ECLI:NL:RBMNE:2013:2963

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2013
Publicatiedatum
25 juli 2013
Zaaknummer
16-656617-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en bewezenverklaring poging tot zware mishandeling met voorwaardelijk opzet

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 17 juli 2013, is de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, maar is de poging tot zware mishandeling bewezen verklaard. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 21 december 2012 in Utrecht, waarbij de verdachte haar vriend met een mes in de rug heeft gestoken tijdens een ruzie. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, maar dat de verdachte zich wel schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, wat werd bevestigd door een psychiater. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank volgde dit advies en legde de verdachte een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de verplichting tot behandeling voor haar psychische problemen en verslavingen. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, maar hield ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar geestelijke gezondheid en de relatie met het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-656617-12
verkort vonnis van de meervoudige strafkamer van 17 juli 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats],
verblijvende in de Forensische Psychiatrische Afdeling (hierna: FPA) Vincent van Gogh te Venray.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 juli 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. K.S.M. Bal, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
[slachtoffer]heeft geprobeerd te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
subsidiair:
[slachtoffer]heeft mishandeld.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. Volgens de officier van justitie kan poging tot zware mishandeling van [slachtoffer]wel worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel poging tot doodslag als poging tot zware mishandeling van [slachtoffer]. De rechtbank kan wel tot een bewezenverklaring van mishandeling komen, aldus de verdediging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van poging tot doodslag van [slachtoffer]wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
4.3.2
De bewijsoverweging
Verdachte heeft op 21 december 2012 ruzie met haar vriend [slachtoffer]gehad. Deze ruzie heeft ertoe geleid dat verdachte met een mes in de rug van [slachtoffer] heeft gestoken. [slachtoffer] heeft tengevolge hiervan een steekverwonding van twee à drie centimeter diepte aan de rechterkant van zijn rug opgelopen met gering bloedverlies. Blijkens de geneeskundige verklaring was de geschatte duur van genezing vier weken.
Door [slachtoffer]met een mes in zijn rug te steken heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zij hem zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Verdachte heeft deze kans door zo te handelen ook welbewust aanvaard en op de koop toegenomen.
4.4
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 21 december 2012 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer]zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een vleesmes in de rug heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Poging tot zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Noodweer
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat zij heeft gehandeld uit noodweer. Verdachte stond met haar rug tegen een toiletdeur terwijl [slachtoffer]haar bij haar keel vasthield en deze dichtkneep. In die situatie kon verdachte volgens de raadsvrouw niet anders handelen dan zich te verweren.
De rechtbank overweegt als volgt.
[slachtoffer]heeft op 22 december 2012 verklaard dat verdachte na een woordenwisseling op hem af bleef vliegen en dingen kapot heeft gegooid.
[slachtoffer] bleef afweren en bleef zich afwenden, maar verdachte bleef op hem afspringen en hem knijpen, krabben of slaan.
[slachtoffer] heeft verdachte op enig moment bij haar strottenhoofd vastgepakt en van zich af geduwd om haar in bedwang te houden. [slachtoffer] hield de nek van verdachte vast zonder deze dicht te knijpen, aldus zijn verklaring bij de politie.
De verklaring van [slachtoffer] vindt bevestiging in de verklaring van verdachte, behoudens voor wat betreft het (al of) niet dichtdrukken van de keel.
Verdachte heeft alarmnummer 112 gebeld en gezegd: “Ik heb mijn vriend neergestoken want ik word helemaal gek van hem”.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet aannemelijk dat [slachtoffer] de keel van verdachte heeft dichtgeknepen. [slachtoffer] heeft verdachte niet aangevallen maar heeft zich juist verweerd tegen de aanvallen van verdachte. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van een noodweersituatie aan de zijde van verdachte.
Ter terechtzitting van 3 juli 2013 heeft [slachtoffer]als getuige verklaard dat hij de keel van verdachte dichtkneep en dat verdachte dus uit noodweer heeft gehandeld.
De rechtbank hecht echter meer waarde aan de verklaring die [slachtoffer] bij de politie heeft afgelegd dan aan hetgeen hij ter terechtzitting heeft verklaard. [slachtoffer] heeft deze verklaring kort na het ten laste gelegde feit afgelegd, namelijk een dag later, zodat deze verklaring het minst kan zijn beïnvloed door zijn omgang met verdachte. [slachtoffer] en verdachte hebben nog steeds een relatie en woonden -voor verdachte opgenomen werd in [woonplaats]- samen.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat ook indien sprake zou zijn geweest van een noodweersituatie, verdachte degene is geweest die voortdurend de confrontatie met [slachtoffer] heeft opgezocht, zodat zij de situatie heeft veroorzaakt. Ook dat leidt ertoe dat het verweer moet worden verworpen.
