ECLI:NL:RBMNE:2013:3062

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2013
Publicatiedatum
30 juli 2013
Zaaknummer
16-661281-13 en 16-661299-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere winkeldiefstallen met oplegging van ISD-maatregel

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juli 2013 uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 16/661281-13 en 16/661299-13. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], werd beschuldigd van meerdere winkeldiefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 maart 2013 in Utrecht een fles Martini en een mango heeft gestolen uit de Plus supermarkt. Op 23 maart 2013 heeft hij eveneens een fles aftershave van Nivea en een pot proteïnepoeder gestolen uit respectievelijk de Etos en De Tuinen. Tijdens de zitting op 2 juli 2013 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstallen, onderbouwd door getuigenverklaringen en camerabeelden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en dat er geen rechtvaardigingsgronden aanwezig waren. De verdachte had een lange geschiedenis van recidive en eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten. Gezien de ernst van de feiten en de recidive, werd de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar opgelegd, zonder aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte dat de maatregel noodzakelijk was ter bescherming van de maatschappij en om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661281-13 en 16/661299-13 (ttz. gevoegd) (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 16 juli 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “Wolvenplein” te Utrecht.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 juli 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. F. Visser, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
Ter terechtzitting zijn, overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering, de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van 16-661281-13 en 16-661299-13, feiten 1 en 2:
meerdere winkeldiefstallen heeft gepleegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het feit op de dagvaarding met parketnummer 16/661281-13 en de feiten 1 en 2 op de dagvaarding met parketnummer 16/661299-13 wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in de dossiers bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het feit op de dagvaarding met parketnummer 16/661281-13, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen. Slechts uit één van de getuigenverklaringen volgt dat de verdachte de kassa gepasseerd zou zijn. Uit de andere verklaringen volgt dat verdachte nog in de rij bij de kassa stond op het moment dat hij werd aangesproken door de beveiliging, waardoor de verklaring van de verdachte dat hij voornemens was de goederen af te rekenen, niet wordt weerlegd door de verklaringen.
De verdediging is voorts van mening dat de verdachte van beide feiten op de dagvaarding met parketnummer 16/661299-13 dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 1 op die dagvaarding voert de verdediging aan dat de verdachte heeft verklaard dat hij met een vriend in ‘De Tuinen’ is geweest en dat die vriend de pot met proteïnepoeder heeft gekocht en tijdelijk aan de verdachte in bewaring heeft gegeven. Uit de verklaringen blijkt niet van het tegendeel. Ten aanzien van feit 2 op die dagvaarding heeft de verdediging aangevoerd dat uit de getuigenverklaring van verbalisant[verbalisant 1] ter terechtzitting blijkt dat deze verbalisant niet bekend is met enige modus operandi van de verdachte. Daarnaast is het geen ongebruikelijk gedrag dat iemand in een winkel een aantal keren in hurkzit voor een schap zit en druk door de winkel loopt, zeker niet gezien het feit dat de verdachte ADHD heeft. De verdediging is van mening dat er onvoldoende bewijs is om de verklaring van de verdachte, dat hij het flesje aftershave op de markt heeft gekocht, te weerleggen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van parketnummer 16/661281-13:
Het bewijs
Namens Plus supermarkt aan de [adres] te Utrecht is aangifte gedaan van diefstal van een fles Martini en een mango gepleegd op 18 maart 2013. [2] Getuige[getuige], beveiliger bij de Plus aan de Voorstaat te Utrecht, heeft gezien dat een man vanuit het schap met de alcoholische dranken een fles in de binnenzijde van zijn jas verstopte en vervolgens een mango vanuit het winkelmandje in zijn jaszak stopte. De getuige heeft verder gezien dat de man de kassa’s passeerde zonder de goederen ter betaling aan te bieden en heeft de verdachte daarop aangehouden. De getuige zag dat na de aanhouding de fles Martini uit de binnenzak en de mango uit de jaszak van de man kwamen. [3]
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de redengevende feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijsmiddelen zijn vervat, wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bij parketnummer 16/661281-13 ten laste gelegde diefstal.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij de goederen wilde afrekenen, maar de goederen in zijn zakken had gestopt om geld uit zijn portemonnee te halen, niet geloofwaardig. Bovendien levert ook het aan het zicht onttrekken van goederen uit een winkel, voorafgaand aan het passeren van de kassa, een wederrechtelijke toe-eigening van die goederen op. Op de camerabeelden is blijkens het daarover opgemaakte proces-verbaal te zien dat daarvan in deze zaak sprake is, omdat de verdachte de goederen reeds in de winkel in zijn zakken stopt [4] en niet pas na het passeren van de kassa.
