaalterminalnummers in het geval merchants van PaySquare naar EMS overstapten, een redelijke alternatief was voor de wachtrijprocedure. Tot slot geldt dat het afnemen van de transportdienst bij CCV, ook door Equens genoemd, gelet op de gebruikte protocollen ook niet zonder meer een redelijk alternatief voor de wachtrijprocedure vormde. EMS was dus aangewezen op de wachtrijprocedure. Door de wachtrijprocedure en de oneigenlijke wijze waarop PaySquare die procedure gebruikte, werd zij bemoeilijkt in het beconcurreren van PaySquare.
4.2.21.Uit het voorgaande volgt dat Equens door het invoeren van de wachtrijprocedure op de markt waarop zij een machtspositie heeft, de Nederlandse (upstream)markt voor (transport)netwerkdiensten voor creditcardtransacties, de mededinging op de (downstream)markt voor creditcardacquiring merkbaar negatief heeft beïnvloed. De wachtrijprocedure bood PaySquare de mogelijkheid in geval van overstappende merchants niet of met vertraging te ontkoppelen en PaySquare heeft die mogelijkheid ook benut.
Equens heeft dan ook misbruik gemaakt van een machtspositie en bijgevolg onrechtmatig gehandeld.
4.2.22.Het onrechtmatig handelen kan ook aan Equens worden toegerekend. Equens heeft immers beslist om de wachtrijprocedure in te voeren. Dat feit dient voor haar rekening te komen. Voor zover Equens ook in dit verband betoogt dat er geen alternatieven voor de wachtrijprocedure waren, verwijst de rechtbank naar haar overwegingen onder 4.2.20. Verder geldt dat ook al zou EMS inspraak hebben gehad, zoals Equens stelt, maar EMS uitdrukkelijk betwist, dit nog niet betekent dat EMS verantwoordelijk is voor de beslissing tot het invoeren van de wachtrijprocedure. Die verantwoordelijkheid lag uitsluitend bij Equens; dat dit anders zou zijn, heeft Equens niet (onderbouwd) gesteld.
4.2.23.EMS betoogt schade te hebben geleden ten gevolge van het toerekenbaar onrechtmatig handelen van Equens. EMS stelt in dat verband het volgende. De schade bestaat uit drie posten. De eerste post is € 302.692,00 groot en ziet op omzetderving. EMS heeft in de periode dat de wachtrijprocedure gold 374 merchants minder geworven dan het geval zou zijn geweest als de wachtrijprocedure niet was ingevoerd. Dit blijkt uit vergelijking van het gemiddeld aantal geworven merchants per fulltime-equivalent (fte; werkzaam bij EMS) in die periode met het gemiddeld aantal in de vijf maanden ervoor en in de vijf maanden daarna. Die 374 merchants zouden tot 2011 een omzet van in totaal € 302.692,00 bij EMS hebben gegenereerd.
4.2.24.De tweede schadepost is € 9.382,00 groot en ziet ook op omzetderving. EMS
heeft extra korting moeten geven aan merchants die van PaySquare naar haar overstapten. PaySquare benutte de tijd dat een koppeling van EMS in de wachtrij zat met het doen van een tegenbod. EMS was om die reden genoodzaakt ongeveer 80 merchants een extra korting van gemiddeld 0,10% te geven om die merchants te behouden.
4.2.25.De derde post is € 76.800,00 groot en ziet op extra tijd die medewerkers van EMS hebben besteed ten gevolge van de negatieve effecten van de wachtrijprocedure. Zo boden medewerkers van EMS nieuwe merchants die van PaySquare overstapten telefonisch verontschuldigingen aan voor de vertraagde koppeling van hun nieuwe contract. De extra tijd begroot EMS op 2.400 uren. Het uurtarief bedraagt volgens EMS € 32,00, zodat de schade in totaal € 76.800,00 (2.400 maal € 32,00) bedraagt.
