ECLI:NL:RBMNE:2013:2959

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
25 juli 2013
Zaaknummer
348838 KG ZA 13-555 LH 4059
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding tussen vakbonden en bouwondernemingen over sociaal plan bij werkgelegenheidsreductie

In deze zaak hebben de vakbonden FNV Bouw en CNV Vakmensen een kort geding aangespannen tegen de bouwondernemingen Strukton Bouw B.V. en Oranjewoud N.V. De vakbonden vorderen nakoming van een in 2010 gemaakte afspraak, die inhoudt dat bij reductie van werkgelegenheid een marktconform sociaal plan moet worden afgesloten. Tevens beroepen zij zich op eerdere afspraken die in een kort geding zijn gemaakt. In reconventie vorderen de bouwondernemingen dat de vakbonden worden veroordeeld om een concept sociaal plan te ondertekenen, waarover overeenstemming is bereikt.

De rechtbank heeft op 24 juli 2013 uitspraak gedaan. De vordering van de vakbonden is afgewezen, omdat de rechtbank oordeelt dat de vakbonden niet kunnen eisen dat het sociaal plan wordt aangepast aan hun wensen. De vakbonden hebben niet tijdig bezwaar gemaakt tegen de voorwaarden die Strukton heeft gesteld in het sociaal plan. De rechtbank oordeelt dat de vakbonden gebonden zijn aan de afspraken die op 10 juli 2013 zijn gemaakt, en dat Strukton niet in strijd handelt met het goed werkgeverschap door de vakbonden aan deze afspraken te houden.

In reconventie heeft de rechtbank de vakbonden veroordeeld om het sociaal plan, waarover op 11 juli 2013 overeenstemming is bereikt, ter raadpleging aan hun leden voor te leggen. De rechtbank heeft een dwangsom opgelegd voor het geval de vakbonden hieraan niet voldoen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
Voorzieningenrechter
zittinghoudende te Utrecht
zaaknummer: 348838 KG ZA 13-555 LH 4059
Kort geding vonnis van 24 juli 2013
inzake
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
De Nederlandse Bond voor de Bouw- en Houtnijverheid,
gevestigd te Woerden,
verder ook te noemen FNV Bouw,
en
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
CNV Vakmensen,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen CNV Vakmensen,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
advocaat: mr. S.G.M. van Veldhuizen,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Strukton Bouw B.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Strukton,
verwerende partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
en
2. de naamloze vennootschap
Oranjewoud N.V.,
gevestigd te Gouda,
verder ook te noemen Oranjewoud,
verwerende partij in conventie,
advocaat: mr. S.B. Bijkerk.

1.De procedure

1.1.
FNV Bouw en CNV Vakmensen hebben tegen Strukton en Oranjewoud opnieuw een vordering in kort geding ingesteld, nadat een eerder kort geding tussen partijen (bij deze rechtbank bekend onder zaaknummer 347970 KG ZA 13-505) op 10 juli 2013 was geëindigd in een minnelijke regeling tussen FNV Bouw en CNV Vakmensen enerzijds en Strukton anderzijds. Het eerdere kort geding tussen de vakbonden en Oranjewoud is op 10 juli 2013 ingetrokken. De bedoelde minnelijk regeling is neergelegd in een proces-verbaal van 10 juli 2013 (waarin overigens aan het slot abusievelijk de voorzieningenrechter als ‘kantonrechter’ is aangeduid). In het huidige - tweede - kort geding zijn partijen vrijwillig verschenen.
1.2.
Partijen hebben voorafgaand aan de zitting stukken toegezonden, FNV Bouw en CNV Vakmensen de producties 1 tot en met 12, Strukton en Oranjewoud de producties 1 tot en met 8.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaats gevonden op 17 juli 2013. Omdat de (vanwege de aangekondigde vrijwillige verschijning van de vakbonden niet betekende) dagvaarding in het kort geding dat Strukton harerzijds tegen FNV Bouw en CNV Vakmensen heeft willen aanspannen de voorzieningenrechter niet tijdig heeft bereikt, is ter zitting de vordering van Strukton met instemming van partijen aangemerkt als een reconventionele vordering. De advocaten van partijen hebben ter zitting het woord gevoerd, mede aan de hand van de door hen overgelegde pleitaantekeningen. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
1.4.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Toen in 2010 de aandelen in Strukton Groep N.V. zijn overgegaan naar Oranjewoud, is tussen (ondermeer) Oranjewoud enerzijds en (onder meer) FNV Bouw en CNV Vakmensen anderzijds op 16 juli 2010 een ‘Protocol inzake de overgang van Strukton NV naar Oranjewoud NV’ (hierna ook te noemen het protocol) tot stand gekomen. Dit protocol is namens Oranjewoud ondertekend door de heer[A]. In het protocol is onder 3. (‘Werkgelegenheid’) bepaald:
‘Oranjewoud NV heeft nadrukkelijk de intentie om te groeien met de ondernemingen. De werkgelegenheid zal de komende jaren tenminste op hetzelfde peil gehouden worden als nu. Mocht door economische omstandigheden de organisaties gedwongen worden tot een reductie van werkgelegenheid dan zal er met de betrokken vakorganisaties een marktconform Sociaal Plan overeengekomen worden (-).’
