ECLI:NL:RBMNE:2013:3243

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
16-700173-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor gewelddadige overval op tankstation in Rhenen

Op 9 juli 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van een gewelddadige overval op een tankstation in Rhenen op 27 november 2011. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met twee anderen de overval heeft gepleegd, waarbij een vuurwapen werd gebruikt om de aanwezige kassamedewerker te bedreigen. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waaronder getuigenverklaringen en DNA-bewijs. De verdachte werd in persoon bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.L. van Galen, en heeft zich niet schuldig verklaard aan de tenlastelegging. De verdediging voerde aan dat het bewijs onvoldoende was om tot een veroordeling te komen, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de overval had gepleegd, mede op basis van het aantreffen van DNA op een sigarettenpeuk nabij de plaats delict en het gebruik van telefoons die in de buurt van de overval waren aangestraald. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 20 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en heeft de tijd in voorarrest in mindering gebracht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die ten tijde van het delict minderjarig was. De rechtbank heeft de teruggave van een in beslag genomen computer aan de verdachte gelast, aangezien deze niet vatbaar was voor verbeurdverklaring. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de wettelijke voorschriften in acht genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/700173-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 juli 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
thans verblijvende in FPA Amsterbaken te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. M.L. van Galen, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet samen met anderen op 27 november 2011 in Rhenen een tankstation heeft overvallen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde gewapende overval tezamen en in vereniging heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Dit omdat de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde door de officier van justitie niet gebaseerd is op direct bewijs, maar op indirect bewijs. Hiertoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Op basis van een aan verdachte toegeschreven telefoonnummer die aanstraalt in de buurt van de plaats delict, wordt de conclusie getrokken dat verdachte ten tijde van het delict in de omgeving van de plaats delict was. Echter, er kan niet worden vastgesteld dat verdachte op het moment van de overval in de nabijheid van zijn telefoon verkeerde. Daar komt bij dat uit het aanstralen van een zendmast in Rhenen, gelet op de locatie van de zendmast, niet kan volgen dat verdachte ook op de plaats delict is geweest.
Anders dan de officier van justitie is de raadsman van mening dat het enkele aantreffen van DNA van verdachte op een peuk nabij de plaats delict daarvoor niet voldoende is, net zo min als het zwijgen van verdachte daaromtrent. Niet kan worden vastgesteld hoe lang die peuk zich daar bevond. En daar komt bij dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat die peuk afkomstig is van de vermoedelijke daders. In het kader van de bewijswaarde van een peuk met DNA verwijst de raadsman naar de uitspraken van het Gerechtshof Den Bosch van 7 maart 2011, LJN BP7608, de rechtbank Groningen van 7 december 2009, LJN BK5764 en het Gerechtshof Leeuwarden van 21 december 2011, LJN BU8997. Uit deze uitspraken blijkt dat aan het aantreffen van een sigarettenpeuk op de plaats delict geen bewijsrechtelijke conclusies kunnen worden verbonden. De mogelijkheid kan niet worden uitgesloten dat die peuk op die plek is gekomen onder het schoeisel van de dader of van een toevallige voorbijganger, wellicht doordat de inzittende van de blauwe Ford Ka daar zijn asbak heeft geleegd. Daar komt bij dat in de onderhavige casus de peuk is aangetroffen op een openbare plek.
