Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
DEBET CARD SERVICES EUROPE B.V.,
gevestigd te Uden,
eiseres,
gemachtigde Flanderijn & Van Eck,
1.[gedaagde sub 1],wonende te[woonplaats],2. [gedaagde sub 2],wonende te[woonplaats],gedaagden,niet verschenen.
1.De procedure
2.Ambtshalve beoordeling
“een overeenkomst waarbij een kredietgever aan een consument krediet verleent of toezegt in de vorm van uitstel van betaling, een lening of een andere soortgelijke betalingsfaciliteit”.
“iedere overeenkomst en ieder samenstel van overeenkomsten met de strekking dat (…) door of vanwege de eerste partij (de kredietgever) aan de tweede partij (de kredietnemer) een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de tweede partij aan de eerste partij een of meer betalingen doet”.
“alle beloningen en vergoedingen, in welke vorm ook, die de kredietgever (…) ter zake van een krediettransactie bedingt, in rekening brengt of aanvaardt”.
“krediettransacties waarbij de betalingen van de kredietnemer plaatsvinden binnen drie maanden nadat de geldsom ter beschikking is gesteld”(uitsluitend) de bepalingen van de artikelen 34 tot en met 36 Wck gelden. Zakelijk weergegeven komen die bepalingen er op neer, dat het de kredietgever verboden is een hogere kredietvergoeding in rekening te brengen of te bedingen dan de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding zoals ingevolge artikel 35 Wck geregeld in het Besluit kredietvergoeding.
“de kredietvergoeding die over een betalingstermijn in rekening wordt gebracht, uitgedrukt in een percentage van het uitstaand saldo aan het begin van die betalingstermijn”.
“Voor de berekening van de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding bij regelmatige afwikkeling geldt de wettelijke rente verhoogd met 12 procentpunten als het ten hoogste toegelaten effectieve kredietvergoedingspercentage op jaarbasis”. Aangezien de wettelijke rente ten tijde van het sluiten van de overeenkomst 3% bedroeg, betekent dit dat het ten hoogste toegelaten effectieve kredietvergoedingspercentage, op jaarbasis, 15 % bedraagt.
eenvoudigeakte volgens het rolreglement in beginsel niet wordt verlengd.
3.De beslissing
28 augustus 2013 om 11:00 uurteneinde eiseres middels een
eenvoudigeakte in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de mogelijke toepasselijkheid van de Wet op het consumentenkrediet en de gevolgen van toepassing van die wet;