2.2.
Op 13 juni 2013 heeft Strukton haar ondernemingsraad in kennis gesteld van het voornemen om wegens bedrijfseconomische redenen het personeelsbestand van het bedrijfsonderdeel ‘projecten’ in te krimpen met 22 medewerkers, verdeeld over drie regio’s. Bij de keuze van de af te vloeien werknemers is het afspiegelingsbeginsel toegepast, zo deelde Strukton de ondernemingsraad mee. De OR heeft het gevraagde advies niet willen uitbrengen alvorens met de vakbonden een sociaal plan zou zijn afgesloten.
2.3.
FNV Bouw en CNV Vakmensen hebben zich, met een beroep op het protocol van 16 juli 2010, op het standpunt gesteld dat Strukton in het kader van deze reorganisatie een marktconform sociaal plan met hen diende af te sluiten. Nadat hierover overleg was gevoerd, heeft Strukton op 18 juni 2013 een concept sociaal plan aan FNV Bouw en CNV Vakmensen toegezonden. Artikel 3.4 van dit concept sociaal plan luidt:
‘Aan alle betrokken werknemers wordt onderstaande gelijk aanbod gedaan.
. begeleiding bij het vinden van een nieuwe baan door een detacheringsbureau gespecialiseerd in de bouw. (-)
. een opleiding en trainingsbudget van EUR 1.500,=
. in eerste instantie sociale hulp vanuit de organisatie
. in tweede instantie op verzoek professionele psychologische hulp.
Aan alle betrokkenen wordt tevens het alternatief aangeboden om middels een vaststellingsovereenkomst met wederzijds goedvinden het dienstverband te beëindigen. Voor de werknemer die voor dit alternatief kiest, wordt naast bovengenoemde tevens onderstaande vergoeding toegekend:
5.
5. een ontslagvergoeding conform de kantonrechterformule waarbij de C factor is vastgesteld op 0,4 en waarbij een ondergrens van 3 maandsalarissen van toepassingis)
6.
6. een vergoeding van EUR 500,= voor juridische toetsing van de overeenkomst.’
2.4.
Onder verwijzing naar enkele andere, bij reorganisaties in bouwondernemingen afgesloten, sociale plannen hebben de vakbonden van Strukton verlangd dat in het sociaal plan zou worden voorzien in een terugkeerregeling, een mobiliteitsregeling, een hoger opleidingsbudget, een regeling van interne herplaatsing, een financiële beëindigings-vergoeding overeenkomstig de kantonrechtersformule met een hogere correctiefactor (tussen 0,85 en 0,95), een hardheidsclausule, een vergoeding voor vakbondslidmaatschap en een beschrijving van definities. In het gesprek van 28 juni 2013 is het overleg over een sociaal plan afgebroken zonder dat overeenstemming was bereikt.
2.5.
Op 1 juli 2013 heeft Strukton de betrokken werknemers overeenkomstig de regeling in het concept sociaal plan van 18 juni 2013 een voorstel gedaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. FNV Bouw en CNV Vakmensen hebben Strukton en Oranjewoud gesommeerd om een marktconform sociaal plan af te sluiten.
2.6.
FNV Bouw en CNV Vakmensen hebben vervolgens in kort geding gevorderd dat het Strukton en Oranjewoud - kort gezegd - zal worden verboden verdere uitvoering te geven aan het reorganisatiebesluit van 13 juni 2013 en om aan de betrokken werknemers vaststellingsovereenkomsten aan te bieden zolang geen marktconform sociaal plan tot stand is gekomen. Voorts vorderden de vakbonden van Strukton en Oranjewoud nakoming van het protocol van 16 juli 2010 door het concept sociaal plan van 18 juni 2013 aan te vullen met de door de vakbonden verlangde regelingen, daaronder een
‘financiële regeling voor diegene die niet herplaatst kan worden, uitgaande van een correctiefactor van 0,9 van de kantonrechterformule, waarvan 0,6 direct wordt uitbetaald en het overige als aanvullingen op de WW of in termijnen wordt uitbetaald.’De vakbonden hebben in dit eerste kort geding het concept sociaal plan van 18 juni 2013 als productie 5. overgelegd.
2.7.
Ter zitting van 10 juli 2013 hebben FNV Bouw en CNV Vakmensen met Strukton overeenstemming bereikt over de inhoud van het sociaal plan. In het proces-verbaal van die zitting is het volgende opgenomen:
‘Partijen zijn het eens over de inhoud van het sociaal plan. Zij zullen een op schrift gestelde overeenkomst uitwerken en deze uiterlijk vrijdag 12 juli 2013 ondertekenen.
De overeenstemming is bereikt op basis van het concept dat als productie 5. door eisende partijen is overgelegd. In afwijking en/of aanvulling op dit concept wordt het volgende overeengekomen.