4.2.26.Equens voert het verweer dat de geschonden norm, namelijk het verbod op misbruik van een machtspositie, niet strekt tot bescherming van de gestelde schade. Equens stelt ter ondersteuning van dit verweer het volgende. De gestelde schade is het gevolg van normaal concurrerend gedrag van PaySquare en het verbod strekt niet tot bescherming tegen dit gedrag. Als een merchant van PaySquare wilde opzeggen, dan probeerde PaySquare die merchant te behouden met een commercieel voorstel. Dit deed PaySquare ook vóór de wachtrijprocedure. Volgens Equens is er geen causaal verband tussen de wachtrijprocedure en de gestelde schade.
4.2.27.De rechtbank volgt dit verweer niet. Vanzelfsprekend zijn activiteiten gericht op het behouden van een opzeggende merchant op zichzelf genomen niet verboden. Daar gaat het hier ook niet om. De gestelde schade heeft, zoals uit het voorgaande blijkt, twee samenwerkende oorzaken: de wachtrijprocedure waardoor in geval van overstappende merchants het voor PaySquare mogelijk werd niet of met vertraging te ontkoppelen en de handelwijze van PaySquare, namelijk het benutten van die mogelijkheid om overstappende merchants een tegenbod te doen. PaySquare had ontkoppelingen niet kunnen vertragen of tegenhouden zonder dat de wachtrijprocedure daartoe de mogelijkheid bood. Er is dus een causaal verband tussen de wachtrijprocedure en de gestelde schade. Door het invoeren van de wachtrijprocedure is inbreuk gemaakt op het verbod op misbruik van een machtspositie.
Dat verbod strekt, anders dan Equens nog betoogt, niet alleen tot bescherming van de belangen van consumenten, maar ook tot bescherming van de belangen van concurrenten in hun concurrentiemogelijkheden
(vgl. Hof van Justitie van de EG/EU, 13 februari 1979; LJN:AC2868; Hoffmann-La Roche).
4.2.28.Equens voert het verweer dat uit artikel 4 van de overeenkomst volgt dat EMS na wijziging van de (ont)koppelingsprocedure Equens niet aansprakelijk kan houden voor nadelige gevolgen van die wijziging. De rechtbank volgt dit verweer niet. Uit de bewoordingen van artikel 4 van de overeenkomst blijkt, zoals EMS ook betoogt, dat de in dat artikel genoemde wijziging ziet op door Equens jegens de merchants gehanteerde voorwaarden voor onder meer het gebruik van de betaalterminals en niet op de voor acquirers geldende (ont)koppelingsprocedure.
4.2.29.Equens voert het verweer dat zij niet aansprakelijk is voor door EMS gevorderde indirecte schade, omdat aansprakelijkheid voor indirecte schade op grond van artikel 2.4 van de overeenkomst is uitgesloten. De rechtbank volgt dit verweer niet, omdat artikel 2 van de overeenkomst alleen ziet op (beperking van) de aansprakelijkheid van Equens voor schade ten gevolge van storingen in haar netwerk. De rechtbank merkt hier overigens bij op dat, daargelaten de reikwijdte van artikel 2 van de overeenkomst, het maar de vraag is of Equens in redelijkheid een beroep zou kunnen doen op beperking of uitsluiting van aansprakelijkheid voor schade ten gevolge van misbruik van een machtspositie.
