2.7.Op 29 maart 2013 heeft[eiseres] een e-mail gezonden aan Haskoning. Hierin schrijft zij onder meer het volgende:
“Hieronder een puntsgewijze samenvatting van de situatie rondom mijn aanvraag voor een lease-auto.
1 december 2007 in dienst bij DHV B.V.
Hier aan voorafgaand arbeidsvoorwaardelijke onderhandelingen met[B], toenmalig afdelingshoofd.
Er was een verschil van 200 euro netto tussen het door mijn gewenste salaris en aanbod DHV.
De reiskosten vanuit [woonplaats 2] - Eindhoven waren onvoldoende dekkend (ten tijde van de gesprekken woonde ik nog in Berghem maar was het al duidelijk dat ik naar [woonplaats 2] zou verhuizen, mijn huis was in de verkoop en wij hadden optie op bouwgrond in [woonplaats 2]).
Tussen DHV en mij is toen overeengekomen het gat gedeeltelijk te dichten middels lease-auto uit categorie 2 (hoger dan o.b.v. aannameschaal (10) gebruikelijk).
Ik heb gevraagd of er geen problemen zouden ontstaan over de verplichte 15.000 km per jaar. Dit werd afgedaan als een richtlijn waar het bedrijf niet op handhaaft.
Ik kan het gesprek van destijds goed reconstrueren omdat ik in de DHV rechtspositionele regeling map van destijds (2006-2007) nog aantekeningen van mijzelf heb gevonden van dit gesprek.
Bovenstaande afspraak omtrent de lease-auto is niet schriftelijk contractueel vastgelegd.
Het niet handhaven op zakelijke kilometers blijkt ook uit het handelen van het bedrijf in het verleden. In de ruim 5 jaar dat ik nu voor het bedrijf werk ben ik nooit aangesproken over het aantal gereden kilometers.
Zelfs niet tijdens mijn ouderschapsverlof van 1 januari 2011 t/m 6 januari 2013 (24 uur gewerkt i.p.v. 32), waarin het aantal zakelijke kilometers nooit gehaald kon worden.
Tussentijds is er een wijziging geweest van de leaseregeling. Ook toen ben ik niet aangesproken op het aantal gereden zakelijke kilometers. Ik heb gekozen voor handhaving van de oorspronkelijke regeling.
In het laatste kwartaal vorig jaar heb ik gesprekken gevoerd met[C] en [A] over mijn rol in Eindhoven (gezien mijn woonplaats [woonplaats 2] heb ik ook een overplaatsing naar Nijmegen overwogen).[C]heeft uitgesproken dat hij graag zag dat ik in Eindhoven bleef. Ook toen is niet gesproken over het mogelijk niet meer in aanmerking komen voor een lease-auto.
Op basis van het bovenstaande beschouw ik de lease-auto als een arbeidsvoorwaardelijk recht, ik had geen redenen aan te nemen dat dit anders zou zijn.
Dit beeld veranderde bij mijn aanvraag voor een nieuwe lease-auto: het contract loopt per 14 mei af. Mijn aanvraag wordt niet gehonoreerd door [A] met het argument dat ik in het verleden te weinig kilometers heb gereden en hij vond mijn prognose (18.000 kilometer) voor komende jaar te zacht. v.w.b. de prognose ben ik het hier maar gedeeltelijk mee eens. Het blijft een prognose, maar gerelateerd aan de afgelopen periode is het wel een reële verwachting.
Tot en met week 11 heb ik inmiddels 4300 zakelijke kilometers gereden.
Ik ben teleurgesteld in het bedrijf:
Mondelinge afspraken die bij mijn aanstelling zijn gemaakt en waar het bedrijf ook naar gehandeld heeft worden niet langer nagekomen.
In de gesprekken in nov / dec 2012 over het al dan niet blijven werken in Eindhoven is nooit gesproken over het niet langer in aanmerking komen voor een leaseauto. Was dit wel ter sprake gekomen dan had ik dit in mijn overwegingen mee kunnen nemen.
Ik word voor een voldongen feit gesteld zonder enige vorm van compensatie.
Ik vraag het bedrijf de situatie gedurendede tijd van het geschil te laten voortbestaan zoals die nu is (d.w.z. dat ik gebruik kan maken van een (gelijkwaardige) lease-auto).
Ik sta open voor andere oplossingen. Het is niet zo dat ik perse sta op een lease-auto. Maar wat ik niet wil en ook niet terecht vind is een toename van mijn reiskosten. En ik wil een compensatie voor het verschil in salaris als ik inderdaad niet meer in aanmerking kom voor een lease-auto. (…)”