Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingslocatie Utrecht
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
primairten laste gelegde feiten onder 1, 2 en 3, onvoldoende bewijsmiddelen bevinden dat er sprake is van medeplegen van de oplichtingen en de poging tot oplichting en nu verdachte dit heeft ontkend, kan niet worden vastgesteld dat verdachte de onder 1, 2 en 3
primairten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat de onder 1,2 en 3 primair ten laste gelegde feiten niet bewezen kunnen worden. De rechtbank overweegt verder dat ook het onder 3 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen kan worden, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte in de tenlastegelegde periode het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De rechtbank overweegt dat uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat het bedrijf [eenmanszaak] in september 2008 reeds is ingeschreven en verdachte ten aanzien van zijn bankrekening(en) heeft verklaard dat hij deze al voor de tenlastegelegde periode heeft geblokkeerd. De rechtbank zal verdachte daarom eveneens van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.
5.Bewezenverklaring
6.De strafbaarheid van het feit
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen en maatregelen
9.Benadeelde partij
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;