ECLI:NL:RBMNE:2013:3137

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2013
Publicatiedatum
2 augustus 2013
Zaaknummer
C/16/333067 / HA ZA 12-1255
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van een vonnis in een civiele procedure met betrekking tot contractuele verplichtingen en bedrog

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 augustus 2013 uitspraak gedaan in een herroepingsprocedure die was aangespannen door Unit 4 Accountancy B.V. tegen verschillende vennootschappen van de Sassaya Group. Unit 4 vorderde herroeping van een eerder vonnis van 15 februari 2012, waarin Sassaya Accounting Services B.V. was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 97.425,70. Unit 4 stelde dat er bedrog in het geding was gepleegd door de vertegenwoordiger van Sassaya, die tijdens een comparitie in 2011 had verklaard dat alleen Sassaya Accounting Services zich bezighield met accounting en dat de software alleen voor deze vennootschap zinvol was. Unit 4 meende dat deze verklaring misleidend was en dat de rechtbank, als zij op de hoogte was geweest van de werkelijke situatie van Sassaya Accounting Services, tot een andere beslissing zou zijn gekomen.

De rechtbank oordeelde dat Unit 4 ontvankelijk was in haar vordering tot herroeping, maar dat de gronden voor herroeping niet slaagden. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van de vertegenwoordiger van Sassaya niet bedrieglijk was en dat er geen bewijs was dat er stukken van beslissende aard waren achtergehouden. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd ten aanzien van de herroeping van het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 16 april 2013 en wees de overige vorderingen van Unit 4 af. Unit 4 werd veroordeeld in de proceskosten van Sassaya.

De uitspraak benadrukt de vereisten voor herroeping van een vonnis en de noodzaak om voldoende bewijs te leveren voor claims van bedrog in civiele procedures. De rechtbank bevestigde dat de omstandigheden van de zaak niet voldoende waren om tot herroeping over te gaan, en dat de eerdere beslissingen van de rechtbank en het hof in stand bleven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/333067 / HA ZA 12-1255
Vonnis van 7 augustus 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNIT 4 ACCOUNTANCY B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
eiseres,
advocaat mr. E.T. van den Hout te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SASSAYA BV,
gevestigd te Purmerend,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SASSAYA ACCOUNTING SERVICES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SASSAYA INTERIM SERVICES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SASSAYA PARTICIPATIONS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SASSAYA PAYROLL SERVICES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. J. van de Riet te Utrecht.
Eiseres zal hierna Unit 4 genoemd worden. Sassaya BV, Sassaya Interim Services BV, Sassaya Participations BV en Sassaya Payroll Services BV zullen gezamenlijk Sassaya BV c.s. genoemd worden. Afzonderlijk zullen zij genoemd worden Sassaya, Sassaya Interim Services, Sassaya Participations en Sassaya Payroll Services.
Sassaya Accounting Services BV zal Sassaya Accounting Services genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 maart 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 26 juni 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij dagvaarding van 7 juni 2011, aangebracht bij de rechtbank Utrecht, heeft Unit 4 gevorderd Sassaya BV c.s. en Sassaya Accounting Services hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 109.983,36, te vermeerderen met de contractuele rente vanaf 24 mei 2011 tot de dag der voldoening, en tot vergoeding van de proceskosten en nakosten (uitvoerbaar bij voorraad). De vordering ter zake van de hoofdsom betrof voor een klein deel door Unit 4 in 2005 verkochte en geleverde software en voor een groot deel door Unit 4 in 2008 verkochte en geleverde software.
2.2.
Tijdens de comparitie in die procedure, gehouden op 22 december 2011, heeft de heer [A], statutair bestuurder van Sassaya BV c.s. (hierna:[A]), verklaard:
“[…] De overeenkomst in 2005 is gesloten met Sassaya Accounting Services. Dat blijkt uit het feit dat die de facturen heeft betaald. Verder hield alleen Accounting Services zich bezig met accounting. Alleen voor deze vennootschap was de betreffende software dus zinvol. […]”
2.3.
Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 15 februari 2012 is Sassaya Accounting Services veroordeeld tot betaling aan Unit 4 van € 97.425,70, vermeerderd met de contractuele rente van 1,5% per maand over het bedrag van € 95.637,70 vanaf 25 mei 2011 tot de dag van volledige betaling (hierna: het vonnis van 15 februari 2012). Voorts is Sassaya Accounting Services veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en de nakosten van Unit 4. Deze veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De vorderingen tegen Sassaya BV c.s. zijn door de rechtbank afgewezen.