. Er is voor de duur van 24 maanden een terugkeerregeling overeengekomen voor de medewerkers met een vast contract voor functies langer dan drie maanden.
. Mobiliteitsbudget: Strukton regelt werk naar werk-begeleiding in natura. Partijen werken dit in overleg uit.
. Er wordt een opleidingsbudget van € 2.000,-- gemiddeld per werknemer beschikbaar gesteld.
. De tekst betreffende interne herplaatsing wordt overgenomen uit het sociaal plan van december 2010.
. De ontslagvergoeding wordt als volgt vastgesteld. Op basis van de kantonrechtersformule op beëindigingsdatum een uitkering ineens overeenkomstig c-factor 0,5. Aan die medewerkers die 12 maanden na beëindigingsdatum aantoonbaar werkloos zijn, zal een extra vergoeding ten goede komen, berekend op basis van de kantonrechtersformule met c-factor 0,2. Aan die medewerkers die 24 maanden na beëindigingsdatum aantoonbaar werkloos zijn, zal nog een extra vergoeding ten goede komen, berekend op basis van de kantonrechtersformule met c-factor 0,1.
. Hardheidsclausule: op dit punt wordt het vorige sociaal plan van december 2010 overgenomen, waarbij de toetsingscommissie pas geïnstalleerd wordt indien een beroep op die commissie wordt gedaan.
. Strukton zal geen vergoeding geven voor het lidmaatschap van een vakbond.
. Definities worden overgenomen uit het vorige sociaal plan van december 2010.
Eventuele afwijkingen of aanvullingen van het concept van het sociaal plan van 18 juni 2013 op andere punten worden door partijen in onderling overleg opgelost.’
Het kort geding van FNV Bouw en CNV Vakmensen tegen Oranjewoud is ter zitting van 10 juli 2013 ingetrokken.
2.8.
Na de zitting van 10 juli 2013 hebben partijen met elkaar overlegd over de uitwerking van de gemaakte afspraken. Op 11 juli 2013 heeft Strukton aan de vakbonden een aangepast concept sociaal plan gemaild. Daarin heeft Strukton de in het proces-verbaal van 10 juli 2013 omschreven afspraken verwerkt. Ter uitwerking van het gestelde onder 5. van het proces-verbaal heeft Strukton een nieuw artikel 3.4 voorgesteld, luidende:
‘Aan alle betrokken werknemers wordt onderstaande gelijk aanbod gedaan.
. begeleiding bij het vinden van een nieuwe baan door een detacheringsbureau gespecialiseerd in de bouw. (-)
. een opleiding en trainingsbudget van EUR 2.000,=
. in eerste instantie sociale hulp vanuit de organisatie
. in tweede instantie op verzoek professionele psychologische hulp.
Aan alle betrokkenen wordt tevens het alternatief aangeboden om middels een vaststellingsovereenkomst met wederzijds goedvinden het dienstverband te beëindigen. Voor de werknemer die voor dit alternatief kiest, wordt naast bovengenoemde tevens onderstaande vergoeding toegekend.
5.
5. Een uitkering ineens op einddatum arbeidsovereenkomst op basis van de kantonrechtersformule waarbij de C factor op 0,5 is vastgesteld en waarbij een ondergrens van 3 maandsalarissen van toepassing is.
6.
6. Aan die medewerkers die 12 maanden na einddatum arbeidsovereenkomst aantoonbaar werkloos zijn zal een extra vergoeding ten goede komen, berekend op basis van de kantonrechtersformule waarbij de C factor op 0,2 is vastgesteld.
7.
7. Aan die medewerkers die 24 maanden na einddatum arbeidsovereenkomst aantoonbaar werkloos zijn, zal nog een extra vergoeding ten goede komen berekend op basis van de kantonrechtersformule waarbij de C factor op 0,1 is vastgesteld. Werkgever zal de uitbetaling van de vergoeding naar wens van de werknemer uitbetalen onder voorwaarde dat dit gebeur(t) binnen de geldende fiscale en juridische regels hieromtrent.
8.
8. een vergoeding van EUR 500,= voor juridische toetsing van de overeenkomst.’
2.9.
Tot de op 10 juli 2013 overeengekomen ondertekening van het sociaal plan op 12 juli 2013 is het niet gekomen, omdat FNV Bouw en CNV Vakmensen zich niet konden verenigen met de voorgestelde tekst van artikel 3.4, opgenomen tussen onderdelen 4. en 5. (‘Aan alle betrokkenen wordt tevens (-) tevens onderstaande vergoeding toegekend’). De vakbonden willen dat de financiële beëindigingsvergoeding ook toekomt aan de betrokken werknemers die niet instemmen met een beëindiging van hun arbeidsovereenkomst. Zover wil Strukton niet gaan.
2.10.
Inmiddels hebben 11 van de 22 betrokken werknemers ingestemd met de door Strukton aan hen voorgelegde vaststellingsovereenkomst, ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder de voorwaarden zoals vervat in het concept sociaal plan van 11 juli 2013.

