ECLI:NL:RBMNE:2013:3233

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
853318
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij de koop van een tweedehands auto met betrekking tot versnellingsbak en katalysator

In deze zaak heeft de kantonrechter op 10 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de gedaagden, die betrokken zijn bij de verkoop van een tweedehands auto. De eiser, die de auto had gekocht, vorderde schadevergoeding op grond van non-conformiteit, omdat de auto gebreken vertoonde die niet waren vermeld bij de verkoop. De auto, een KIA Joice, werd op 3 september 2011 gekocht voor € 2.600,-. Na de aankoop ontstonden er problemen met de versnellingsbak en de katalysator, wat leidde tot een aantal e-mails en correspondentie tussen de eiser en de gedaagden. De eiser stelde dat de versnellingsbak defect was door een tekort aan olie, en dat de katalysator verstopt was, wat resulteerde in een afname van vermogen en uiteindelijk stilvallen van de auto.

De kantonrechter oordeelde dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd dat de gebreken al bij de aflevering aanwezig waren. De rechter wees erop dat bij een tweedehands auto, gezien de leeftijd en het kilometrage, de koper rekening moet houden met mogelijke gebreken. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagden niet tekortgeschoten waren in hun verplichtingen met betrekking tot de versnellingsbak, maar dat zij wel aansprakelijk waren voor de gebreken aan de katalysator. De eiser had recht op vervangende schadevergoeding voor de kosten van de nieuwe katalysator, die door de gedaagden moest worden vergoed. De kantonrechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 429,41, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 853318 UC EXPL 13-1832 MEH 4215
Vonnis van 10 juli 2013
in de zaak tussen
[eiser],
wonend te[woonplaats 1],
verder te noemen: [eiser],
eiser,
procederend in persoon,
en
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
verder te noemen: [gedaagde sub 1],

2 [gedaagde sub 2],

beherend vennoot van [gedaagde sub 1],
wonend te[vestigingsplaats],
verder te noemen: [gedaagde sub 2],

3 [gedaagde sub 3],

beherend vennoot van [gedaagde sub 1],
wonend te [woonplaats 2],
verder te noemen: [gedaagde sub 3],
gedaagden,
gemachtigde: mr. H.G. Wubbeling.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 februari 2013;
  • de brief van [eiser] van 14 mei 2013 ten behoeve van de comparitie;
  • het proces-verbaal van comparitie van 23 mei 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Op 3 september 2011 heeft [eiser] van [gedaagde sub 1], na inruil van zijn Mitsubishi Spacestar, een KIA Joice gekocht voor een bedrag van € 2.600,-. Het bouwjaar van de KIA is 2002. De koopovereenkomst vermeldt een kilometerstand van 137.000. In de koopovereenkomst is verder vermeld:
“De levering geschiedt voetstoots, zo gezien, bereden en akkoord bevonden.”Voorafgaand aan de levering is de auto APK-gekeurd en heeft deze een beurt gehad. Bij deze beurt wordt in elk geval de versnellingsbakolie gecontroleerd.
2.2.
Op 26 januari 2012 ontstaat schade aan de versnellingsbak, waardoor slechts twee versnellingen functioneren. [eiser] heeft de bak vervangen door een tweedehands versnellingsbak.
2.3.
Op 29 april 2012 nam het vermogen van de KIA opeens af, waarna [eiser] de auto langs de snelweg heeft stilgezet. De ingeschakelde hulpdienst constateerde dat de uitlaat verstopt zat, zodat de uitlaatgassen niet afgevoerd konden worden. [eiser] heeft de auto vervolgens naar [gedaagde sub 1] laten afslepen.
2.4.
Bij e-mail van 4 juni 2012 aan [gedaagde sub 1] schrijft [eiser]:
“Foutcode P0421 is weer aanwezig, auto stinkt regelmatig en loopt bij tijd en wijle nog steeds beroerd stationair.
Hoe gaan we dit oplossen. Dacht je nou echt dat ik die truck met de dynamolamp/check-engine lampje niet zou vinden??????”
2.5.