2.4.
Sassaya Accounting Services is op 27 februari 2012 tegen het vonnis van
15 februari 2012 in hoger beroep gegaan. Unit 4 heeft tegen dat vonnis geen (incidenteel) hoger beroep ingesteld.
2.5.
Ongeveer een half jaar later ontving de advocaat van Unit 4 een brief van de advocaat van Sassaya Accounting Services en Sassaya BV c.s., gedateerd 14 augustus 2012. In die brief staat het volgende:
“[…] Mocht uw cliënte toch tot executie willen overgaan, zoals de deurwaarder nu kennelijk voornemens is, dan moet ik u er op wijzen, dat Sassaya Accounting Services B.V. geen activa heeft waarop beslag gelegd kan worden. Weliswaar is cliënte bij de Kamer van Koophandel ingeschreven op het adres[adres] doch dit is alleen postadres. De vennootschap heeft geen inboedelzaken als kantoormeubilair of hardware of voertuigen in eigendom. Er zijn op dit moment nagenoeg geen liquide middelen. Wel zijn er kortlopende schulden. […]”
2.6.
Bij arrest van 16 april 2013 heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden het vonnis van
15 februari 2012 bekrachtigd (hierna: het arrest van 16 april 2013). Sassaya Accounting Services heeft tegen voornoemd arrest geen cassatie ingesteld.

3.Het geschil

3.1.
Unit 4 vordert  samengevat - dat het geding dat heeft geleid tot het vonnis van 15 februari 2012 wordt heropend, dat dit vonnis wordt herroepen en dat Sassaya BV c.s. en Sassaya Accounting Services alsnog hoofdelijk worden veroordeeld, met veroordeling van Sassaya BV c.s. en Sassaya Accounting Services in de proceskosten en de nakosten van de herroepingsprocedure.
3.2.
Aan deze vordering legt Unit 4 - samengevat - ten grondslag dat Sassaya BV c.s. en Sassaya Accounting Services bedrog in het geding hebben gepleegd, zoals bedoeld in artikel 382 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv).
3.3.
Sassaya BV c.s. voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van Unit 4 dan wel tot afwijzing van haar vordering.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid Unit 4 / bevoegdheid rechtbank

4.1.
Voor herroeping van een vonnis is vereist dat het in kracht van gewijsde is gegaan (zie artikel 382 aanhef Rv). Ten aanzien van Sassaya BV c.s. is dit het geval sinds het verstrijken van de termijn voor hoger beroep in 2012. Inmiddels is ook de cassatietermijn voor het arrest van 16 april 2013 verstreken en is duidelijk geworden dat Sassaya Accounting Services geen cassatieberoep heeft ingesteld, zodat dat arrest ook kracht van gewijsde heeft gekregen. Op grond van artikel 384 Rv moet een vordering tot herroeping worden gebracht voor de rechter die in laatste feitelijke instantie over de zaak heeft geoordeeld. Met betrekking tot het vonnis van 15 februari 2012 is de rechtbank Midden-Nederland dus bevoegd, voor zover dat betrekking heeft op de vorderingen van Unit 4 op Sassaya BV c.s. Wat betreft de vordering tot herroeping van het arrest van het hof van 16 april 2013 (ten aanzien van de vorderingen van Unit 4 op Sassaya Accounting Services) zal de rechtbank Midden-Nederland zich onbevoegd verklaren.
4.2.
De grond voor herroeping is volgens Unit 4 ontstaan door de ontvangst van de brief van de advocaat van Sassaya Accounting Services en Sassaya BV c.s. van 14 augustus 2012 (2.5). De dagvaarding ter inleiding van de onderhavige herroepingsprocedure is uitgebracht op 9 november 2012, zodat dit rechtsmiddel binnen de door artikel 383 lid 1 geëiste termijn van drie maanden is ingesteld.
4.3.
Het standpunt van Sassaya BV c.s., dat de onderhavige procedure misbruik van procesrecht oplevert wordt verworpen. Van een verkapt hoger beroep is, met uitzondering van enkele stellingen (zie hierna) geen sprake.
4.4.
Gelet het voorgaande is Unit 4 ontvankelijk in haar vordering.
Inhoudelijke beoordeling
4.5.
