ECLI:NL:RBMNE:2013:3240

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
16-661211-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.R. Krol
  • M.J. Veldhuijzen
  • M.H.L. Schoenmakers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal uit woning van ex-vriendin en vrijspraak voor brandstichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van brandstichting en diefstal. De verdachte is vrijgesproken van de brandstichting, omdat de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig achtte om tot een veroordeling te komen. De rechtbank concludeerde dat er aanwijzingen waren dat de verdachte mogelijk de brand had gesticht, maar deze waren niet voldoende om de opzet op brandstichting te bewijzen. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan diefstal, gepleegd in de periode van 25 augustus 2012 tot en met 23 februari 2013. De rechtbank oordeelde dat de verdachte goederen had weggenomen uit de woning van zijn ex-vriendin, de moeder van zijn kind, waaronder een Nintendo Wii, een laptop en een koffiezetapparaat. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zwakbegaafdheid, en legde een gevangenisstraf van vier maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werd de teruggave van de in beslag genomen goederen aan de benadeelde partij gelast, en werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661211-13
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 juli 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije)
wonende te ([postcode]) [woonplaats], [adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2013. Verdachte is verschenen met zijn raadsvrouwe, mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de verdachte en zijn raadsvrouwe naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 23 februari 2013 brand heeft gesticht in de woning van[benadeelde], waardoor personen of goederen in gevaar werden gebracht;
Feit 2:in de periode van 25 augustus 2012 tot en met 23 februari 2013 uit de woning van die [benadeelde]goederen heeft gestolen.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging eventuele kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat opzet op brandstichting niet bewijsbaar is nu de oorzaak van de brand niet kan worden vastgesteld en het dus ook zo geweest kan zijn dat er een sigarettenpeuk is gevallen, overeenkomstig de opmerking van een van de brandweerlieden in het dossier. Maar ook als de rechtbank zou menen dat verdachte op de betreffende avond in de woning van verdachte is geweest en de Wii spelcomputer heeft weggenomen, dan nog is dat geen bewijs voor opzet op brandstichting, nu de oorzaak van de brand niet vaststaat. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit is de raadsvrouwe van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken, nu verdachte een verklaring heeft afgelegd omtrent deze goederen die bij hem in de woning zijn aangetroffen. Het gaat dan om goederen die zijn gegeven, geruild of die door verdachte gerepareerd moesten worden. Er is om die reden geen sprake van diefstal door verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit te kunnen komen. In het dossier bevinden zich weliswaar aanwijzingen dat het zou kunnen zijn dat verdachte diegene is geweest die de brand heeft gesticht, maar deze leveren niet het wettig bewijs op. Nu de rechtbank van oordeel is dat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, zal de rechtbank verdachte van voornoemd feit vrijspreken.
4.3.2
Bewijsmiddelen
Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat op 18 november 2012 zowel haar laptop als ook haar huistelefoon [1] is gestolen. Ook heeft zij verklaard dat rond eind augustus 2012 of begin september 2012 haar Senseo koffiezetapparaat is gestolen [2] en op 23 februari 2013 haar Nintendo WII [3] . Verbalisanten hebben op 25 februari 2013 de woning van verdachte doorzocht en troffen daar een Nintento WII, een Senseo-koffiezetter, een laptop, de doos van een laptop, een handset, het Nintendo Spel “Wii Party” en de kaft van het computerspel “Super Mario Bros”aan. [4] De aangetroffen spullen, waaronder ook een muziek cd met kerstkinderliedjes, een spelletje, kabels en draadloze controllers bleken van aangeefster afkomstig te zijn [5] . Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de bovengenoemde goederen, met uitzondering van het Senseo koffiezetapparaat, van aangeefster afkomstig zijn. [6]
4.3.3
Bewijsoverwegingen
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal. De verklaring van verdachte ter zitting dat het Senseo koffiezetapparaat van verdachte is en dat hij dat recent heeft gekocht (door aangeefster met zijn geld naar de winkel te sturen), acht de rechtbank zeer onaannemelijk, alleen al gelet op de aankoopdatum die op de factuur staat en waaruit blijkt dat deze al van een oudere datum is. Ook de andere verklaringen van verdachte, die hij eerst op zitting heeft afgelegd dat de goederen door ruil zijn verkregen en ten aanzien van de telefoon die verdachte ter reparatie onder zich had, acht de rechtbank eveneens onaannemelijk, ook gelet op het feit dat verdachte bij de politie en de rechter-commissaris gedurende al die maanden dat hij in voorarrest zat, andere verklaringen heeft afgelegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat
2.
hij in de periode van 25 augustus 2012 tot en met 23 februari 2013 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een spelcomputer merk Nintendo Wii en een spelletje en kabels en draadloze controllers en een laptop en een koffiezetapparaat en een
telefoon en een muziek cd met kerstkinderliedjes toebehorende aan[benadeelde].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
feit 2:Diefstal, meermalen gepleegd;