Ten aanzien van parketnummer 16/661299-13:
Het bewijs ten aanzien van feit 1
Namens Etos, gevestigd aan het [adres] te Utrecht, is aangifte gedaan van diefstal van een fles aftershave van Nivea for men, gepleegd op 23 maart 2013 tussen 12:30 uur en 12:40 uur. [5] Aangever heeft gezien dat een man de winkel binnenkwam en probeerde producten af te rekenen. Dit lukte niet en de man is daarop de winkel uitgelopen. Vervolgens zag hij dat de man buiten de winkel werd aangesproken door de beveiliging. Aangever zag toen dat de man een Nivea aftershave bij zich had, waarvan hij zeker wist dat de man deze niet in de winkel heeft afgerekend. [6]
Op 23 maart 2013 zijn de camerabeelden van voornoemde Etos uitgekeken. Hierop is een man te zien, waarvan de uiterlijke kenmerken en het kledingsignalement geheel overeen komen met het signalement en de uiterlijke kenmerken van de aangehouden verdachte, zoals de verbalisant die tijdens het verhoor waarnam. [7] Te zien is dat de man zich ophoudt bij een verkoopschap en verschillende malen in hurkzit voor het schap gaat zitten en spullen uit het schap pakt. De man is daarbij opvallend beweeglijk en kijkt zoekend rond. Het winkelmandje van de man is leeg. [8]
Het bewijs ten aanzien van feit 2
[aangever 1] heeft namens De Tuinen te Utrecht aangifte gedaan van diefstal van een pot proteïnepoeder, met een verkoopwaarde van 40,99 euro, gepleegd op 23 maart 2013 tussen 11:50 uur en 12:00 uur. [9] Aangever zag dat de jas van een man bol stond. Het leek erop dat de man iets onder zijn jas had. De man verliet vervolgens de winkel. Ongeveer een half uur later kwam de beveiliging met een pot proteïnepoeder de winkel in. Aangever herkende het product als een product uit de winkel en zag in het systeem dat dit product niet was afgerekend. [10]
Deze pot proteïnepoeder is even daarvoor door een man bij Etos op de balie gezet. [11]
Aangever[aangever 2] van De Tuinen heeft de man waarvan de jas bol stond omschreven als kaal, slank postuur, ingevallen gezicht, 1.80 tot 1.85 meter lang, spijkerbroek en zwart bomberjack aan. Aangever heeft gezien dat de man langs de stellage is gelopen waar het weggenomen product stond. [12]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat de man die hij op 23 maart 2013 omstreeks 12:42 uur heeft aangehouden ter zake winkeldiefstal bij de Etos te Utrecht ten tijde van zijn aanhouding het volgende signalement had: man, smal postuur, ingevallen gelaat, kale kop, 1.80 tot 1.85 meter lang, spijkerbroek en zwarte gewatteerde jas. [13] Voorts heeft aangever verklaard dat hij van de beveiliger heeft gehoord dat deze man een pot proteïne bij de Etos heeft achtergelaten. [14]
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de redengevende feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijsmiddelen zijn vervat, wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bij parketnummer 16/661299-13 onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde diefstallen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 1 dat het aangifteformulier van de Etos vermeldt dat de fles aftershave van het merk Nivea de desbetreffende dag uit de winkel is weggenomen. De rechtbank is van oordeel dat kan worden vastgesteld dat verdachte degene is die dit heeft gedaan, nu op de camerabeelden d.d. 23 maart 2013 is te zien dat verdachte spullen uit een verkoopschap van de Etos heeft gepakt, hij vervolgens niets heeft afgerekend, maar bij hem na het passeren van de kassa wel voornoemd product is aangetroffen. Dat op de camerabeelden is te zien dat het winkelmandje van verdachte leeg is, kort nadat is te zien dat hij goederen uit een verkoopschap pakt, duidt er al op dat verdachte goederen aan het zicht van het winkelpersoneel heeft onttrokken. In deze wijze van handelen is het oogmerk van verdachte hierop reeds begrepen. Dat bij verdachte het oogmerk bestond om zich goederen wederrechtelijk toe te eigenen, wordt bovendien ondersteund door de omstandigheid dat hij zoekend rondkeek tijdens het pakken van spullen uit het verkoopschap. Uit dit zoekend rondkijken kan worden afgeleid dat hij iets te verbergen had.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 2 dat een pot proteïnepoeder, kort na het signaleren van een man met een bol staande jas bij De Tuinen, bij de Etos is achtergelaten door de aldaar even later aangehouden verdachte. De aangever van De Tuinen heeft verklaard dat deze pot proteïnepoeder uit zijn winkel afkomstig is en niet is afgerekend. De verklaring van verdachte dat hij deze pot van een vriend ter bewaring zou hebben gekregen, acht de rechtbank niet geloofwaardig, nu nergens in het dossier gesproken wordt over een tweede persoon die in De Tuinen aanwezig zou zijn geweest. Voorts voldoet het signalement dat de aangever van De Tuinen ten aanzien van de man met de bol staande jas heeft gegeven aan het signalement van de verdachte van de diefstal bij de Etos ten tijde van zijn aanhouding.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van 16/661281-13:
op 18 maart 2013 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een fles Martini en een mango, toebehorende aan Plus supermarkt Voorstraat 61a;
Ten aanzien van 16/661299-13:
1.