Unit 4 betoogt dat haar pas na kennisname van de brief van de advocaat van Sassaya Accounting Services en Sassaya BV c.s. van 14 augustus 2012 duidelijk is geworden dat Sassaya Accounting Services geen activiteiten ontplooit en vrijwel geen activa heeft (in de terminologie van Unit 4: ‘een postbusvennootschap’ is). Volgens Unit 4 wist[A], althans behoorde hij te weten, dat Sassaya Accounting Services een postbusvennootschap was die geen verhaal zou bieden, en heeft hij deze omstandigheid ter comparitie van 22 december 2011 verzwegen terwijl hij wist of behoorde te weten dat Unit 4 daarmee niet bekend was. Dit levert volgens Unit 4 bedrog in het geding op in de zin van artikel 382 onder a Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv). Voorts neemt Unit 4 het standpunt in dat[A] tijdens de comparitie bedrieglijk verklaard dat alleen Sassaya Accounting Services zich bezighield met accounting en dat de betreffende software alleen voor deze vennootschap zinvol was (zie zie 2.2). Die verklaring van [A]is vervat in het proces-verbaal van comparitie, zodat volgens Unit 4 ook sprake is van een vervalst stuk in de zin van artikel 382 onder b Rv. Unit 4 beroept zich voorts op artikel 382 onder c Rv.
4.6.
Uit de stellingen van Unit 4 volgt voorts dat zij zich op het standpunt stelt dat wanneer [A] als vertegenwoordiger van Sassaya BV c.s. en Sassaya Accounting Services ter comparitie van 22 december 2011 had meegedeeld dat Sassaya Accounting Services op dat moment een inactieve vennootschap was zonder noemenswaardige activa, de rechtbank Sassaya BV c.s. en Sassaya Accounting Services hoofdelijk had veroordeeld.
4.7.
Volgens Sassaya BV c.s. is de in 2.2 weergeven verklaring van [A] niet bedrieglijk en zou de rechtbank Sassaya Accounting Services in het vonnis van 15 februari 2012 nog steeds als enige contractspartij hebben aangeduid als de rechtbank ten tijde van het wijzen van het vonnis had geweten dat Sassaya Accounting Services bijna geen activiteiten meer verrichtte.
4.8.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4.9.
Het verzwijgen van feiten die tot een voor de wederpartij gunstige afloop van de procedure zouden hebben kunnen leiden kan bedrog in het geding opleveren. Ook het doen van een mededeling in strijd met de waarheid, die, als zij achterwege was gebleven, tot een voor de wederpartij gunstige afloop van de procedure zou hebben kunnen leiden, kan bedrog in het geding opleveren.
4.10.
In het vonnis van 15 februari 2012 heeft de rechtbank geoordeeld dat Unit 4 de overeenkomst uit 2005 heeft gesloten met Sassaya Accounting Services. De rechtbank heeft haar beslissing om - alleen - Sassaya Accounting Services als contractspartij van Unit 4 aan te merken ten aanzien van de overeenkomst uit 2008 als volgt gemotiveerd:
“4.8. De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is met welke tot de Sassaya Group behorende vennootschap(pen) Unit4 op 15 oktober 2008 de overeenkomst gesloten heeft. Unit4 stelt primair dat zij de overeenkomst heeft gesloten met alle vijf Sassaya Accounting Servicesn en dat deze hoofdelijk aansprakelijk zijn. In verband hiermee betoogt zij dat in het verleden (2005) ook een koopovereenkomst tot stand is gekomen met de Sassaya Group en dat de Sassaya Group intern vervlochten is, hetgeen valt op te maken uit de omstandigheid dat verschillende Sassaya-vennootschappen de facturen uit hoofde van de overeenkomst uit 2005 hebben voldaan. Voorts stelt Unit4 dat vanwege de omstandigheden van het geval sprake is van vereenzelviging van de verschillende op de H.J.E Wenckebachweg gevestigde vennootschappen en dat het gebruik van een groepsaanduiding (Sassaya Group) geen misleiding met betrekking tot de identiteit teweeg mag brengen. Subsidiair stelt Unit 4 zich op het standpunt dat de overeenkomst is gesloten met een van de vijf vennootschappen van Sassaya c.s., zonder dat zij aangeeft welke van de vijf.
4.9.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. De omstandigheid dat de orderbevestiging uit 2005 en de op de levering van die software betrekking hebbende facturen op naam zijn gesteld van de Sassaya Group brengt op zichzelf nog niet mee dat die overeenkomst is gesloten met alle Sassaya-vennootschappen. Ook de omstandigheid dat Sassaya Interim Services BV een van die facturen heeft betaald (zie 2.4) brengt nog niet mee dat die vennootschap partij was bij die overeenkomst.