3.De vordering in conventie en het daartegen gevoerde verweer

3.1.
FNV Bouw en CNV Vakmensen vorderen in dit kort geding dat het aan Strukton en Oranjewoud wordt verboden om met de betrokken werknemers vaststellingsovereenkomsten te sluiten of aan de werknemers die niet hebben ingestemd met de hen voorgelegde vaststellingsovereenkomst het dienstverband op te zeggen, zonder dat vooraf aan hen een sociaal plan conform het proces-verbaal van 10 juli 2013 is aangeboden waarin een ongeclausuleerd recht op de met de vakbonden overeengekomen financiële beëindigingsvergoeding is opgenomen. De vakbonden vorderen voorts dat gedaagden worden veroordeeld om de overeengekomen beëindigingsvergoeding aan te bieden aan alle betrokken boventallige werknemers die niet herplaatst kunnen worden, ongeacht de wijze waarop het dienstverband eindigt, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van Strukton en Oranjewoud in de proceskosten.
3.2.
FNV Bouw en CNV Vakmensen leggen aan hun vordering ten grondslag dat gedaagden gehouden zijn de bij protocol van 16 juli 2010 aangegane verplichting na te komen om bij een reductie van de werkgelegenheid, zoals nu aan de orde, een marktconform sociaal plan af te sluiten. Op 10 juli 2013 hebben de vakbonden met Strukton overeenstemming bereikt over de inhoud van zo’n sociaal plan, onder meer waar het de hoogte van een financiële beëindigingsvergoeding betreft. Toen is nog geen perfecte overeenkomst tot stand gekomen, onder meer gezien de blijkens het slot van het proces-verbaal gelaten ruimte om over ‘eventuele afwijkingen of aanvullingen van het concept van het sociaal plan van 18 juni 2013 op andere punten’ nog verder te overleggen. De vakbonden hebben er niet mee ingestemd dat alleen recht op de beëindigingsvergoeding zal bestaan, indien de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden eindigt. Vóór en op 10 juli 2013 is in de besprekingen over het sociaal plan niet aan de orde geweest (en heeft Strukton ook steeds verzwegen) dat werknemers die niet instemmen met de hen voorgelegde vaststellingsovereenkomst geen recht hebben op de financiële beëindigingsvergoeding. De vakbonden hebben er daarom van mogen uitgaan dat de vergoeding zou worden betaald, ongeacht de wijze waarop de arbeidsovereenkomst van de betrokken werknemers eindigt. De beperkende voorwaarde die Strukton nu voorstaat, zou ook meebrengen dat het sociaal plan niet marktconform is, omdat het niet gebruikelijk is om de ontslagvergoeding alleen toe te kennen aan werknemers die instemmen met de beëindiging van hun dienstverband. Door de beëindigingsvergoeding alleen toe te kennen aan de werknemers die de hen voorgelegde vaststellingsovereenkomst tekenen, handelt Strukton in strijd met het gelijkheidsbeginsel en onthoudt zij de wettelijk gewaarborgde ontslagbescherming aan de werknemers die menen dat een juiste toepassing van het afspiegelingsbeginsel ertoe leidt dat zij niet voor ontslag in aanmerking komen. Strukton zet deze werknemers, in strijd met haar verplichting zich als goed werkgever te gedragen, onder grote druk om af te zien van de rechtsgang bij het UWV Werkbedrijf en de kantonrechter, opdat zij (Strukton) zelf de ontslagvolgorde kan bepalen. Dit is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
3.3.
Strukton en Oranjewoud betwisten de vordering. Oranjewoud kan niet worden aangesproken tot nakoming van de op 10 juli 2013 gemaakte afspraken, omdat zij daarbij geen partij is. Oranjewoud was wèl partij bij het protocol van 16 juli 2010, maar heeft in de gegeven (concern-)verhoudingen geen invloed op de wijze waarop Strukton de reorganisatie vorm geeft. Oranjewoud kan Strukton niet dwingen een marktconform sociaal plan af te sluiten. Voor vereenzelviging van de vennootschappen is geen plaats.
Op haar beurt was Strukton geen partij bij het protocol van 16 juli 2010 en derhalve niet verplicht om met de vakbonden een marktconform sociaal plan af te sluiten. Zij heeft niettemin met FNV Bouw en CNV Vakmensen een sociaal plan willen overeenkomen. Tijdens het kort geding op 10 juli 2013 is daarover overeenstemming bereikt, op basis van de wensen die de vakbonden eerder al, en ook in dat kort geding, hadden geformuleerd. Er waren toen geen breekpunten meer. De ter zitting gemaakte afspraken, zoals vervat in het proces-verbaal, zijn uitgewerkt in het aangepaste concept sociaal plan van 11 juli 2013. Nadat Strukton nog had ingestemd met enkele ondergeschikte wijzigingsvoorstellen, zijn de vakbonden akkoord gegaan met het voorliggende concept. Waar het de financiële beëindigingsvergoeding betreft hebben de vakbonden vóór 12 juli 2013 nimmer bezwaar gemaakt tegen de omschrijving van de kring van gerechtigden, zoals deze al in artikel 3.4 van het concept sociaal plan van 18 juni 2013 was opgenomen. Strukton heeft er daarom op mogen vertrouwen dat het geschil beperkt was tot de hoogte van de geldelijke vergoeding. Strukton bestrijdt dat de beperking, inhoudende dat de overeengekomen vergoeding slechts toekomt aan de werknemers die een vaststellingsovereenkomst willen aangaan, in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, het goed werkgeverschap of het ontslagrecht. Een dergelijke beperking is in sociale plannen ook niet ongebruikelijk.