In zijn e-mail van 9 juni 2012 aan [gedaagde sub 1] schrijft [eiser]:
“Bij deze wil ik u nog 1 week de gelegenheid geven om met een gepaste oplossing te komen voor de gebreken aan de Kia Joice (…).
Onder gebreken valt te verstaan:
1. Het motormanagement dat niet langer dan 2 weken aaneengesloten storingsvrij is geweest vanwege een defect aan de katalysator/lambasonde. En ondanks herhaalde reparatiepogingen van uw kant nog steeds niet in orde is.
2. Het doorverbinden van het MIL (Motormanagement Indicator Light) met de laadstroomlamp van de dynamo, waarbij willens en wetens is geprobeerd de laatste ondeugdelijke reparatiepoging te verdoezelen, en de indruk te wekken dat de auto nu storingsvrij is.
3. De versnellingsbak, waarvan men bij de afleverbeurt verzuimd heeft het oliepeil te controleren, en dus ten gevolge van een véél te laag oliepeil binnen 5 maanden na aankoop defect is gegaan.
Onder gepaste oplossing kan ik verstaan:
- Het ontbinden van het koopcontract en daarbij restitutie van het aankoopbedrag, vermeerderd met het aankoopbedrag van de tweedehands versnellingsbak, inclusief olie.
OF
- Een nog nader te bepalen financiële tegemoetkoming, om de geleden schade te compenseren, het mogelijk te maken de katalysator/lambasonde te vervangen, en de bedrading te herstellen naar originele staat.
OF
- De auto naar een door mij te bepalen plaatselijke Kia garage te brengen, waarbij ik opdracht zal geven de motorstoring te verhelpen, de bedrading te herstellen naar originele staat, en deze factuur door u zal worden voldaan. Omdat deze optie mijn voorkeur heeft, ben ik van wille de kosten van de versnellingsbak in deze zelf te dragen.
Indien u binnen 1 week, dat wil zeggen, na datum 18 juni 2012 geen poging heeft ondernomen mij een gepaste oplossing te bieden, zie ik mij genoodzaakt andere stappen te ondernemen, en u via gerechtelijke wijze in gebreke te stellen.”
2.6.
In haar brief van 20 juli 2012 sommeert mr. Kammers (de voormalige gemachtigde van [eiser]) [gedaagde sub 1] de gebreken te herstellen dan wel een gelijkwaardige auto te leveren.
2.7.
In haar brief van 23 juli 2012 aan [eiser] schrijft [gedaagde sub 1]:
“Uitermate vreemd dat u na elf maanden vermeld dat er gebreken zijn aan de door u gekochte auto. (…)
Uit onze administratie is niet gebleken dat u de auto bij ons ter reparatie heeft aangeboden. Wij zien daarom geen reden om enige schade vergoeding te betalen of de overeenkomst te ontbinden. Ter aanvulling: de auto is gekocht 3 september 2011 zonder garantie”
2.8.
Op 3 september 2012 schrijft mr. Kammers aan [gedaagde sub 1] dat [eiser] afziet van deugdelijke nakoming en vervangende schadevergoeding vordert. De schade bedraagt ongeveer € 1.730,-, zo schrijft mr. Kammers.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de kantonrechter [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.757,43, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2013, en de kosten.
Het bedrag van € 1.757,43 bestaat uit de hoofdsom van € 1.468,41, buitengerechtelijke incassokosten van € 266,51 en wettelijke rente tot 23 januari 2013 van € 22,51. De hoofdsom is opgebouwd uit diverse posten, zoals kosten voor koelvloeistof, de motorthermostaat en eigen kosten van [eiser].
3.2.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde sub 1] hem een non-conforme auto heeft verkocht. Tijdens de zitting heeft hij toegelicht dat zijn verwijten hoofdzakelijk betrekking hebben op de kapotte katalysator en de versnellingsbak.
3.3.
[gedaagde sub 1] voert verweer. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 7:17 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet een afgeleverde (gekochte) zaak aan de overeenkomst voldoen. Uit artikel 7:17 lid 2 BW volgt dat een zaak niet aan de overeenkomst voldoet als zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper daarover heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van die overeenkomst mocht verwachten.