4.10.
In het kader van de door Unit4 gestelde vereenzelviging beroept zij zich op het arrest van de Hoge Raad van 9 juni 1995, NJ 1996, 213. In een later arrest heeft de Hoge Raad in dit verband het volgende overwogen (Hoge Raad 13 oktober 2000, NJ 2000, 698):
“Het onderdeel stelt daarmee de vraag aan de orde of voor een zodanige vereenzelviging plaats is indien zich feiten en omstandigheden voordoen als die waarop het Hof zijn oordeel heeft gegrond.
Bij de beantwoording van deze vraag moet worden vooropgesteld dat, zoals het Hof kennelijk en terecht tot uitgangspunt heeft genomen, door degene die (volledige of overheersende) zeggenschap heeft over twee rechtspersonen, misbruik kan worden gemaakt van het identiteitsverschil tussen deze rechtspersonen, en dat hetgeen met zodanig misbruik werd beoogd, in rechte niet behoeft te worden gehonoreerd. Het maken van zodanig misbruik zal in de regel moeten worden aangemerkt als een onrechtmatige daad, die verplicht tot het vergoeden van de schade die door het misbruik aan derden wordt toegebracht. Deze verplichting tot schadevergoeding zal dan niet alleen rusten op de persoon die met gebruikmaking van zijn zeggenschap de betrokken rechtspersonen tot medewerking aan dat onrechtmatig handelen heeft gebracht, doch ook op deze rechtspersonen zelf, omdat het ongeoorloofde oogmerk van degene die hen beheerst rechtens dient te worden aangemerkt als een oogmerk ook van henzelf.
De omstandigheden van het geval kunnen evenwel ook zo uitzonderlijk van aard zijn dat vereenzelviging van de betrokken rechtspersonen - het volledig wegdenken van het identiteitsverschil - de meest aangewezen vorm van redres is (vgl. het geval dat aan de orde was in HR 9 juni 1995, nr. 8551, NJ 1996, 213).”
4.11.
Deze jurisprudentie heeft betrekking op gevallen waarin de ondernemingsactiviteiten van een vennootschap worden beëindigd, terwijl die activiteiten door een andere vennootschap worden voortgezet met geen ander oogmerk dan benadeling van de crediteuren van de eerstgenoemde vennootschap door het verijdelen van verhaal door de crediteuren op die vennootschap. Niet gesteld of gebleken is dat Unit4 de in 2008 gesloten overeenkomst heeft gesloten met een van de vijf als Sassaya c.s. aangeduide vennootschappen, dat die vennootschap haar activiteiten heeft beëindigd en dat die activiteiten zijn voortgezet door een van de andere vijf vennootschappen. Op 12 juli 2010 zijn opgericht Sassaya Group BV, Sassaya Accounting Professionals BV, Sassaya Interim Professionals BV en Sassaya Corporate Finance BV. Unit 4 heeft niet gesteld dat Sassaya c.s. met het oogmerk van benadeling van Unit4 in haar verhaalsmogelijkheden hun ondernemingsactiviteiten inmiddels hebben gestaakt en dat hun activiteiten zijn voortgezet door de vennootschappen die op 12 juli 2010 zijn opgericht. Aan beoordeling van de vraag of Sassaya Accounting Servicesn met die vennootschappen kunnen worden vereenzelvigd komt de rechtbank dus niet toe, nog afgezien van het feit dat die vennootschappen geen partij zijn in dit geding. Het beroep op vereenzelviging van de wel in de procedure betrokken Sassaya-vennootschappen wordt dan ook verworpen.
4.12.
Ook het beroep op misleiding faalt. Het arrest van de Hoge Raad van 15 januari 1993, NJ 1993, 301, waarnaar Unit 4 heeft verwezen, betreft een vordering op grond van onrechtmatige daad op een vennootschap die een contractspartij had misleid met betrekking tot de identiteit van haar wederpartij. In dit geval is er echter geen sprake van een situatie waarin Unit4 meent door toedoen van, bijvoorbeeld, Sassaya BV met die vennootschap te hebben gecontracteerd, terwijl haar contractspartij een andere vennootschap, bijvoorbeeld Sassaya Accounting Services BV, blijkt te zijn. Van misleiding door Sassaya c.s. als bedoeld in het arrest uit 1993 is dan ook geen sprake.