4.De vordering in reconventie en het daartegen gevoerde verweer

4.1.
Strukton heeft een tegeneis ingesteld, die zij ter zitting heeft gewijzigd. Zij vordert dat FNV Bouw en CNV Vakmensen worden veroordeeld om binnen een dag na betekening van het vonnis het sociaal plan waarover partijen op 11 juli 2013 overeenstemming hebben bereikt te tekenen, althans om dat sociaal plan met een positief advies aan hun leden voor te leggen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,-- voor elke dag dat FNV Bouw of CNV Vakmensen hieraan niet voldoen. Voorts vordert Strukton dat FNV Bouw en CNV Vakmensen worden veroordeeld om zonder voorbehoud volledig mee te werken aan de uitvoering van het sociaal plan, daaronder begrepen de bekendmaking ervan aan hun leden, alsmede om zich te onthouden van handelingen die de uitvoering van het sociaal plan belemmeren, eveneens op straffe van een dwangsom, dit alles met veroordeling van FNV Bouw en CNV Vakmensen in de proces- en nakosten.
4.2.
Strukton legt aan haar vordering ten grondslag dat op basis van de ter zitting van 10 juli 2013 met de vakbonden gemaakte afspraken de tekst van het eerdere concept sociaal plan van 18 juni 2013 is aangepast, dat hierover op 11 juli 2013 tussen partijen overeenstemming is bereikt, maar dat de vakbonden op 12 juli 2013 te kennen hebben gegeven tot ondertekening van dat sociaal plan niet bereid te zijn. Strukton heeft er spoedeisend belang bij de ingezette reorganisatie te kunnen voortzetten.
4.3.
FNV Bouw en CNV Vakmensen betwisten de vordering. Aan toewijzing van de gevorderde veroordeling tot ondertekening van het sociaal plan staat, nog afgezien van hetgeen in conventie is aangevoerd, in de weg dat de vakbonden ingevolge hun statuten en huishoudelijk reglement verplicht zijn de betrokken leden over een bereikt principe-akkoord te raadplegen, alvorens tot ondertekening kan worden overgegaan. De vakbonden kunnen niet worden veroordeeld om het door Strukton aangepaste concept sociaal plan met een positief advies aan hun leden voor te leggen. De gevorderde medewerking aan de uitvoering van het sociaal plan is te onbepaald om te kunnen worden toegewezen.

5.De beoordeling van het geschil

5.1.
Partijen hebben in dit kort geding over en weer een spoedvoorziening gevorderd. Niet in geschil is dat zij daarbij een spoedeisend belang hebben. Voorop gesteld wordt dat het voor toewijzing van een voorziening, zoals door FNV Bouw en CNV Vakmensen en zoals door Strukton gevorderd, waarschijnlijk moet zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Alleen in dat geval kan daarop in kort geding worden vooruitgelopen.
In conventie
5.2.
De vordering die de vakbonden tegen Oranjewoud hebben ingesteld, is niet toewijsbaar. Oranjewoud is geen partij bij de ter zitting van 10 juli 2013 met de vakbonden gemaakte afspraken, zodat daaruit voor haar geen verplichtingen voortvloeien. Oranjewoud was wèl partij bij het protocol van 16 juli 2010, maar voor zover de vakbonden hebben willen betogen dat Oranjewoud met Strukton dient te worden vereenzelvigd, volgt de voorzieningenrechter hen in dat standpunt niet. Indien al zou moeten worden aangenomen dat Oranjewoud, nu haar (groot-)aandeelhouder (de heer [A]) tevens bestuurder van Strukton is, volledige of overheersende zeggenschap over Strukton heeft, hebben de vakbonden onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld die erop wijzen dat van het identiteitsverschil tussen beide rechtspersonen misbruik is gemaakt. Voorts geldt dat het maken van zodanig misbruik in de regel moet worden aangemerkt als een onrechtmatige daad, die verplicht tot het vergoeden van de schade die door het misbruik aan derden wordt toegebracht. Schadevergoeding hebben de vakbonden in dit kort geding evenwel niet gevorderd. Weliswaar kunnen de omstandigheden van het geval zo uitzonderlijk van aard zijn dat vereenzelviging van de beide rechtspersonen - het volledig wegdenken van het identiteitsverschil - de meest aangewezen vorm van redres is, maar dat zich hier dergelijke uitzonderlijke omstandigheden voordoen hebben de vakbonden niet gesteld, en is ook niet aannemelijk, gezien de wijze waarop Strukton zich, na haar aanvankelijke weigering om een sociaal plan af te sluiten, daarvoor vervolgens alsnog heeft ingezet. De vordering, ingesteld tegen Oranjewoud, wordt daarom afgewezen.