4.2.30.EMS verwijst ter onderbouwing van de schadepost van € 302.692,00 naar een productie die onder meer aantallen fte’s en het gemiddeld aantal geworven merchants per fte per maand in de maanden april 2007 tot en met november 2008 bevat (productie 38 zijdens EMS). EMS leidt uit deze productie af dat zij door de wachtrijprocedure 374 merchants minder heeft geworven dan het geval zou zijn geweest als de wachtrijprocedure niet was ingevoerd. Equens berekent dit als volgt. Het gemiddeld aantal geworven merchants per fte per maand in de vijf maanden van april 2007 tot en met augustus 2007 en de vijf maanden van februari 2008 tot en met juni 2008 bedraagt 31,7. In de maanden van september 2007 tot en met januari 2008, maanden waarin de wachtrijprocedure gold, was het gemiddeld aantal geworven merchants per fte: 26,3 in september 2007, 28,5 in oktober 2007, 28,6 in november 2007, 22,6 in december 2007 en 26,9 in januari 2008. Deze aantallen minus eerdergenoemd gemiddeld aantal van 31,7, vermenigvuldigd met het aantal fte’s dat merchants verwierf, maakt een negatief verschil van 374 merchants. Die 374 merchants zouden tot 2011 een omzet van in totaal € 302.692,00 bij EMS hebben gegenereerd.
4.2.31.De rechtbank is van oordeel dat EMS deze schadepost onvoldoende heeft onderbouwd en dat die post daarom moet worden afgewezen. Het enkele feit dat in de periode van september 2007 tot en met januari 2008 gemiddeld per fte per maand minder merchants zijn geworven dan in de maanden daarvoor en daarna, betekent nog niet dat dit het gevolg moet zijn geweest van de wachtrijprocedure en de handelwijze van PaySquare.
4.2.32.De rechtbank wijst er in dit verband verder op dat uit de door EMS overgelegde productie ook blijkt van een andere periode waarin het gemiddeld aantal geworven merchants per fte per maand aanmerkelijk lager ligt, namelijk de maanden juli 2008 (26,9), augustus 2008 (24,9) en september 2008 (26,8). EMS heeft niet gesteld dat deze lagere gemiddelden een oorzaak hadden die niet ook in de periode van september 2007 tot en met januari 2008 tot lagere gemiddelden kan hebben geleid. Verder is het opvallend dat de maand februari 2008, waarin vrijwel de gehele maand de wachtrijprocedure nog gold, een “normaal” gemiddeld aantal geworven merchants per fte werd bereikt van 31,2. EMS heeft deze maand overigens niet meegenomen in haar berekening. EMS heeft niet duidelijk gemaakt waarom zij dat niet heeft gedaan.
4.2.33.De schadepost van € 9.382,00 onderbouwt EMS met de stelling dat zij extra korting heeft moeten geven aan merchants die van PaySquare naar haar overstapten, omdat PaySquare de tijd dat koppelingen van EMS in de wachtrij zaten, gebruikte om een tegenbod te doen. Equens betwist dat de extra korting kan worden beschouwd als schade die voor vergoeding in aanmerking komt, omdat die korting volgens haar het gevolg is van normale mededinging op een concurrerende markt.
4.2.34.De rechtbank volgt dit verweer niet. Anders dan Equens stelt is geen sprake van normale mededinging op een concurrerende markt in het geval PaySquare in staat is haar relatie met een opzeggende merchant net zo lang voort te zetten totdat zij er alles aan heeft gedaan om die merchant te behouden. Die voortzetting geeft PaySquare een grote voorsprong in vergelijking met het geval dat de opzeggende merchant (door ontkoppeling) ook feitelijk is overgestapt naar EMS. Omdat Equens het bedrag van € 9.382,00 aan extra korting als zodanig niet heeft betwist, is dit bedrag toewijsbaar.
4.2.35.De schadepost van € 76.800,00 ziet op extra tijd die medewerkers van EMS hebben besteed ten gevolge van de negatieve effecten van de wachtrijprocedure. Die extra tijd begroot EMS op 2.400 uren. Equens stelt dat EMS het door haar begrote urenaantal onvoldoende heeft gespecificeerd. De rechtbank zal EMS in de gelegenheid stellen het aantal uren dat haar medewerkers hebben besteed aan negatieve effecten van de wachtrijprocedure, met name de vertragingen bij de ontkoppelingen, bij akte nader te specificeren. Equens zal daarna in de gelegenheid worden gesteld een antwoordakte te nemen. De zaak zal om deze reden worden aangehouden.