Dit brengt mee dat een koper van een auto mag verwachten dat de auto de eigenschappen bezit die nodig zijn voor normaal gebruik van de auto, te weten het deelnemen aan het verkeer. De auto moet deze eigenschappen bezitten bij aflevering, maar als een gebrek zich binnen zes maanden openbaart, wordt op grond van artikel 7:18 lid 2 BW bij een consumentenkoop, waarvan hier sprake is, uitgegaan van het vermoeden dat dit gebrek dan al bij aflevering aanwezig was. Een uitzondering op dit wettelijk vermoeden kan worden gemaakt als de aard van de zaak of de aard van het gebrek zich daartegen verzet.
Tegen deze achtergrond zal de kantonrechter de stellingen van [eiser] beoordelen.
Versnellingsbak
4.2.
[eiser] stelt dat de schade aan de versnellingsbak op 26 januari 2012 is veroorzaakt door een tekort aan olie. Hij heeft toegelicht dat hij nog dezelfde dag contact met [gedaagde sub 1] heeft opgenomen. Volgens hem weigerde [gedaagde sub 1] de versnellingsbak te repareren, omdat deze niet onder de garantie viel. Omdat hij met zijn gezin op vakantie zou gaan, heeft hij vervolgens een tweedehands versnellingsbak gekocht en deze zelf gemonteerd, aldus [eiser]. Uit de facturen van 1 februari 2012 van [BV] in Roosendaal blijkt dat de tweedehands bak € 350,- gekost heeft.
Als een versnellingsbak in orde is, verbruikt hij geen olie, aldus [eiser], omdat sprake is van een gesloten systeem. Uit de foto’s die hij tijdens de zitting heeft laten zien, blijkt dat de bak aan de buitenkant droog was. Daaruit blijkt volgens hem dat er geen lekkage was. Het verwijt zit hem volgens [eiser] dan ook in het feit dat [gedaagde sub 1] de auto geen afleverbeurt heeft gegeven, althans dat zij tijdens deze beurt heeft verzuimd de versnellingsbakolie te controleren, zodat zij een auto heeft verkocht met een te laag versnellingsbakoliepeil.
4.3.
[gedaagde sub 1] betrekt het standpunt dat zij de versnellingsbakolie tijdens “het beurtje” heeft gecontroleerd en dat er voldoende olie in de bak zat. Zij stelt dat iedere versnellingsbak olie verbruikt en dat de mate van verbruik onder meer afhankelijk is van de rijstijl. Daarbij komt volgens [gedaagde sub 1] dat Aziatische auto’s meer versnellingsbakolie verbruiken dan Europese.
Verder trekt [gedaagde sub 1] in twijfel dat de foto’s waarop [eiser] zich beroept, foto’s zijn van de versnellingsbak die eerst onder de KIA zat.
Hoewel zij eerst betwistte dat zij garantie had gegeven, heeft [gedaagde sub 1] tijdens de zitting erkend dat zij alleen een motorische garantie heeft gegeven. Mankementen aan de versnellingsbak vallen evenwel onder mechanische garantie die niet is gegeven.
4.4.
De kantonrechter gaat voorbij aan de stelling van [eiser] dat een versnellingsbak geen olie kan verbruiken, tenzij sprake is van een lekkage, enkel omdat sprake is van een gesloten systeem. Een versnellingsbak zorgt ervoor dat de snelheid van de ingaande as (de krukas) anders is dan die van de uitgaande as (de aandrijfas). Aan de ene kant is een versnellingsbak – al dan niet via een cardanas en een differentieel – met de aangedreven wielen verbonden. Aan de andere kant is een versnellingsbak met de motor verbonden door middel van de koppeling (met een koppelingsplaat, drukgroep en druklager). Enige mate van olieverlies via deze verbindingen moet dan ook worden aangenomen. Dit ligt ook in de stellingen van [eiser] besloten. Immers, hij neemt het standpunt in dat de hoeveelheid versnellingsbakolie tijdens de afleverbeurt gecontroleerd zou moeten worden. Een dergelijke controle zou zinloos zijn als geen transmissieolie verbruikt kan worden. Dit leidt ertoe dat uit de omstandigheid dat de versnellingsbak medio januari 2012 onvoldoende olie bevatte, niet zonder meer volgt dat dit ‘dus’ al bij aflevering het geval was.
