Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingslocatie Utrecht
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan het impliciet subsidiair tenlastegelegde feit, de doodslag van [slachtoffer], heeft schuldig gemaakt.
[getuige 2], moeder van [slachtoffer], [13] die verklaarden [slachtoffer] de avond van 9 juni 2012 voor het laatst in leven te hebben gezien.
is overleden in de periode van 9 juni 2012 tot en met 11 juni 2012.
Er zijn geen aanwijzingen dat zij elders dan in haar woning, waar zij is aangetroffen, is overleden.
9 en 10 juni 2012 in de woning verbleef. Verdachte heeft dit bevestigd. [19] De rechtbank ziet zich geplaatst voor de vraag of verdachte betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer].
[naam]” noemt. De beller, die een mannelijke stem heeft en fluistert, geeft aan dat hij iemand wil aangeven voor moord. De beller vervolgt:
“Mijn vriendin is net vermoord (…) op de [adres]te [woonplaats] (…) door [verdachte ].”De melder geeft als telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: #7216) op, [20] met welk telefoonnummer voornoemde melding ook blijkt te zijn gedaan. [21]
[verdachte ]” noemt, neemt telefonisch contact op met het Regionale Servicecentrum, dat bereikbaar is onder nummer 0900-8844. [22] “[verdachte ]”, die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: #5781), [23] vraagt of er iemand naar zijn adres gestuurd kan worden, waarbij hij als adres de [adres] te [geboorteplaats] opgeeft. [24] Als de politie ter plaatste gaat, treffen zij verdachte aan. [25] Verdachte geeft aan dat hij zijn vriendin [slachtoffer] heeft gevonden in de slaapkamer van haar woning aan de [adres]. Toen hij zag dat zij blauw was en niet meer ademde, is hij daar weggegaan. [26] Verdachte wordt door de politie aangehouden. [27]
Dat is [verdachte ], dat is zijn stem.” [33]
J. van der Weerd, werkzaam bij het NFI. [60] Deze deskundige concludeert dat het waarschijnlijker is wanneer er intensief contact is geweest tussen de hals van het slachtoffer en de zwarte legging, dan wanneer uitsluitend contacten met willekeurige andere textiele voorwerpen hebben plaatsgevonden. [61]
Daarna trof hij [slachtoffer] aan in haar slaapkamer. Zij was blauw en ademde niet meer.
Verdachte geeft aan zich niets meer te kunnen herinneren van wat tussen de avond van
9 juni 2012 tot en met 11 juni 2012 omstreeks 14.15 is gebeurd, hij is gedurende deze periode “out” geweest. [62]
Op 11 juni 2012 omstreeks 22.10 uur is bij verdachte urine afgenomen. Bij toxicologisch onderzoek worden sporen van cocaïne en een aantal omzettingsproducten, die worden gebruikt bij het versnijden van cocaïne aangetroffen, die passen bij cocaïnegebruik in de 24 uur voor afname. [63] Er zijn echter geen aanwijzingen dat verdachte door het gebruik van deze middelen gedurende voornoemde periode geheel “out” is gegaan, zoals verdachte heeft verklaard. In tegendeel. Op 10 juni 2012, aan het begin van de middag, ziet getuige
[getuige 4] [64] dat verdachte zijn eigen hond en de hond van [slachtoffer] uitlaat. Zoals hiervoor omschreven, brengt verdachte diezelfde middag omstreeks 15.59 uur een vuilniszak naar de grondcontainer. [getuige 5] ziet dat verdachte op 10 juni 2012 ’s avonds opnieuw de honden uitlaat. [65] Diezelfde avond omstreeks 21.15 uur gaat verdachte op bezoek bij getuigen [getuige 11] [66] en [getuige 12]. [67] Uit de verklaringen van deze getuigen volgt dat verdachte, na hen te hebben gebeld, bij hen kwam. Hij vertelde hen tijdens dit korte bezoek dat [slachtoffer] ziek op bed lag en vroeg hen of zij hem € 30,00 konden lenen. Zij gaven hem dit bedrag. [68] Omstreeks 21.24 uur heeft verdachte telefonisch contact met getuige [getuige 8], waarbij verdachte hem vraagt of hij een jointje van hem kan krijgen. [69] Tussen 22.00 uur en 00.30 uur ziet getuige [getuige 6] dat verdachte buiten bij de woning van [slachtoffer] loopt en vervolgens instapt in een BMW. [70] Uit de verklaring van getuige [getuige 13] volgt dat dit gaat om zijn BMW. Deze getuige verklaarde dat hij, na op 10 juni 2012 omstreeks 21.36 uur telefonisch contact te hebben gehad met verdachte, verdachte enige tijd later ontmoette op de [adres] in [woonplaats]. Verdachte stapte bij hem in de auto en kocht van hem verdovende middelen. [71] Uit de verklaring van getuige [getuige 13] volgt dat verdachte niet alleen op