De verdediging komt, gelet op het bovenstaande, tot de conclusie dat er geen sprake is van wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feit te kunnen komen. Verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever heeft bij de politie verklaard dat hij op zondag 27 november 2011 rond 08.00 uur de winkel van het [tankstation] aan de [straatnaam] in Rhenen heeft geopend, waar hij als kassamedewerker werkzaam is. Op een gegeven moment (08.50 uur) kwamen er die vroege ochtend drie personen de winkel binnen, toen aangever achter de toonbank stond. Aangever zag dat de voorste persoon een vuurwapen in zijn hand had en deze op aangever richtte. Aangever hoorde deze persoon roepen: “Liggen, liggen” en “Ik wil je handen zien, ik wil je handen zien.” Deze persoon liep om de toonbank heen naar aangever toe. Aangever moest vervolgens op de grond gaan zitten en deed dit in het magazijn. Op dat moment kreeg aangever een klap op zijn achterhoofd van de persoon met het vuurwapen. Daarna kreeg aangever ook een schop in zijn rug. In het magazijn bleef de persoon zijn vuurwapen op aangever richten. Deze persoon bleef bij aangever in het magazijn en vroeg: “Waar is de kluis, maak de kluis open!” Aangever zei dat er geen kluis was. Aangever hoorde in de winkel een van de andere personen roepen en vervolgens verlieten de drie mannen de winkel van het tankstation. In de winkel waren sigaretten, een geldbedrag en snoep weggenomen. [1]
Zowel het mobiele telefoonnummer dat eindigt op *289 [2] , alsook het mobiele telefoonnummer dat eindigt op *335 [3] is in gebruik bij verdachte. Uit de telefoonmutaties blijkt dat op 27 november 2011 ten aanzien van het telefoonnummer dat eindigt op *335 telefoonpalen zijn aangestraald om 08.55:56 en 8:55:59 in Dodewaard en ten aanzien van het telefoonnummer dat eindigt op *289 om 9:02:31 en 9:02:31 in Wageningen en om 9:26:03 in Lunteren/Ederveen. [4]
Getuige [getuige 1] heeft vanuit haar woning aan de [adres] zicht op het [tankstation] in Rhenen. Op 27 november 2011 wordt de getuige omstreeks 08.30 uur wakker en gaat de woonkamer in. Op het moment dat de getuige uit het voorraam kijkt, ziet zij een auto op de oprit van haar woning staan. Zij geeft aan dat het een blauwe Ford Ka van het oude type betrof. Er zijn drie jongens bij de auto. Even later ziet de getuige dat de auto is verdwenen. [5] Later op die dag worden door de forensische opsporing twee filterpeuken aangetroffen voor de inrit van de woning aan de [adres] te Rhenen in een droge afwateringsgoot, onder het aanwezige rooster. De bemonstering van deze filterpeuken hebben sinnummers AADH4927NL en AADH4926NL toegewezen gekregen. [6] Van het DNA in de bemonstering AADH4927 is een DNA-profiel verkregen. Het DNA-profiel van verdachte matcht met dit DNA-profiel. Dit betekent dat het celmateriaal in de bemonstering AADH4927 afkomstig kan zijn van verdachte. De berekende frequentie van het DNA-consensusprofiel is volgens dit rapport 1 op 1 miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard. [7]
Getuige [getuige 2] verblijft in een woning, gezien van af de wegzijde, direct links van het tankstation. Zijn slaapkamer bevindt zich aan de wegkant. Vanuit het slaapkamerraam heeft hij zicht op de [adres]. Op 27 november 2011, omstreeks 9.00 uur, wordt hij wakker van geschreeuw en kabaal. Hij staat op en kijkt uit het slaapkamerraam. Hij ziet drie mannen wegrennen over het terrein van het tankstation. Hij ziet dat de mannen in een personenauto stappen. De getuige weet zeker dat het gaat om een Ford Ka, van een opvallende harde kleur blauw. [8]
Bewijsoverweging
De rechtbank komt tot het oordeel dat verdachte samen met zijn mededaders de ten laste gelegde overval op het [tankstation] in Rhenen heeft gepleegd. De rechtbank baseert dat oordeel op het volgende in onderling verband gezien. De aangifte, het feit dat de mobiele telefoons van verdachte telefoonpalen in Rhenen hebben aangestraald rond het tijdstip van de overval en op plaatsen op de route terug naar Amsterdam en het aangetroffen DNA van verdachte in de buurt van de plaats delict, in onderling samenhang bezien. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat de overvallers na de overval, op een over het algemeen rustige zondagmorgen rond 9.00 uur, met een blauwe Ford Ka zijn weggereden en dat een blauwe Ford Ka kort voor de overval vlak bij het tankstation gezien is. Vlakbij die plek is DNA van verdachte aangetroffen. Dit mede in aanmerking genomen dat verdachte heeft nagelaten een verklaring te geven over hoe het kan dat zijn telefoonnummers daar zijn aangestraald en het DNA van verdachte daar is aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat verdachte een van de personen is geweest die de ten laste gelegde overval heeft gepleegd. Het verweer van de raadsman ten aanzien van het aangetroffen DNA van verdachte op de peuk, acht de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank merkt verder nog op dat verdachte kennelijk bijzondere interesse heeft voor de overval, gelet op het filmpje van de uitzending van Bureau Hengeveld van 14 december 2011 die is aangetroffen op een van de telefoons van verdachte, waarin aandacht voor de onderhavige overval werd gevraagd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 27 november 2011 te Rhenen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
