In deze zaak vordert de vrouw, eiseres, dat de gedaagden, twee besloten vennootschappen, worden veroordeeld om haar bijzonder nabestaandenpensioen over te dragen aan een onafhankelijke verzekeraar. De vrouw was gehuwd met de man, die op 17 september 2011 is overleden. In de huwelijksvoorwaarden was vastgelegd dat de aanspraken van de vrouw op nabestaandenpensioen in stand blijven, maar de pensioenverevening was uitgesloten. De man had pensioen in eigen beheer opgebouwd en was directeur van de vennootschappen die betrokken zijn bij de pensioenuitkering. De vrouw heeft eerder een procedure gevoerd waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat haar aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen € 30.995,- bruto per jaar bedraagt.
De rechtbank heeft in deze procedure vastgesteld dat de vrouw recht heeft op afstorting van haar pensioen bij een externe verzekeraar. De gedaagden betwisten de verplichting tot afstorting en beroepen zich op een eerder vonnis waarin is geoordeeld dat geen afstorting hoeft plaats te vinden. De rechtbank oordeelt echter dat de situatie is veranderd nu de vrouw nu een ingegaan recht op pensioen heeft. De rechtbank wijst de vordering van de vrouw toe, omdat de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat de gedaagden zorg moeten dragen voor de afstorting van het pensioen bij een externe verzekeraar. De rechtbank veroordeelt de gedaagden hoofdelijk om binnen een maand het pensioen over te dragen aan een verzekeraar naar keuze van de vrouw en in de proceskosten van de vrouw.
Het vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers en is openbaar uitgesproken op 14 augustus 2013.