5.3.
De vakbonden worden, als de jegens Oranjewoud in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op nihil, omdat het feit dat de vakbonden, naast Strukton, óók Oranjewoud in rechte hebben betrokken aan haar zijde niet tot extra proceskosten heeft geleid.
5.4.
FNV Bouw en CNV Vakmensen baseren hun vordering tegen Strukton allereerst op de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het eerste kort geding op 10 juli 2013 gemaakte afspraken. Zij stellen zich op het standpunt dat Strukton zich van verdere uitvoering van de reorganisatie heeft te onthouden, totdat een sociaal plan is afgesloten dat met deze afspraken overeenstemt. Volgens Strukton ligt zo’n sociaal plan inmiddels ter ondertekening gereed. Niet in geschil is dat op 10 juli 2013 nog geen algehele overeenstemming over het sociaal plan was bereikt. Partijen waren zich er op die zitting van bewust dat de afspraken nog moesten worden uitgewerkt in een schriftelijk sociaal plan dat zij uiterlijk vrijdag 12 juli 2013 zouden ondertekenen. Partijen hebben, blijkens de hierboven - onder 2.7. - aangehaalde laatste zin van het proces-verbaal, de mogelijkheid opengelaten dat op andere punten dan die waarover zij ter zitting al overeenstemming hadden bereikt, nog afwijking van of aanvulling op het door hen tot uitgangspunt genomen concept sociaal plan van 18 juni 2013 nodig zou zijn. Partijen twisten over de vraag of op 10 juli 2013 de omschrijving van de kring van werknemers die recht hebben op de overeengekomen financiële beëindigingsvergoeding behoort tot deze ‘andere punten’, zoals de vakbonden stellen, of dat de kring van gerechtigden door de afspraken van 10 juli 2013 vast stond, zoals Strukton meent. De voorzieningenrechter overweegt hierover het volgende.
5.5.
Tijdens een schorsing van de kort geding zitting van 10 juli 2013 hebben de vakbonden met Strukton (verder) onderhandeld over de inhoud van het af te sluiten sociaal plan. Daarbij is het eerdere concept sociaal plan van 18 juni 2013 tot uitgangspunt genomen en is een achttal, in de eerste kort geding dagvaarding (onder 11, 16 en in het petitum) genoemde onderwerpen aan de orde geweest, waarvan de vakbonden meenden dat deze van een marktconform sociaal plan onderdeel dienen uit te maken en op grond waarvan zij zich niet konden verenigen met het concept van 18 juni 2013. Dit overleg heeft geleid tot de overeenstemming, zoals in het vervolgens opgemaakte proces-verbaal van 10 juli 2013 omschreven. Van de gemaakte afspraken maakt deel uit dat de overeenstemming over de genoemde acht onderwerpen diende te worden ingepast in het concept sociaal plan van 18 juni 2013. In dat concept was de kring van de tot de financiële beëindigingsvergoeding gerechtigde werknemers reeds zo omschreven als in het uiteindelijke concept van 11 juli 2013. Uit het concept van 18 juni 2013 hebben de vakbonden dan ook kunnen - en moeten - afleiden dat Strukton een vergoeding overeenkomstig de kantonrechtersformule, bovenop de in artikel 3.4 onder 1 tot en met 4 van dat concept genoemde faciliteiten, alleen wenste toe te kennen aan de werknemers die instemmen met de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst.
5.6.