Gelet op de leeftijd van de auto en het kilometrage kan op grond van artikel 7:18 lid 2 BW evenmin het vermoeden – waartegen de verkoper tegenbewijs kan leveren – bestaan dat de versnellingsbak ten tijde van de aflevering onvoldoende olie bevatte.
4.5.
Hoewel de kantonrechter het verweer van [gedaagde sub 1] dat Aziatische auto’s meer versnellingsbakolie verbruiken dan Europese als ongemotiveerd passeert, moet worden aangenomen dat het verbruik van deze olie mede afhankelijk is van de rijstijl van de bestuurder. Daar komt bij dat een auto en de daarvan deel uitmakende onderdelen, zoals een versnellingsbak, ook bij normaal gebruik aan slijtage onderhevig zijn en dat in het algemeen geldt dat de kans op mankementen groter wordt naarmate de auto ouder is. Aangenomen moet dan ook worden dat het verweer van [gedaagde sub 1] juist is, namelijk dat de kans op olieverbruik met de jaren toeneemt. Gelet hierop had het op de weg van [eiser] gelegen zijn stelling nader te onderbouwen dat er al tijdens de aflevering te weinig olie in de versnellingsbak zat. Dit heeft hij nagelaten, zodat zijn vorderingen op dit punt zullen worden afgewezen.
Katalysator
4.6.
Volgens [eiser] is de KIA op 29 april 2012 door afgenomen vermogen stilgevallen, omdat de katalysator verstopt zat en de uitlaatgassen niet goed afgevoerd konden worden. Vervolgens heeft hij de auto naar [gedaagde sub 1] laten afslepen. Toen hij de auto ongeveer twee weken later terugkreeg, nadat hij door[gedaagde sub 1] was gebeld, was de katalysator leeg omdat er een gat in was geslagen, aldus [eiser]. Hij stelt dat de KIA tijdens de volgende APK-keuring werd afgekeurd wegens een te hoge CO2-emissie, zodat hij de katalysator toen heeft laten vervangen.
Dat er een probleem was met de katalysator blijkt volgens [eiser] ook uit het feit dat het motorstoringslampje voordien meermalen is gaan branden. In dit licht stelt hij dat hij de auto medio oktober en december 2011 heeft teruggebracht in verband met het lampje. De reparatiepogingen van [gedaagde sub 1] hebben niets opgeleverd, aldus [eiser]. Sterker nog: volgens hem heeft [gedaagde sub 1] hem via een truc proberen te misleiden, waarbij hij verwijst naar zijn e-mail van 4 juni 2012 (zie r.o. 2.4).
4.7.
[gedaagde sub 1] betwist dat [eiser] de auto medio oktober en december 2011 heeft teruggebracht in verband met het motorstoringslampje. Hiermee bedoelt zij kennelijk te zeggen dat [eiser] niet tijdig heeft geklaagd, zodat hij op de voet van artikel 7:23 BW geen beroep meer kan doen op een eventuele non-conformiteit.
4.8.
Dit verweer wordt gepasseerd. Tijdens de zitting heeft [gedaagde sub 1] namelijk erkend dat [eiser] op enig moment langs is geweest voor het lampje en dat een erkende KIA-dealer – kennelijk op verzoek van [gedaagde sub 1] – het motormanagement heeft uitgelezen. Hiervoor zijn geen kosten in rekening gebracht, aldus [gedaagde sub 1]. Verder erkent [gedaagde sub 1] dat zij [eiser] uit coulance driemaal heeft geholpen, eveneens zonder daarvoor kosten in rekening te brengen. Aangenomen moet daarom worden dat [eiser] binnen bekwame tijd heeft geklaagd.
4.9.