4.13.
Ter zitting is namens Unit4 verklaard dat het softwarepakket dat is geleverd meerdere modules betrof waaronder de module Accounting, en dat die module niet geschikt is voor een bedrijf dat zelf geen accountancywerkzaamheden doet. Vast staat dat Sassaya Accounting Services BV accountancywerkzaamheden verricht. Unit4 heeft niet gesteld dat de overige door haar geleverde modules wel geschikt zijn voor de overige vier vennootschappen die met Sassaya c.s. worden aangeduid, terwijl die vennootschappen ondernemingen hebben die actief zijn op andere gebieden dan de accountancy. De rechtbank constateert voorts dat de namens Unit4 in november 2010 door Atradius verzonden aanmaningen zijn gericht aan Sassaya Accounting Services BV. Bij gebrek aan andere aanknopingspunten concludeert de rechtbank dan ook dat Unit4 de overeenkomst in oktober 2008 heeft gesloten met Sassaya Accounting Services BV. De vordering tot betaling van de op die software betrekking hebbende facturen zal dan ook ten aanzien van die vennootschap worden toegewezen en ten aanzien van de overige vier met Sassaya c.s. aangeduide vennootschappen worden afgewezen. In totaal gaat het hier om € 60.513,01 inclusief BTW (€ 56.013,60 + € 4.499,41).”
4.11.
Tijdens de comparitie in de onderhavige herroepingsprocedure is namens Sassaya BV c.s. verklaard dat Sassaya Accounting Services wel actief is geweest en dat zij heeft gewerkt met de in 2005 geleverde software. Voorts is verklaard dat Sassaya Accounting Services in 2008 nog wel activiteiten verrichtte, maar niet veel, dat het de bedoeling was dat zij zou gaan samenwerken met Chinamex, dat alle Sassaya-vennootschappen werkten met Exactsoftware (een tegenhanger van de Unit 4-software) en met Elseviersoftware en dat de software van Unit 4 - de rechtbank begrijpt: uit 2008 - was bedoeld voor de samenwerking met Chinamex. Unit 4 heeft deze stellingen niet (gemotiveerd) weersproken, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid ervan. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat Sassaya BV c.s. de omstandigheden, dat het de bedoeling was dat Sassaya Accounting Services zou gaan samenwerken met Chinamex en dat de software van Unit 4 was bedoeld voor de samenwerking met Chinamex, ook al had aangevoerd in de procedure die heeft geleid tot het vonnis van 15 februari 2012 (conclusie van antwoord, randnummer 43). Dat alle Sassaya-vennootschappen werkten met Exactsoftware had Man ook al ter comparitie van 22 december 2011 verklaard.
4.12.
Het voorgaande brengt mee dat Unit 4 haar stelling, dat de verklaring van[A] op de comparitie van 22 december 2011, inhoudend dat alleen Sassaya Accounting Services zich bezighield met accounting, bedrieglijk is geweest, onvoldoende heeft onderbouwd. Dit geldt ook voor de stelling dat de destijds door [A] afgelegde verklaring, dat de betreffende software alleen voor die vennootschap (Sassaya Accounting Services) zinvol was, bedrieglijk was. Anders dan waarvan Unit 4 lijkt uit te gaan volgt uit de context van die verklaring dat [A] met de ‘betreffende software’ doelde op de in 2005 geleverde software en niet op de in 2008 geleverde software. De - niet door Sassaya BV c.s. betwiste - verklaring van Unit 4 ter zitting van 26 juni 2013, dat de in 2008 geleverde software een boekhoudpakket was waarmee elke BV haar administratie volledig kan voeren en dus geen software was die alleen geschikt was voor Sassaya Accounting Services, kan Unit 4 dus in dit verband niet baten.
4.13.