Waar de vakbonden aan Strukton het verwijt maken dat zij hen vóór of op 10 juli 2013 niet heeft gewezen op deze beperking in de kring van gerechtigden, is dat verwijt niet terecht. Weliswaar staan partijen die in onderhandeling treden over het sluiten van een overeenkomst tot elkaar in een bijzondere, door de redelijkheid en billijkheid beheerste, rechtsverhouding die meebrengt dat de een tegenover de ander gehouden is om binnen redelijke grenzen maatregelen te nemen om te voorkómen dat de ander onder de invloed van onjuiste veronderstellingen zijn instemming geeft, maar dit gaat niet zover dat Strukton de vakbonden, die als professionele partij gewend zijn sociale plannen af te sluiten, er met zoveel woorden op had moeten wijzen dat uit artikel 3.4 van het concept sociaal plan van 18 juni 2013 volgt dat alleen werknemers met wie het dienstverband met wederzijds goedvinden eindigt recht hebben op de aangeboden beëindigingsvergoeding. Voorshands is niet aannemelijk dat Strukton kon vermoeden dat de vakbonden dit aspect uit het oog waren verloren. Onder de gegeven omstandigheden komt het feit dat de vakbonden vóór en op 10 juli 2013 kennelijk de genoemde beperking in de kring van gerechtigden over het hoofd hebben gezien, voor hun risico. Temeer nu partijen niet eerder met elkaar over de kring van gerechtigden hadden gesproken, heeft Strukton er, toen de vakbonden er ook ter zitting van 10 juli 2013 niet over begonnen, redelijkerwijs op mogen vertrouwen dat de omschrijving van deze kring in artikel 3.4 van het concept sociaal plan van 18 juni 2013 aan vakbondszijde niet op bezwaren stuitte. Een beroep op de hierboven onder 2.7. aangehaalde laatste volzin van het proces-verbaal van 10 juli 2013 kan de vakbonden daarom niet baten: van een van de ‘andere punten’ als daarin bedoeld was geen sprake. Dat FNV Bouw en CNV Vakmensen in de dagvaarding waarmee het eerste kort geding is ingeleid (onder 11, 16 en in het petitum) in algemene zin aanspraak hadden gemaakt op een ‘financiële regeling voor diegene die niet herplaatst kan worden’, leidt niet tot een andere conclusie. Het lag op de weg van de vakbonden om in de onderhandelingen ten tijde van het eerste kort geding uitdrukkelijk ook de omschrijving van de kring van gerechtigden te betrekken, indien zij zich daarmee niet konden verenigen. Doordat zij dit hebben nagelaten en zij zich alleen op de hoogte van de beëindigingsvergoeding hebben gericht, zijn zij gebonden aan de ‘kring’-omschrijving, zoals die in artikel 3.4 van het concept van 18 juni 2013 is opgenomen. De door FNV Bouw en CNV Vakmensen getrokken vergelijking met de casus die tot het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2013 (LJN BZ5355) heeft geleid, gaat mank, omdat het in dat geval ging om een arbeidscontract waarin het loonbedrag, een van de essentialia van de arbeidsovereenkomst, niet was ingevuld. Hìer was de kring van gerechtigden reeds omschreven in het eerdere concept sociaal plan en heeft Strukton, toen de vakbonden alleen opkwamen tegen de hoogte van de daarin aangeboden beëindigingsvergoeding, ervan mogen uitgaan dat over bedoelde kring geen verschil van inzicht bestond.
5.7.
Anders dan de vakbonden menen, staat de redelijkheid en billijkheid er niet aan in de weg dat Strukton de vakbonden wenst te houden aan de op 10 en 11 juli 2013 bereikte overeenstemming, óók waar het de kring van gerechtigden tot de beëindigingsvergoeding betreft. Met haar beroep op de toen gemaakte afspraken handelt Strukton, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, niet in strijd met het goed werkgeverschap. Dat beroep is ook niet onaanvaardbaar vanwege strijdigheid met het wettelijke ontslagstelsel of met het gelijkheidsbeginsel. Het staat de werknemers, die Strukton wenst te doen afvloeien, vrij om niet in te stemmen met een beëindiging van hun arbeidsovereenkomst en om de hen voorgelegde vaststellingsovereenkomst niet te tekenen. Indien zij door het UWV Werkbedrijf, of door de kantonrechter in een ontbindingsprocedure, in het ongelijk worden gesteld waar het de toepassing van het afspiegelingsbeginsel betreft, dan staat daarmee nog geenszins vast dat zij jegens Strukton geen aanspraak meer kunnen maken op een financiële beëindigingsvergoeding, zoals de vakbonden menen. Het ontslagrecht geeft deze werknemers de mogelijkheid om, nadat hun arbeidsovereenkomst met ontslagvergunning is opgezegd, de (kennelijke on-)redelijkheid van het ontslag ter toetsing aan de kantonrechter voor te leggen. Mocht Strukton ervoor kiezen de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst te verzoeken, dan zal in die ontbindingsprocedure de vraag moeten worden beantwoord of het met het oog op de omstandigheden van het geval billijk is dat aan de werknemer een vergoeding toekomt. In beide situaties zal de (mate van on-)gelijkheid tussen de werknemers die wèl, en zij die niet met een beëindiging van hun dienstverband hebben ingestemd, onder ogen moeten worden gezien. Voorshands heeft de voorzieningenrechter geen reden te veronderstellen dat aan de werknemers die hun ontslag door het UWV Werkbedrijf of de kantonrechter getoetst willen zien in het geval hun arbeidsovereenkomst niettemin eindigt, niet ook een beëindigings- of ontbindingsvergoeding toekomt, vergelijkbaar met die welke hun gewezen collega’s ontvangen. Uiteraard kan dan bij de bepaling van de hoogte van die vergoeding wèl rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, dus ook met de gemaakte kosten en met de termijn die alsdan zal zijn verstreken tussen het moment waarop het dienstverband bij ondertekening van een vaststellingsovereenkomst met wederzijds goedvinden zou zijn geëindigd en de dag waartegen de arbeidsovereenkomst is opgezegd of met ingang waarvan deze is ontbonden.
5.8.
