4.3Het oordeel van de rechtbank
Op 28 maart 2011 kregen verbalisanten om 14.07 kennis van een ongeval op de Rijksweg A1 op de linker rijbaan ter hoogte van hectometerpaal 31.6 binnen de gemeente Baarn. Ter plaatse was file.
Verdachte reed voorafgaand aan de aanrijding in een vrachtwagen met een snelheid van ongeveer 80 km/u over de A1. Ter terechtzitting op 16 april 2013 heeft verdachte verklaard dat hij naar rechts heeft gekeken toen er een roofvogel naast zijn cabine vloog. Die vogel leek enige tijd mee te vliegen. Toen verdachte weer naar voren keek, kon hij niet meer reageren op het stilstaande verkeer voor hem en botste tegen zijn voorligger. Dit leidde tot een kop-staart botsing waarbij zes voertuigen waren betrokken.
De aanrijding heeft plaatsgehad nabij hectometerpaal 31.8, tussen de portalen bij hectometerpaal 32.1 en bij hectometerpaal 31.6 (aflopend). Alle bestuurders van de bij het ongeval betrokken voertuigen waren op dat moment het portaal bij hectometerpaal 32.1 gepasseerd. Uit onderzoek naar de werking van de matrixborden is gebleken dat vanaf 13:34 uur op en rond de plaats van het ongeval, de portalen ter hoogte van hectometerpaal 30.9 en 31.6 sprake was van filevorming. Vanaf 13:44 uur blijven de matrixborden op het portaal ter hoogte van hectometerpaal 31.6 continue 50 kilometer per uur aangeven. Vanaf 14:00 uur geven de matrixborden op het portaal ter hoogte van hectometerpaal 32.1, voor de rijstroken 1 en 2 een snelheid van 50 kilometer per uur aan, en voor de rijstroken 3 en 4 een snelheid van 70 kilometer per uur. Hierbij worden de matrixborden op het portaal ter hoogte van hectometerpaal 32.7 geactiveerd en geven respectievelijk voor de rijstroken 1 en 2 een snelheid van 70 kilometer per uur aan, voor rijstroken 3 en 4 een snelheid van 90 kilometer per uur. Op het vermoedelijke tijdstip van het ongeval 14:07 uur, is bovenstaande situatie ongewijzigd, ook in de tussenliggende tijd, van 14:00 tot 14:07 uur, is deze situatie ongewijzigd gebleven.;
Het voertuig bestuurd door [benadeelde 1], reed over rijstrook 2 van de Rijksweg A1 in de richting Amsterdam. Door het verkeer gedwongen kwam deze vrachtwagencombinatie tot stilstand in de file. Het voertuig Opel Corsa (kenteken [kenteken 1]) met de inzittenden[benadeelde 2] (bestuurder) en [benadeelde 3] (passagier), kwam hierachter tot stilstand. Het voertuig Volkswagen Fox (kenteken[kenteken 2]), bestuurd door [benadeelde 7], kwam hierachter tot stilstand. Het voertuig Volkswagen Golf Plus (kenteken [kenteken 3]), bestuurd door[benadeelde 5], kwam hierachter tot stilstand. Het voertuig Mercedes Sprinter (kenteken [kenteken 4]), bestuurd door[benadeelde 6], kwam hierachter tot stilstand. Het voertuig DAF (kenteken [kenteken 5]), bestuurd door verdachte[verdachte], reed met de voorzijde tegen de achterzijde van de voornoemde Mercedes, hetgeen leidde tot een kop-staartbotsing waar alle hiervoor genoemde voertuigen waren betrokken.
Uit de medische verklaring van benadeelde [benadeelde 2] volgt dat hij ten gevolge van het ongeval meerdere ribbreuken, borstbeenbreuk, meerdere wervelbreuken, klaplong en een ontwrichting van het enkelgewricht heeft opgelopen;
Uit de medische verklaring van benadeelde[benadeelde 3] volgt dat hij ten gevolge van het ongeval een ribbreuk, borstbeenbreuk, oogkasbreuk, complexe enkelbreuk, bloeding slaapslagader en aangezichtszenuwschade heeft opgelopen;
Uit de medische verklaring van benadeelde [benadeelde 7] volgt dat zij ten gevolge van het ongeval een schaambeenbreuk en een breuk in de eerste lendewervel heeft opgelopen;
Primair ten laste gelegdeIn het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet dient te worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden, dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van artikel 6 van de Wegenverkeerswet houdt in, dat voor strafbaarheid tenminste sprake moet zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid.
Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van bedoelde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voor ‘schuld’ is dus meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en onoplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Met inachtneming van het hiervoor omschreven juridisch kader, overweegt de rechtbank ten aanzien van de schuld van verdachte als volgt.
Uit de verkeersongevallenanalyse is niet duidelijk geworden waarom verdachte de voor hem stilstaande voertuigen niet heeft opgemerkt en niet tijdig heeft gereageerd.
Verdachte heeft zelf verklaard dat hij voorafgaand aan de aanrijding ongeveer 80 kilometer per uur heeft gereden. Hij denkt met 90% zekerheid de matrixborden met 70 kilometer per uur gezien te hebben en vermoedt dat hij de cruisecontrol toen heeft teruggezet. Verdachte heeft verder verklaard dat hij tijdens het rijden werd afgeleid door een roofvogel, die met zijn vrachtwagen mee vloog. Hij was verbaasd dat de vogel gedurende enige tijd meevloog. Daarom keek hij ernaar. Toen hij weer voor zich keek botste hij op de auto voor hem.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een ervaren vrachtwagenchauffeur is.
De aanrijding vond plaats op de A1 te Baarn. Aan portalen boven de snelweg waren matrixsignaleringsborden bevestigd. Er is een verkeersongevallenanalyse opgesteld en onderzoek naar de werking van de matrixborden gedaan. Daaruit blijkt het volgende.
De aanrijding vond omstreeks 14.07 uur plaats ter hoogte van hectometerpaal 31.8, en dus ongeveer 200-300 meter na het portaal dat in het dossier wordt aangeduid met B en ongeveer 200 meter vóór de matrixborden die aan het portaal hingen, in het dossier aangeduid met C. Het portaal dat in het dossier wordt aangeduid met A was toen reeds geruime tijd gepasseerd.
Uit het onderzoek naar de werking van de matrixborden volgt dat:
- het matrixbord A (hectometerpaal 32.7) vanaf 14.00 uur 70 kilometer per uur aangaf;
- het matrixbord B (hectometerpaal 32.1) vanaf 14.00 uur 50 kilometer per uur aangaf;
- het matrixbord C (hectometerpaal 31.6) vanaf 13.44 uur 50 kilometer per uur aangaf.
De getuigen verklaren eenduidig dat zij de matrixborden eerst op 70 kilometer per uur en vervolgens op 50 kilometer per uur hebben zien branden, alvorens zij in de stilstaande file terechtkwamen. Uit de verkeersongevallenanalyse volgt dat alle betrokkenen verklaarden dat zij hun voertuig tot stilstand hadden gebracht in de file. Geen van de betrokkenen verklaarde daarbij een noodstop te hebben gemaakt. Verder verklaarden allen enige tijd (variërend van 5 á 10 seconden tot 1 á 2 minuten) stil te hebben gestaan op het moment van de aanrijding.
Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt verder dat niet kon worden vastgesteld of verdachte voor de aanrijding heeft geremd en bij welke snelheid de aanrijding plaatsvond. Wel was globaal op de tachograaf zichtbaar dat registratie plaatsvond op een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur en daar omstreeks 14.00 uur ook eindigde, en terugliep naar 0 kilometer per uur.
Op grond van de stukken is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat verdachte, als bestuurder van een vrachtwagen, zodanig onoplettend is geweest,
dat hij op 28 maart 2011 als bestuurder van een vrachtwagen op de A1 te Baarn (nadat hij eerder een matrixbord, met daarop een aanduiding van de maximumsnelheid van 70 kilometer per uur, was gepasseerd en dit bord mogelijk heeft gezien):
- een door hem reeds gepasseerd matrixbord met een aanduiding van 50 kilometer per uur,
- een door hem genaderd matrixbord met een aanduiding van 50 kilometer per uur,
- en vervolgens ook de vóór hem stilstaande file, in het geheel niet heeft gezien.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op het voorgaande -anders dan de verdediging heeft bepleit- niet gezegd worden dat enkel sprake is geweest van een moment van onoplettendheid, aangezien verdachte over geruime afstand (honderden meters) en derhalve gedurende langere tijd niet of in ieder geval onvoldoende heeft opgelet. Mede in aanmerking genomen dat verdachte een ervaren vrachtwagenchauffeur is, dat hij vanuit zijn hoge positie in de vrachtwagencabine een goed zicht had op de ter plaatse rechte weg, alsmede dat hij zich op dat moment met een snelheid van 80 km/u in een vrachtwagen met een gewicht van 7130 kg voortbewoog over de snelweg, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een aanmerkelijke mate van onoplettendheid.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.