Sassaya BV c.s. erkennen dat Sassaya Accounting Services op 22 december 2011 vrijwel geen activiteiten meer ontplooide (zie 4.7). Dat Sassaya Accounting Services op dat moment vrijwel geen activa meer had staat niet vast. Indien er echter veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat zij vrijwel geen activa meer had op 22 december 2011 leidt deze omstandigheid, in combinatie met de inactiviteit van Sassaya Accounting Services eind 2011 niet tot de conclusie dat de rechtbank, wanneer zij daarvan op de hoogte was geweest, in haar vonnis van 15 februari 2012 tot een ander oordeel had moeten komen ten aanzien van de vraag wie de contractspartij van Unit 4 is met betrekking tot de in 2008 geleverde software. Vast staat immers a) dat Sassaya Accounting Services ook in 2005 de contractspartij van Unit 4 was, b) dat het in 2008 de bedoeling was dat Sassaya Accounting Services zou gaan samenwerken met Chinamex, c) dat de in 2008 van Unit 4 gekochte software werd aangeschaft met het oog op die samenwerking, d) dat alle Sassaya-vennootschappen hun administratie verwerkten met vergelijkbare software van andere leveranciers, zodat de software van Unit 4 voor hun bedrijfsvoering niet noodzakelijk was en e) dat de in november 2010 door Atradius namens Unit 4 verzonden aanmaningen zijn gericht aan Sassaya Accounting Services. De rechtbank concludeert dan ook dat Unit 4 onvoldoende heeft onderbouwd dat de rechtbank in het vonnis van 15 februari 2012 tot het oordeel zou zijn gekomen dat behalve Sassaya Accounting Services ook Sassaya BV c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de nakoming van de verbintenis tot betaling van de in 2008 geleverde software.
4.14.
Wanneer Unit 4 ter comparitie van 22 december 2011 had aangevoerd dat de in 2008 geleverde software een boekhoudpakket was waarmee elke BV haar administratie volledig kan voeren, zou de rechtbank in het vonnis van 15 februari 2012 niet hebben overwogen dat Unit 4 niet heeft gesteld dat de overige door haar geleverde modules wel geschikt zijn voor de overige vier vennootschappen die met Sassaya c.s. worden aangeduid, terwijl die vennootschappen ondernemingen hebben die actief zijn op andere gebieden dan de accountancy (zie het de hierboven geciteerde overweging 4.13). Dit is een omstandigheid die Unit 4 in hoger beroep had kunnen aanvoeren maar die bij de beoordeling van het herroepingsverzoek buiten beschouwing moet blijven. Ook wanneer de rechtbank van die omstandigheid op de hoogte was geweest zou de uitkomst van het vonnis van 15 februari 2012, gelet op hetgeen hiervoor is geoordeeld, echter niet anders zijn geweest.
4.15.
De omstandigheid dat Sassaya Accounting Services op 10 september 2012 naar een, voor de verhuurder van het adres[adres] in Amsterdam, onbekende bestemming vertrokken bleek te zijn en op dat moment een huurschuld had is eveneens een omstandigheid die Unit 4 in hoger beroep had kunnen aanvoeren maar die bij de beoordeling van het herroepingsverzoek buiten beschouwing moet blijven. Ook hier geldt ten overvloede dat deze omstandigheid de rechtbank niet tot een ander oordeel zou hebben gebracht. Uit het door Unit 4 overgelegde verslag van het bezoek van de deurwaarder aan voornoemd adres op 10 september 2012 blijkt dat ‘debitrice’, waarmee kennelijk Sassaya Accounting Services wordt bedoeld, tot kort voor die datum op voornoemd adres gevestigd was. Het vertrek van Sassaya Accounting Services had op 15 februari 2012 nog niet plaatsgevonden en had dus ten tijde van het wijzen van het vonnis van die datum niet in de beoordeling kunnen worden meegenomen.
4.16.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep van
Unit 4 op de gronden genoemd in artikel 382 onder a en b Rv, niet slaagt. Ook het beroep op de in artikel 382 onder c genoemde grond faalt. Op grond van die bepaling is in dit geval vereist dat Unit 4 stukken van beslissende aard na het vonnis in handen moet hebben gekregen die door toedoen van Sassaya BV c.s. achter waren gehouden. Het moet dus gaan om stukken van beslissende aard die bestonden toen het vonnis van 15 februari 2012 werd gewezen. Unit 4 heeft een dergelijk stuk niet in het geding gebracht en heeft evenmin iets aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat een dergelijk stuk bestaat. De conclusie luidt dan ook dat de vordering tot heropening van het geding en herroeping van het vonnis van 15 februari 2012 moet worden afgewezen.
4.17.
Unit 4 zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Sassaya BV c.s. worden begroot op:
- griffierecht 3.621,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal €  4.525,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart zich onbevoegd in de vordering tot herroeping van het arrest van
16 april 2013,
5.2.
wijst de overige vorderingen af,
5.3.
veroordeelt Unit 4 in de proceskosten, aan de zijde van Sassaya BV c.s. tot op heden begroot op € 4.525,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2013.