  • een hoeveelheid sigaretten en
  • euro, althans enig geldbedrag en
  • een hoeveelheid snoep,
toebehorende aan [getuige 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte of zijn mededader,
  • een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht heeft gehouden op die[slachtoffer] en
  • liggen, liggen" en "ik wil je handen zien, ik wil je handen zien" en
"waar is de kluis, maak de kluis open", heeft geroepen en
  • die[slachtoffer] met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het achterhoofd heeft geslagen en
  • die[slachtoffer] tegen de rug heeft geschopt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
5.2
De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch onderzoek pro justitia van 18 juni 2013 van Teylingereind, opgesteld door M. van Heteren-van Namen (GZ-psycholoog) en B.G.J. Gunnewijk (kinder- en jeugdpsychiater). In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de zin van misbruik van cannabis, waarnaast er een gebrekkige ontwikkeling wordt gezien in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast lijkt verdachte op benedengemiddeld, bovenrand zwakbegaafd niveau te functioneren. De bovengenoemde gedragsstoornis was ten tijde van het hem tenlastegelegde aanwezig. De stoornis maakt dat verdachte eerder dan een gemiddelde jeugdige tot antisociale gedragingen komt, omdat hij minder geremd wordt om de grenzen van anderen te veronachtzamen en zich dingen op ongeoorloofde wijze toe te eigenen. Gelet op het bovenstaande wordt geadviseerd om verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt de conclusies uit het rapport van bovengenoemde deskundigen over en oordeelt dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is.
Overeenkomstig dit oordeel kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 24 maanden (ten uitvoer te leggen in een penitentiaire inrichting voor volwassenen) waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest, onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van Reclassering Nederland.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat op verdachte het minderjarigenstrafrecht van toepassing dient te worden verklaard. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verdachte een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest en overigens in voorwaardelijke vorm, gelet op het pakket aan maatregelen dat er thans al ligt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met twee andere personen schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval op een tankstation in Rhenen. Verdachte en zijn mededaders hebben hierbij een vuurwapen gebruikt om de in het tankstation aanwezige persoon te bedreigen. Verdachte en zijn mededaders zijn puur uitgegaan van eigen financieel gewin en hebben niet stilgestaan bij de gevolgen die een dergelijke daad voor anderen heeft. Slachtoffers van geweldsmisdrijven kunnen nog lange tijd last hebben van angstgevoelens. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor een gevoel van onveiligheid in de maatschappij.
Wat de persoon van de verdachte betreft, heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 april 2013, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, maar niet eerder voor delicten met een geweldscomponent. Bij de bepaling van de hierna te noemen straf heeft de rechtbank, overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), ook rekening gehouden met de omstandigheid, dat verdachte nà het thans bewezen verklaarde feit, op 1 november 2012, nog is veroordeeld. Zoals hierboven onder 5.2 is overwogen ziet de rechtbank redenen om in navolging van het rapport van Teylingereind verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen en daarmee rekening te houden bij de strafoplegging. Ook wordt in hetzelfde rapport geadviseerd om op verdachte het minderjarige strafrecht toe te passen, maar waar ook geconcludeerd werd dat een behandeltraject binnen het jeugdstrafrecht niet (meer) zinvol is en daarom volstaan moet worden met de enkele afstraffing van crimineel gedrag waarbij een eventuele vrijheidsbenemende straf in de volwassenen inrichting zou moeten worden uitgezeten. De rechtbank heeft verder kennis genomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 11 maart 2013 (dus opgesteld voor het rapport van Teylingereind), waarin wordt geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de Stichting Reclassering Nederland op te leggen. De Raad acht het wenselijk dat verdachte zijn straf uitzit in een JJI, om de reden dat het feit is gepleegd toen verdachte minderjarig was en daarnaast gelet op de verstandelijke beperking van verdachte. Bij brief van 21 juni 2013 heeft de Raad de rechtbank bericht dat zij zich onthoud van een strafadvies naar aanleiding van het rapport van Teylingereind, nu zij, gelet op het korte tijdsbestek tussen het rapport en de zitting, geen aanvullend onderzoek heeft kunnen doen. Mevrouw Y. Tuin heeft dit ter zitting van 25 juni 2013 nog nader toegelicht. Ook hebben de heer M. Ezzoubaa en de heer Y. El Mourabet, namens Streetcorner Amsterdam, toegelicht hoe het plan van aanpak er uitziet zodra verdachte op vrije voeten komt.