10 juni 2012, maar ook op 11 juni 2012 verdovende middelen van hem kocht. Op laatstgenoemde datum nam verdachte omstreeks 12.12 uur telefonisch contact met hem op, waarna hij omstreeks 12.00 uur/13.00 uur aan de [adres] te [woonplaats] verdovende middelen van [getuige 13] koopt. [72]
De rechtbank acht het door de verdediging opgeworpen scenario van een ongeval tijdens dit seksuele contact echter zeer onaannemelijk. In de eerste plaats is voornoemd scenario nimmer door verdachte genoemd en eerst door de raadsman ter terechtzitting van
16 juli 2013 naar voren gebracht als mogelijke verklaring voor de dood van [slachtoffer].
Tot slot belde hij het alarmnummer, waarbij hij zichzelf onder een schuilnaam aangaf. Hij vertelde immers dat zijn vriendin was vermoord door [verdachte ]. Verdachte heeft het in dat telefoongesprek dus over “moord”. Over een eventueel ongeluk als gevolg van uit de hand gelopen wurgseks wordt op dat moment dus ook niets door verdachte gezegd.
5.Bewezenverklaring
6.De strafbaarheid van het feit
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen en maatregelen
- een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar;
- een ongemaximeerde terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging.
Indien de rechtbank wel een TBS met dwangverpleging oplegt, heeft de verdediging gewezen op de mogelijk substantiële duur van de TBS met dwangverpleging en de rechtbank verzocht om hiermee rekening te houden bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf. Daarnaast heeft de verdediging de rechtbank verzocht om in haar vonnis een advies op te nemen, inhoudende dat de TBS met dwangverpleging eerder dan gebruikelijk, al na ommekomst van 1/3 deel van de gevangenisstraf, zal worden aangevangen.
J.M.J.F. Offermans, psychiater, geweigerd met hen over het aan hem tenlastegelegde te spreken. Desondanks komt uit de rapportages naar voren dat er sprake is van persoonlijkheidsproblematiek.
Uit het Pro Justitia rapport van 16 oktober 2012 van I.M. van Woudenberg volgt dat verdachte op zwakbegaafd niveau scoort en functioneert. Daarnaast bestaan er aanwijzingen voor een stoornis in het autismespectrum, ADHD en een persoonlijkheidstoornis NAO (niet anderszins omschreven) met paranoïde en narcistische trekken, aldus voornoemde psycholoog. In lijn met dit rapport staat in het Pro Justitia rapport d.d. 15 november 2012 van J.M.J.F. Offermans vermeld dat bij verdachte sprake is van een stoornis van de geestvermogens in de zin van ADHD en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid en van een persoonlijkheidstoornis NAO, met antisociale, narcistische en in mindere mate paranoïde trekken. Van bovengenoemde stoornissen was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde, aldus J.M.J.F. Offermans.
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist die maatregel.
9.Het beslag
10.Ten aanzien van de benadeelde partij
11.Toepasselijke wettelijke voorschriften
12.Beslissing
gevangenisstraf van 6 jaren.
terbeschikkingstellingvan verdachte, en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
- crematiekosten minus verzekering ad € 2.522,75 vanaf 22 juni 2012;
- de kosten van een urn en van een gedenksteentje ad € 517,75 vanaf 22 juni 2012;
- de kosten van de Stichting Dierenambulance ad € 150,00, vanaf 4 juli 2012;
- reiskosten ad € 96,43 vanaf 4 september 2012,
€ 3.286,93 (zegge: drieduizend tweehonderdzesentachtig euro en drieënnegentig eurocent)
mr. J.P.H. Driel van Wageningen, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. D.A. Groenevelt-Timmer, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 juli 2013.