op 23 maart 2013 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een
winkel gevestigd aan het [adres] heeft weggenomen een pot proteïne-
poeder, verkoopwaarde 40,99 euro, toebehorende aan "de Tuinen";
2.
op 23 maart 2013 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een
winkel gevestigd aan het [adres] heeft weggenomen
een verpakking Aftershave, merk Nivea for men, toebehorende aan de "Etos".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
ten aanzien van parketnummer 16/661281-13 en de feiten 1 en 2 van parketnummer 16/661299-13:
Telkens: diefstal.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder parketnummer 16/661281-13 en parketnummer 16/661299-13 onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot oplegging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) met een maximum duur van 2 jaren, zonder aftrek van het voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat de verdachte van alle feiten dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de verdediging verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest en niet over te gaan tot oplegging van de ISD-maatregel. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat al twee keer eerder aan verdachte een ISD-maatregel is opgelegd, welke maatregel beide keren zonder resultaat is geweest. De verdediging verzoekt eventueel een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om een gevangenisstraf van langere duur dan het voorarrest op te leggen, zodat op deze manier recht wordt gedaan aan de eventuele noodzaak van bescherming van de maatschappij.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen maatregeloplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de maatregel in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig genaakt aan meerdere winkeldiefstallen. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder opleveren voor de gedupeerde bedrijven. Diefstallen kosten winkels, en daardoor ook het publiek, jaarlijks veel geld. Verdachte heeft hier nimmer bij stilgestaan en enkel gedacht aan zijn eigen gewin. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De justitiële documentatie d.d. 25 maart 2013 laat zien dat verdachte vele malen eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, waaronder winkeldiefstallen. Recentelijk, op 20 februari 2013, is hij nog veroordeeld voor een winkeldiefstal tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Ook is verdachte op 16 januari 2013 veroordeeld voor een inbraak in een bedrijf waarvoor hij een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren opgelegd heeft gekregen. Deze gevangenisstraf heeft hij uitgezeten en het voorwaardelijke strafdeel is ten uitvoer gelegd bij voornoemd vonnis van 20 februari 2013. Ook op 10 oktober 2012, op 12 april 2010 en op 9 maart 2009 is hij onherroepelijk veroordeeld voor diefstallen.
Centrum Maliebaan heeft in het adviesrapport d.d. 1 juli 2013 vermeld dat verdachte in 1987 voor het eerst met politie en justitie in aanraking is gekomen. In het verleden zijn verschillende hulpverlening- en behandeltrajecten ingezet, welke steeds als niet succesvol zijn afgesloten, dan wel door verdachte zijn afgebroken. Verdachte blijft steeds recidiveren en er is sprake van middelengebruik. Nu de reclassering en hulpverlening in het voorgaande geen verandering hebben kunnen brengen, luidt het advies van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel wenselijk en noodzakelijk is. De ISD zal dienen ter bescherming van de maatschappij zolang de maatregel duurt.
Uit het consult strafrechtspleging van het NIFP d.d. 5 april 2013 blijkt dat verdachte bekend is met een antisociale en schizoïde persoonlijkheidsstoornis, ADHD en afhankelijkheid van middelen. Voorts scoort verdachte 35 punten op de PCL-R psychopathie checklist, waarbij in Europa bij een score van hoger dan 26 punten en in de Verenigde Staten bij een score van 30 punten of hoger gesproken wordt van psychopathie. Daarnaast wordt vermeld dat betrokkene vrijwel steeds meteen na vrijlating recidiveert. Het NIFP adviseert opnieuw een ISD op te leggen.