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch onderzoek pro justitia van 17 juni 2013 van M.H. de Groot, GZ-psycholoog, en het psychiatrisch rapport pro justitia van 24 juni 2013 van G.H.E. van Hoecke, psychiater. In de rapporten is onder meer het volgende geconstateerd.
Er is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid. Door de ontkennende houding van verdachte is er geen enkel inzicht verkregen in de wijze waarop de zwakbegaafdheid bij de mogelijk gepleegde feiten een rol zou kunnen hebben gespeeld. De onderzoekers trekken derhalve geen conclusies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank ziet op basis van de conclusies uit de rapporten van bovengenoemde deskundigen geen aanleiding verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te achten. Er is voorts ook geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar
.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest, onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van Reclassering Nederland.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair is de raadsvrouwe van mening dat indien de rechtbank van oordeel is dat een voorwaardelijke straf moet worden opgelegd, daar geen bijzondere voorwaarden aan dienen te worden gekoppeld.
De rechtbank dient bij dit alles rekening te houden met de lichte zwakzinnigheid van verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft goederen weggenomen uit de woning van een toenmalige vriendin, de moeder van zijn kind. Verdachte heeft kennelijk geen oog gehad voor het leed dat hij daarmee bij haar heeft aangericht en verdachte heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Aangeefster zag verdachte als haar vriend, iemand in wie zij vertrouwen mocht hebben en doordat aangeefster nooit bij verdachte thuis kwam, heeft zij niet gemerkt dat de vader van haar kind achter de diefstallen zat. Dit heeft een behoorlijke impact op aangeefster, zo blijkt uit de door aangeefster ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring.
Wat de persoon van de verdachte betreft, heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 juni 2013, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de onder 5.2 genoemde rapporten, waaruit blijkt dat verdachte zwakbegaafd is. De psychiater heeft de rechtbank nog ter overweging gegeven om bij een eventuele veroordeling een detentie vervangende behandeling in een FPA te overwegen. Ook zit er in het dossier een reclasseringsrapport van 22 april 2013, opgesteld door H. Luites van Reclassering Nederland, waarin wordt geadviseerd om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van het door verdachte gepleegde feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Bij de bepaling van de duur van het onvoorwaardelijk op te leggen gedeelte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Alles overziende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden opleggen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De voorlopige hechtenis is reeds bij separaat opgemaakte beslissing opgeheven.

9.Beslag

9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen (die genoemd zijn op de beslaglijst en de onder nummer 6 aan de beslaglijst toegevoegde laptop) terug te geven aan aangeefster.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de laptop en het koffiezetautomaat moeten worden geretourneerd aan verdachte nu dit zijn eigendommen betreffen.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, te weten een koffiezetapparaat (nummer 1 op de beslaglijst), een boek (nummer 2), een compactdisc met kerstliedjes (nummer 3), een computerspel (nummer 4), een telefoon (nummer 5) en een laptop (als nummer 6 toegevoegd aan de beslaglijst) aan aangeefster, aangezien deze goederen eigendom zijn van aangeefster en de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.