Volgens [gedaagde sub 1] functioneerde de katalysator bij de levering naar behoren, omdat de CO2-uitstoot tijdens de APK-keuring op 3 september 2011 niet te hoog was. Ook tijdens het latere onderzoek door de KIA-dealer bleek niet van een defecte katalysator. Een katalysator gaat evenwel langzamerhand minder goed functioneren en heeft een levensduur van tussen 120.000 en 160.000 kilometer, aldus [gedaagde sub 1]. Het was volgens [gedaagde sub 1], bij een auto als de onderhavige, te verwachten dat de katalysator binnen afzienbare tijd defect raakte en vervangen moest worden.
4.10.
Hierboven onder r.o. 4.5 is al geoordeeld dat de kans op mankementen groter wordt naarmate de auto ouder is; dat geldt temeer in het geval van een auto die tijdens de koop negen jaar oud was en 137.000 km had gereden. Dat gegeven is verdisconteerd in de koopprijs van een tweedehands auto, die — afhankelijk van de ouderdom — daarom doorgaans (veel) lager is dan die van een nieuwe. De koper van een tweedehands auto moet tegenover het voordeel van een lagere aanschafprijs dan ook in het algemeen bedacht zijn op het nadeel dat een tweedehands auto doorgaans eerder gebreken (zoals een defecte katalysator) zal vertonen dan een nieuwe. [eiser] had naar het oordeel van de kantonrechter dan ook kunnen verwachten dat zich binnen afzienbare tijd mankementen zouden kunnen voordoen.
Het feit dat de katalysator, ook al is het kort na aankoop, stuk ging waardoor deze bij de volgende APK-keuring vervangen moest worden, is dan ook geen omstandigheid die [eiser] op grond van de overeenkomst niet hoefde te verwachten en levert geen non-conformiteit op.
4.11.
Uit zijn stellingen dat de katalysator leeg was toen hij de KIA terugkreeg en dat het motormanagementlampje was doorverbonden met het laadstroomlampje leidt de kantonrechter af dat [eiser] zich ook op het standpunt stelt dat [gedaagde sub 1] hem welbewust op het verkeerde been heeft proberen te zetten en de reparatie in ieder geval ondeugdelijk heeft uitgevoerd en uit dien hoofde gehouden is vervangende schadevergoeding te betalen ter zake van de katalysator.
4.12.
De kantonrechter oordeelt als volgt. In haar brief van 23 juli 2012 betwist [gedaagde sub 1] nog dat [eiser] de auto ter reparatie heeft aangeboden (zie r.o. 2.7). Tijdens de comparitie heeft [gedaagde sub 1] evenwel erkend dat de auto bij haar is afgeleverd, maar stelt zij zich op het standpunt dat “er geen vinger naar is uitgestoken”. Op de vraag van [eiser] waarom zijn auto dan twee weken bij [gedaagde sub 1] heeft gestaan, is namens [gedaagde sub 1] geantwoord dat er wel naar de auto is gekeken maar is besloten er niets aan te doen. Ook stelt [gedaagde sub 1] zich op het standpunt dat zij niet weet of de KIA wel twee weken bij haar heeft gestaan en dat zij niet aan [eiser] heeft meegedeeld dat de auto gerepareerd was en opgehaald kon worden.
4.13.
Dit verweer van [gedaagde sub 1] komt de kantonrechter ongeloofwaardig over. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is niet in te zien waarom [gedaagde sub 1] de KIA heeft ingenomen nadat deze naar haar is afgesleept, als [eiser] de auto niet ter reparatie heeft aangeboden. Evenmin valt in te zien waarom de auto enige tijd bij [gedaagde sub 1] heeft gestaan zonder dat daaraan reparatiewerkzaamheden zijn verricht noch dat [eiser] de auto op een gegeven moment heeft opgehaald zonder daartoe door [gedaagde sub 1] te zijn geïnformeerd.
Gelet hierop – en mede gelet op het feit dat door [gedaagde sub 1] niet met zoveel woorden is ontkend dat het gat in de katalysator is geslagen toen de KIA bij haar in de werkplaats stond – moet het ervoor worden gehouden dat [gedaagde sub 1] bij [eiser] de schijn heeft gewekt dat de problemen met de katalysator waren verholpen, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval was. Dit leidt ertoe dat [gedaagde sub 1] tekort is geschoten in haar verbintenis de katalysator deugdelijk te repareren.
