Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
- het vonnis van 1 augustus 2012;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het proces-verbaal van comparitie van 11 oktober 2012;
- de conclusie van repliek in conventie;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie.
2.Feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Dhr[J]
NJ2000, 691 volgt dat artikel 6:83 BW, dat een regeling bevat voor het intreden van verzuim zonder ingebrekestelling, niet limitatief is en dat er ook omstandigheden kunnen zijn waarin de debiteur er zich achteraf naar redelijkheid en billijkheid niet op kan beroepen niet in gebreke te zijn gesteld.
in conventieeen bedrag van € 4.607,77 (€ 3.940,64 + € 498,00 + € 169,13) aan [eiser] te betalen. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW.
in reconventiegevorderde schade van € 15.338,17 overweegt de kantonrechter als volgt.
uitsluitendhaar schade nader te onderbouwen, waarna [eiser] bij antwoordakte mag reageren.
5.De beslissing
woensdag 24 juli 2013om 9.30 uur, waar [gedaagde] zich bij akte dient uit te laten omtrent hetgeen is overwogen in r.o. 4.11,