De rechtbank overweegt dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit minderjarig was en daarom is in beginsel op verdachte het minderjarigenstrafrecht van toepassing, tenzij de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het stafbaar feit aanleiding geeft om het meerderjarigenstrafrecht toe te passen. De rechtbank ziet in onderhavige zaak geen aanleiding om van de hoofdregel af te wijken en zal daarom verdachte overeenkomstig het minderjarigenstrafrecht berechten. Gelet op de ernst van het feit, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf. Ten aanzien van de duur van deze vrijheidsbenemende straf overweegt de rechtbank dat het feit dat verdachte op 1 november 2012 reeds een gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen, geen invloed heeft op de maximale duur van de onderhavige op te leggen jeugddetentie. Ingevolge artikel 77a Sr is artikel 58 Sr niet van toepassing verklaard op minderjarige zaken en moet rekening gehouden worden met artikel 63 en 77gg Sr. Gelet op deze artikelen is de rechtbank van oordeel dat gevangenisstraffen en jeugddetentie verschillende straffen zijn. Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 20 maanden, passend en geboden. De rechtbank zal een gedeelte van de straf, namelijk 4 maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank is verder van oordeel dat de op te leggen jeugddetentie uitgezeten dient te worden in een penitentiaire inrichting voor volwassenen, nu het uitgangspunt is dat een vrijheidsbenemende jeugdsanctie die is gestart na de 18e verjaardag, in principe in een penitentiaire inrichting voor volwassen ten uitvoer dient te worden gelegd, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Dat er in onderhavige zaak sprake zou zijn van die bijzondere omstandigheden, is niet gebleken.
De rechtbank ziet geen aanleiding reclasseringsbegeleiding op te leggen. Verdachte heeft zeer veel hulpverlening gehad en lijkt niet gemotiveerd om nog aan enige vorm van begeleiding in gedwongen kader mee te werken. Verdachte heeft veel vertrouwen in de vrijwillige begeleiding door Streetcorner in Amsterdam. Ter zitting is ook gebleken dat de medewerkers van Streetcorner bereid zijn verdachte te begeleiden.

7.Beslag

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen computer terug te geven aan verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in beslag genomen voorwerp, te weten een computer (nummer 1 op de bijgevoegde beslaglijst) aan verdachte, aangezien het voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en zij onder verdachte in beslag is genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 63, 77a, 77g, 77x, 77y, 77z, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
20 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
4 maanden, van deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij
een proeftijd van twee jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Beslag
gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten een computer (nummer 1 op de bijgevoegde beslaglijst).
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter, mr. P.K. van Riemsdijk en mr. L.M.G. de Weerd, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 juli 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 27 november 2011 te Rhenen, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
  • een hoeveelheid sigaretten en/of
  • euro, althans enig geldbedrag en/of
  • een hoeveelheid snoep,
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [getuige 2] en/of[tankstation], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, gericht
heeft/hebben (gehouden) op die[slachtoffer] en/of
- " liggen, liggen" en/of "ik wil je handen zien, ik wil je handen zien" en/of
"waar is de kluis, maak de kluis open", althans woorden van gelijke aard of
strekking heeft/hebben geroepen en/of
- die[slachtoffer] met dat (vuur)wapen, althans met dat op een (vuur)wapen
gelijkend voorwerp en/of met zijn hand op/tegen het (achter)hoofd heeft/hebben
geslagen en/of
- die[slachtoffer] op/tegen de rug, althans het lichaam heeft/hebben geschopt
en/of getrapt;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van[slachtoffer], opgenomen op pagina 18-21 van het proces-verbaal dossiernummer PL0950 2011270293, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 106.
2.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 60 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
3.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 83 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
4.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 250 van het proces-verbaal dossiernummer PL0950 2011270293 C, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 230 tot en met 655.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige[getuige 1], opgenomen op pagina 28/29 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
6.Proces-verbaal van sporenonderzoek, opgenomen op pagina 45/46 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
7.Rapport van het NFI, opgenomen op pagina 57/58 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], opgenomen op pagina 26 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.