4.14.
Gelet op de latere omzettingsverklaring van 3 september 2012 (zie r.o. 2.8) is [gedaagde sub 1] gehouden de vervangende schade ter zake van de katalysator aan [eiser] te vergoeden. Deze schade bedraagt volgens de factuur van[garage] € 463,41 (inclusief BTW).
4.15.
[gedaagde sub 1] betwist de hoogte van deze schade. Zij voert daartoe aan ‘googelen’ haar heeft geleerd dat een katalysator voor een KIA Joice € 320,- kost en dat het vast ook wel goedkoper kan. Dit verweer wordt bij gebrek aan enige onderbouwing gepasseerd.
4.16.
Verder stelt [gedaagde sub 1] zich op het standpunt dat [eiser] voordeel geniet van de nieuwe katalysator. Dit voordeel moet volgens haar worden verrekend. Hiermee doet zij kennelijk een beroep op ‘verrekening van nieuw voor oud’ op de voet van artikel 6:100 BW. Dit artikel bepaalt – kort gezegd – dat als een gebeurtenis naast schade ook voordeel oplevert, dit voordeel moet worden verrekend, voor zover dit redelijk is. Gelet op het feit dat het ervoor moet worden gehouden dat [gedaagde sub 1] [eiser] welbewust op het verkeerde been heeft proberen te zetten, ziet de kantonrechter in dit geval geen aanleiding tot verrekening. Dit leidt ertoe dat [gedaagde sub 1] gehouden is het factuurbedrag van € 463,41 aan [eiser] te vergoeden, waarop de kosten voor de APK van € 34,- in mindering moeten worden gebracht. Deze kosten vloeien immers niet voort uit enig handelen of nalaten van [gedaagde sub 1].
[gedaagde sub 1] zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van € 429,41.
4.17.
[eiser] stelt dat hij 6 uur heeft besteed aan het repareren van de katalysator. Als vrachtwagenmonteur is hij hiertoe in staat. Hij berekent een uurtarief van € 40,-. Tijdens de zitting heeft hij toegelicht dat dit bedrag is gebaseerd op de helft van het reguliere werkplaatstarief. De kantonrechter is van oordeel dat – wat er verder zij van de berekening – niet is gebleken dat [eiser] door zijn reparatiewerkzaamheden in zijn vermogen is benadeeld. Anders dan met betrekking tot de herstelwerkzaamheden aan de versnellingsbak heeft [eiser] niet gesteld dat hij voor het repareren van de katalysator vrij heeft moeten nemen van zijn werk.
Wettelijke rente
4.18.
[eiser] heeft niet duidelijk gemaakt per wanneer hij de wettelijke rente vordert. Uit de factuur van [garage] blijkt dat [eiser] uiterlijk 20 oktober 2012 betaald moest hebben. Aangenomen mag worden dat hij uiterlijk die datum heeft betaald, zodat de wettelijke rente per 20 oktober 2012 zal worden toegewezen.
Hoofdelijkheid
4.19.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben geen verweer gevoerd tegen de gevorderde hoofdelijke veroordelingen. Een vennootschap onder firma is geen rechtspersoon waar de daarbij betrokken natuurlijke personen zich achter kunnen “verschuilen”. Dat betekent dat de vennoten die voor de vennootschap onder firma naar buiten optreden, ieder voor het geheel van de schulden kunnen worden aangesproken. De gevorderde hoofdelijke veroordeling zal dan ook worden toegewezen.
Proceskosten
4.20.
Met betrekking tot de overige opgevoerde schadeposten stelt de kantonrechter vast dat gesteld noch gebleken is dat deze kosten zijn gemaakt als gevolg van een tekortkoming door [gedaagde sub 1], zodat de vorderingen in zoverre zullen worden afgewezen.
4.21.
Omdat partijen elk gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten op de hierna te vermelden wijze worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk, in die zin dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, aan [eiser] te betalen een bedrag van € 429,41, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover vanaf 20 oktober 2012 tot de voldoening,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2013.