De rechtbank verwerpt het verweer.
6.2
Toerekeningsvatbaarheid
Psychiater D.C.W.H. Naus heeft op 19 februari 2013 gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, te weten een posttraumatische stress stoornis en misbruik van alcohol en cannabis. Daarnaast is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens, te weten een borderline persoonlijkheidsstoornis. Ten tijde van het ten laste gelegde stond het leven van onderzochte voor een aanzienlijk deel in het teken van haar borderlinestoornis, posttraumatische stresstoornis en alcohol- en cannabismisbruik.
Naus beschouwt verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit verminderd toerekeningsvatbaar. Voormelde deskundige adviseert oplegging van bijzondere voorwaarden waarbij verdachte zich laat behandelen voor haar verslavingen, idealiter gecombineerd met een behandeling gericht op haar borderlineproblematiek en posttraumatische stress stoornis.
De rechtbank neemt de conclusies van deze deskundige over.
Nu overigens geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot: een gevangenisstraf van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • reclasseringstoezicht, uit te voeren door verslavingsreclassering;
  • behandelverplichting bij FPA Vincent van Gogh te Venray gericht op stabilisatie van verdachte en haar verslavingsproblematiek voor de duur van 6 maanden, of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met de reclassering noodzakelijk acht;
  • aansluitend op deze klinische behandeling een ambulante behandeling gericht op de posttraumatische stress stoornis en borderline problematiek van verdachte;
  • een drugs- en alcoholverbod.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte gedurende een lange periode preventief gehecht is geweest. De rechtbank dient verdachte geen bijzondere voorwaarden op te leggen omdat zij op eigen initiatief mee zal werken aan diverse behandelingen. Indien de rechtbank het opleggen van bijzondere voorwaarden wel nodig acht, dient het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis te worden opgeheven, aldus de raadsvrouw.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door haar vriend [slachtoffer]met een mes in de rug te steken. [slachtoffer] heeft hierdoor een snijwond van twee à drie centimeter diepte opgelopen. Verdachte heeft door aldus te handelen de lichamelijke integriteit van haar vriend op ernstige wijze geschonden. Het fysieke letsel bij [slachtoffer] is relatief beperkt gebleven, maar het had veel slechter kunnen aflopen. Die goede afloop is niet aan verdachte te danken.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 mei 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de straftoemeting rekening met de omstandigheid dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, zoals onder 6.2 vermeld.
Tevens neemt de rechtbank bij de strafoplegging in aanmerking een reclasseringsadvies van 31 mei 2013, opgemaakt door N. Polman, onder meer inhoudende het advies dat verdachte de volgende bijzondere voorwaarden wordt opgelegd: een meldplicht, een ambulante behandeling voor posttraumatische stress stoornis en borderline stoornis, een klinische behandeling voor alcohol- en drugsverslaving, en medewerking aan een dagbesteding en aan schuldhulpverlening.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij graag wil worden behandeld ten aanzien van voormelde stoornissen en verslavingen.
Voor feiten zoals het bewezenverklaarde is in het algemeen een langdurige(r) onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank zal die niet opleggen, gelet op het belaste verleden van verdachte, haar positieve plannen voor de toekomst en gelet ook op de voortdurende relatie tussen verdachte en slachtoffer.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden met oplegging van de bijzondere voorwaarden als geadviseerd in voormeld reclasseringsadvies.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
zes maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot drie maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich houdt aan de aanwijzingen die de (verslavings)reclassering verdachte geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Hierna moet verdachte zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde periode blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland gedurende deze perioden nodig acht;
5. zich de eerste 6 maanden van de proeftijd, of zoveel korter als de behandelaars nodig vinden, laat opnemen en behandelen in FPA Vincent van Gogh te Venray waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
6. zich na de klinische opname - zolang reclassering en behandelaars dat nodig vinden - ambulant laat behandelen voor haar posttraumatische stress stoornis, borderline persoonlijkheidsstoornis en middelenproblematiek, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
7. zich houdt aan het verbod om verdovende middelen en alcohol te gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van middelencontrole;
8. meewerkt aan dagbesteding, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
9. meewerkt aan schuldhulpverlening, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Heft op - het reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, voorzitter,
mrs. M.J. Grapperhaus en J.P.W. Helmonds, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juli 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
primair
zij op of omstreeks 21 december 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer]van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een (vlees)mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans in het lichaam heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair
zij op of omstreeks 21 december 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] met een (vlees)mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans in het lichaam heeft gestoken, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden.