In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juli 2013 uitspraak gedaan over de voortzetting van de ISD-maatregel voor de veroordeelde [A], die momenteel verblijft in de Forensisch Psychiatrische Kliniek te Assen. De rechtbank heeft de beslissing genomen naar aanleiding van een onderzoek ex artikel 509aa van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de officier van justitie heeft gepleit voor voortzetting van de maatregel. De raadsvrouwe van de veroordeelde heeft primair verzocht om beëindiging van de maatregel, stellende dat de veroordeelde ook vanuit huis ambulante behandeling kan krijgen. Subsidiair heeft zij verzocht om aanhouding van de zaak om de voortgang van de uitvoering van de ISD-maatregel te bewaken.
De ISD-maatregel is op 28 oktober 2012 opgelegd en is eerder op 18 april 2013 voortgezet. De rechtbank heeft in haar overwegingen het recidiverisico van de veroordeelde als zeer hoog ingeschat. De rechtbank heeft geconstateerd dat de veroordeelde is aangemeld bij de afdeling IFZ van het NIFP en dat hij op 5 juni 2013 is overgeplaatst naar de kliniek in Assen voor een proefopname. De rechtbank benadrukt het belang van behandeling ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten en concludeert dat voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is.
De rechtbank heeft gelet op artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht en heeft besloten dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt voortgezet. De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer voor strafzaken, waarbij mr. M.H.L. Schoenmakers niet in staat was om de beslissing mede te ondertekenen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een nieuwe toetsing van de voortgang van de uitvoering van de ISD-maatregel te bepalen, zoals door de raadsvrouwe was verzocht.