ECLI:NL:RBMNE:2013:3230

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
C-16-319518 - HA ZA 12-193
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de verifieerbaarheid van een toekomstige vordering in het faillissement

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 juni 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen MR. G. KUIJPER, curator in het faillissement van E-Privateoffice B.V., en MR. A.A.M. DETERINK en MR. W.J.M. VAN ANDEL, curatoren in het faillissement van Econcern N.V. De procedure betreft de verificatie van een vordering van E-Privateoffice B.V. die is ingediend in het faillissement van Econcern N.V. E-Privateoffice B.V. had een vordering van € 1.285.259,83 ter verificatie ingediend, die voortvloeide uit diensten verleend aan Econcern vóór het faillissement van laatstgenoemde. De rechtbank heeft vastgesteld dat Econcern op 12 juni 2009 failliet is verklaard en dat E-Privateoffice B.V. op een later moment ook failliet is gegaan. De curator van E-Privateoffice B.V. vorderde erkenning van de vordering, maar de curatoren van Econcern voerden verweer.

De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat de vordering van E-Privateoffice B.V. op het moment van faillietverklaring van Econcern nog een toekomstige vordering was, en derhalve niet verifieerbaar op grond van artikel 24 van de Faillissementswet. De rechtbank oordeelde dat het feit dat de vordering voortvloeit uit bestaande overeenkomsten niet afdoet aan de verifieerbaarheid, aangezien de verplichtingen pas na de faillietverklaring van Econcern moesten worden nagekomen. De rechtbank heeft de vordering van Kuijper q.q. afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Deterink en Van Andel q.q. zijn begroot op € 2.340,00. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.W. Frieling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/319518 / HA ZA 12-193
Vonnis van 26 juni 2013
in de zaak van
MR. G. KUIJPER
in hoedanigheid van curator in het faillissement van E-Privateoffice B.V.
kantoorhoudende te Amsterdam,
eiser,
advocaat mr. G. Kuijper te Amsterdam,
tegen

1.MR A.A.M. DETERINK

in hoedanigheid van curator in het faillissement van Econcern N.V.,
wonende te Eindhoven,
2.
MR. W.J.M. VAN ANDEL
in hoedanigheid van curator in het faillissement van Econcern N.V.,
wonende te Utrecht,
gedaagden,
advocaat mr. V.H. Jurgens te Eindhoven.
Partijen zullen hierna Kuijper q.q. respectievelijk Deterink en Van Andel q.q. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 februari 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 15 mei 2013 en de aldaar genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
E-Privateoffice B.V. (hierna: EPO) heeft diensten verleend aan Econcern N.V. (hierna: Econcern). Op 12 juni 2009 is Econcern failliet verklaard. EPO heeft een vordering van € 1.285.259,83 ter verificatie ingediend in het faillissement van Econcern. EPO is op enig moment nadien gefailleerd.

3.Het geschil

3.1.
Kuijper q.q. vordert erkenning van de hiervoor in 2.1 vermelde vordering.
3.2.
Deterink en Van Andel q.q. voeren verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Kuijper q.q. heeft in de onderhavige procedure op eigen naam van conclusie van eis tot verificatie gediend, waaruit de rechtbank afleidt dat hij de procedure op voet van artikel 27 lid 3 van de Faillissementswet (Fw) van EPO heeft overgenomen.
4.2.
De vordering van Kuijper q.q. strekt naar eigen zeggen tot nakoming van contractuele betalingsverplichtingen van Econcern uit hoofde van tussen EPO en Econcern vóór het faillissement van Econcern overeengekomen dienstverlening, over de periode ná faillietverklaring. Deze vordering was aldus, binnen de context van de stellingen van Kuijper q.q., op de dag van faillietverklaring van Econcern nog een toekomstige vordering tot nakoming. Deze is op voet van artikel 24 Fw niet verifieerbaar. Hieraan doet niet af dat de vordering – volgens de stellingen van Kuijper q.q. – rechtstreeks voortvloeit uit overeenkomsten tussen EPO en Econcern die op de dag van faillietverklaring van Econcern reeds bestonden (vlg. T.T. van Zanten,
De overeenkomst in het insolventierecht(diss. Groningen), Deventer: Kluwer 2012, p. 22-25).
4.3.
Kuijper q.q. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Deterink en Van Andel q.q. worden begroot op:
  • griffierecht €  1.436,00
  • salaris advocaat
Totaal €  2.340,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Kuijper q.q. in de proceskosten, aan de zijde van Deterink en Van Andel q.q. tot op heden begroot op € 2.340,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Frieling en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2013.