10.Benadeelde partij

De benadeelde partij[benadeelde] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De benadeelde partij vordert in totaal een bedrag van € 2.856,34, bestaande uit € 2.756,34 aan materiële schade en € 100,00 aan immateriële schade. Daarnaast vordert de benadeelde partij € 898,25 aan proceskosten, nu het verzoek om toevoeging is afgewezen.
De officier van justitie heeft afwijzing gevorderd van het gedeelte van de vordering van de benadeelde partij dat verband houdt met de goederen die onder beslag liggen en waarvan de officier heeft gevorderd dat deze terug moeten naar aangeefster en de vordering die ziet op de portemonnee van aangeefster nu dit niet ten laste is gelegd. Verder heeft de officier van justitie toewijzing gevorderd tot een bedrag van € 1.834,00 (€ 1.734,00 aan materiële schade en € 100,00 aan immateriële schade) en daarbij de kosten van rechtsbijstand. Dit alles vermeerderd met de wettelijke rente en daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouwe heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair stelt de raadsvrouwe zich op het standpunt dat alle kosten die samenhangen met de brand en het direct gevolg zijn van het niet verzekerd zijn tegen brand moeten worden afgewezen. De raadsvrouwe heeft dit onderbouwd door te stellen dat aangeefster de (achterstallige) premie niet heeft ingelost, daarvoor is gewaarschuwd en alsnog niet heeft betaald, waardoor er sprake is van eigen schuld bij aangeefster. In ieder geval wordt het een onevenredige belasting van het strafproces en derhalve moet de benadeelde partij ten aanzien van de vordering die ziet op die kosten, niet-ontvankelijk worden verklaard. Ten aanzien van de goederen die in beslag zijn genomen, merkt de raadsvrouwe op dat deze, met uitzondering van de laptop en het koffiezetapparaat, terug kunnen naar aangeefster en derhalve heeft aangeefster geen schade geleden. De vordering ten aanzien van de overige goederen, waaronder de portemonnee, moeten worden afgewezen nu deze goederen niet op de tenlastelegging staan.
Met betrekking tot de gevorderde kosten van rechtsbijstand merkt de raadsvrouwe op dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd. De raadsvrouwe is van mening dat aangeefster een toevoeging had kunnen krijgen, ook gelet op het feit dat zij zelf heeft verklaard ook geestelijke schade te hebben geleden. Het recht op een toevoeging is recent immers nog verruimd. Mocht aangeefster inderdaad niet in aanmerking komen voor een toevoeging, dan had die afwijzing bij de vordering moeten worden gevoegd.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. De rechtbank overweegt hiertoe ten aanzien van de vordering die verband houdt met de onder 1 ten laste gelegde brandstichting, dat verdachte daarvan is vrijgesproken. Ten aanzien van de schade die verband houdt met de onder 2 ten laste gelegde diefstal, is onder 9 bepaald dat de daar genoemde goederen worden geretourneerd aan aangeefster. De spelcomputer is wel in beslag is genomen, maar abusievelijk niet in de beslaglijst opgenomen. Nu de benadeelde partij teruggave hiervan aan de officier van justitie kan verzoeken en zich op deze wijze schadeloos kan stellen, zal de rechtbank haar ook in dit onderdeel van de vordering niet ontvankelijk verklaren, De overige kosten die gevorderd zijn, houden geen verband met de ten laste gelegde feiten.
Nu de vordering niet alleen betrekking heeft op schade ten gevolge van de brand, maar ook op schade ten gevolge van de bewezen verklaarde diefstallen, zal de verdachte worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij in de strafzaak gemaakte kosten van rechtsbijstand en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Ten aanzien van de gevorderde kosten van de rechtsbijstand is de rechtbank van oordeel dat deze op de voet van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering voor toewijzing vatbaar zijn. De rechtbank zal deze kosten toewijzen tot een bedrag van
€ 768,00. De rechtbank heeft voor de hoogte van dit bedrag aansluiting gezocht bij het liquidatietarief in burgerlijke zaken (twee punten ad € 384,00).
De kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak worden vastgesteld op nihil.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Het bewezen verklaarde feit levert op:
feit 2:Diefstal, meermalen gepleegd;
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslag
gelast de teruggave aan aangeefster van de in beslag genomen voorwerpen, te weten: een koffiezetapparaat (nummer 1 op de beslaglijst), een boek (nummer 2), een compactdisc met kerstliedjes (nummer 3), een computerspel (nummer 4), een telefoon (nummer 5) en een laptop (als nummer 6 toegevoegd aan de beslaglijst).
Benadeelde partij
-verklaart[benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 768,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mrs. M.J. Veldhuijzen en
M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 juli 2013.
Mr. M.H.L. Schoenmakers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 februari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (gelegen aan
de [adres 2]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
een aantal goederen (kleding en/of papieren) in de slaapkamer in brand
gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die
goederen, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan (de
inventaris van) die slaapkamer geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk
geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (andere) goederen
behorende tot de inventaris van die slaapkamer en/of woning en/of omringende
portiekwoningen en/of voor zich in die slaapkamer/woning bevindende huisdieren
en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners
van omringende portiekwoningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of
anderen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 augustus 2012
tot en met 23 februari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
woning (gelegen aan de [adres 2]) heeft weggenomen een bankpas
en/of een spelcomputer merk Nintendo Wii en/of spelletjes en/of kabels en/of
draadloze controllers en/of een laptop en/of een koffiezetapparaat en/of een
telefoon en/of een muziek cd met kerstkinderliedjes, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte (met bijlage) van [benadeelde], opgenomen op pagina 74 en 76 van het proces-verbaal dossiernummer PL0910/2013043116, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 221.
2.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [benadeelde], opgenomen op pagina 82 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
3.Proces-verbaal van aangifte (met bijlage) van[benadeelde], opgenomen op pagina 67 en 70 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
4.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 122/123 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
5.Proces-verbaal van onderzoek in beslag genomen goederen, opgenomen op pagina 110-112 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
6.Verklaring van verdachte ter zitting van 16 juli 2013.