Gelet op voornoemde documentatie, in samenhang bezien met de informatie uit het rapport van Centrum Maliebaan en de bevindingen van het NIFP, is voldaan aan de wettelijke vereisten die op grond van artikel 38m Wetboek van Strafrecht aan de oplegging van de ISD-maatregel worden gesteld. Verdachte is in de periode van vijf jaren voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten van 18 maart 2013 en van 23 maart 2013 ten minste driemaal onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsnemende of -beperkende straffen, welke straffen volgens voornoemd uittreksel ook ten uitvoer zijn gelegd voorafgaand aan het bovengenoemde strafbare feit. De bewezen verklaarde feiten zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Voorts dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat het opleggen van de ISD-maatregel wenselijk en noodzakelijk is en dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Deze maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en beëindiging van de recidive.
Een voorwaardelijke ISD wordt door de verdediging als alternatief geopperd. De rechtbank heeft echter niet de verwachting dat hiermee de recidive van verdachte zal worden beperkt. Daarmee komt het hoofddoel van de ISD-maatregel, te weten beveiliging van de maatschappij, in het gedrang. Om die beveiliging te bewerkstelligen zal verdachte een dak boven zijn hoofd moeten krijgen en daarnaast ook behandeld moeten worden voor zijn problematiek, waaronder zijn langdurige drugsverslaving. Ook indien de verdachte besluit niet mee te werken aan de maatregel, zal de maatschappij desondanks gedurende een periode van twee jaren beschermd zijn tegen de verdachte. De ISD-maatregel biedt een langdurig juridisch kader waarbinnen een en ander kan worden gerealiseerd.
De rechtbank acht, alles afwegende, de oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren passend en geboden. Aftrek van voorarrest zal niet plaatsvinden teneinde de maatregel zo effectief mogelijk te kunnen benutten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 57, 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van 16/661281-13 en 16/661299-13, feiten 1 en 2:
Telkens: diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Gelast de
plaatsingvan verdachte
in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar.
Bepaalt dat het Openbaar Ministerie binnen 9 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis de rechtbank zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Bender, voorzitter,
mrs. M.J. Grapperhaus en J.R. Krol, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 juli 2013.
Mrs. Krol en Van Elk zijn niet in staat dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Ten aanzien van 16/661281-13:
hij op of omstreeks 18 maart 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een fles Martini en/of een mango, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan Plus supermarkt ([adres]), in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte;
Ten aanzien van 16/661299-13:
1.
hij op of omstreeks 23 maart 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een
winkel gevestigd aan het [adres]) heeft weggenomen een pot proteïne
poeder (verkoopwarde 40,99 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan "de Tuinen", in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
2.
hij op of omstreeks 23 maart 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een
winkel gevestigd aan het [adres]) heeft weggenomen
een verpakking Aftershave (merk Nivea for man), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan de "Etos", in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier, ten aanzien van 16/661281-13: PL0910 2013060976 en ten aanzien van 16/661299-13: PL091A 2013065681 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De hierna genoemde schriftelijke stukken als bedoeld in art. 344.1.5º Wetboek van Strafvordering worden alleen gebruikt in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifteformulier voor winkeliers van Plus supermarkt Voorstraat B.V. d.d. 18 maart 2013, p. 5 (PL0910 2013060976).
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifteformulier voor winkeliers met daarin een getuigenverklaring van[getuige], d.d. 18 maart 2013, p. 11 (PL0910 2013060976).
4.15.46.29 uur: pakken fles, niet in winkelmandje gelegd, hand verdachte daarna leeg; 15.46.45 uur: product uit winkelmandje gepakt en rechterhand naar jaszak; daarna richting kassa lopen; 15.47.15 richting kassa lopen; proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2013, p. 26, 27 (PL0910 2013060976).
5.Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifteformulier voor winkeliers van Etos, [adres] te Utrecht d.d. 23 maart 2013, p. 5 (PL091A 2013065681).
6.Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifteformulier voor winkeliers vanEtos,[adres] te Utrecht, d.d. 23 maart 2013, p. 7 (PL091A 2013065681).
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 maart 2013, p. 35 (PL091A 2013065681).
8.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 maart 2013, p. 36 (PL091A 2013065681).
9.Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifteformulier voor winkeliers van De Tuinen te Utrecht, d.d. 23 maart 2013, p. 13 (PL091A 2013065681).
10.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van getuigenverklaring door [aangever 1], d.d. 23 maart 2013, p. 16 (PL091A 2013065681).
11.Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifteformulier voor winkeliers vanEtos,[adres] te Utrecht, d.d. 23 maart 2013, p. 7 (PL091A 2013065681).
12.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van getuigenverklaring door [aangever 1], d.d. 23 maart 2013, p. 16 (PL091A 2013065681).
13.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 maart 2013, p. 33 (PL091A 2013065681).
14.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 maart 2013, p. 32 (PL091A 2013065681).