FNV Bouw en CNV Vakmensen hebben zich, ter onderbouwing van hun vordering, voorts beroepen op het protocol van 16 juli 2010. Ook dit beroep faalt. Voor zover al zou moeten worden geconcludeerd dat ook Strukton zich er jegens de vakbonden toe heeft verbonden om in het kader van de onderhavige reorganisatie een marktconform sociaal plan af te sluiten, oordeelt de voorzieningenrechter voorshands dat het sociaal plan, zoals dat is vervat in het concept dat Strukton op 11 juli 2013 aan de vakbonden heeft gezonden, als marktconform kan worden aangemerkt. In hun standpunt, dat in een marktconform sociaal plan de financiële beëindigingsvergoeding niet slechts wordt verleend aan de werknemers wiens arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden eindigt, worden de vakbonden niet gevolgd. Het ligt voor de hand dat een werkgever, die om bedrijfseconomische redenen zijn personeelsbestand moet inkrimpen, mede gelet op de financiële situatie waarin de onderneming zich bevindt, beperkte middelen ter beschikking heeft om de voor de betrokken werknemers nadelige gevolgen van hun ontslag te verzachten. In die situatie leidt een spoedige beëindiging met wederzijds goedvinden ertoe dat een hogere vergoeding kan worden verleend dan in het geval het loon c.a. moet worden doorbetaald totdat het UWV Werkbedrijf over de ontslagvergunningsaanvraag heeft beslist en de opzegtermijn in acht is genomen, of de kantonrechter - na een procedure op tegenspraak - de arbeidsovereenkomst heeft ontbonden. Een ‘ongeclausuleerd’ recht op de overeengekomen beëindigings-vergoeding, die toekomt aan alle af te vloeien werknemers, kunnen de vakbonden dan ook evenmin op het protocol van 16 juli 2010 baseren.
5.9.
Ter zitting van 17 juli 2013 hebben FNV Bouw en CNV Vakmensen de voorzieningenrechter nog verzocht om gebruik te maken van de in artikel 22 Rv voorziene mogelijkheid om Strukton te bevelen om alle adviesaanvragen van de laatste zes maanden aan de (centrale) ondernemingsraden te overleggen. Hiertoe zal de voorzieningenrechter niet overgaan, omdat die stukken voor de beoordeling van de vordering in dit kort geding niet van belang zijn. Ook een eventuele latere overgang van onderneming staat daar buiten.
5.10.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering wordt afgewezen. De vakbonden worden, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Strukton. Deze worden begroot op € 1.405,--, bestaande uit € 589,-- aan vast recht en
€ 816,-- aan salaris van de advocaat.
In reconventie
5.11.
Strukton vordert allereerst dat de vakbonden worden veroordeeld om het sociaal plan waarover op 11 juli 2013 overeenstemming is bereikt, te tekenen. De vakbonden hebben zich hiertegen onder meer verweerd door zich erop te beroepen dat een principe-akkoord over een sociaal plan aan de betrokken leden moet worden voorgelegd, alvorens de betrokken vakbondsbestuurders tot het ondertekenen ervan bevoegd zijn. FNV Bouw verwijst naar artikel 5 jo artikel 49 lid 2 van haar statuten, CNV Vakmensen naar artikel 5 van haar statuten en artikel 22.2 tot en met 22.4. van haar huishoudelijk reglement. Strukton heeft er, in reactie hierop, op gewezen dat de vakbonden zich op 10 juli 2013 hebben verplicht om het overeenkomstig de toen gemaakte afspraken uitgewerkte sociaal plan uiterlijk vrijdag 12 juli 2013 te tekenen. Zij vordert daarvan nakoming.
5.12.
De indruk ontstaat dat de vakbonden zich eerst in dit - tweede - kort geding hebben gerealiseerd dat zij met Strukton slechts een principe-akkoord over het sociaal plan kunnen afsluiten en dat van ondertekening van het sociaal plan pas sprake kan zijn nadat de betrokken leden zich erover hebben kunnen uitlaten. Waar zij zich bij het maken van de afspraken ter zitting van 10 juli 2013 niet van de inhoud van de eigen statuten en reglementen bewust zijn geweest, kunnen de vakbonden bezwaarlijk aan Strukton tegenwerpen dat zij de implicaties van een ledenraadpleging had moeten beseffen. Hoewel het derhalve - achteraf - enige bevreemding wekt dat de vakbonden op 10 juli 2013 hebben gemeend zich te kunnen verplichten tot de ondertekening van het sociaal plan uiterlijk op 12 juli 2013, kunnen de vakbonden thans niet worden veroordeeld tot een ondertekening die hen op grond van de interne democratische regels van hun verenigingen niet vrij staat.
5.13.
Tegen de - subsidiair - gevorderde veroordeling van de vakbonden om het sociaal plan, in de versie van 11 juli 2013, ter raadpleging aan de leden voor te leggen, bestaan op grond van hetgeen in conventie is overwogen geen beletselen, wèl echter tegen een veroordeling om de ledenraadpleging van een positief advies vergezeld te doen gaan. Het behoort tot de beleidsvrijheid van de vakbonden om zich jegens de betrokken leden vrijelijk over het bereikte akkoord uit te laten, ook indien dit oordeel kritisch of - zelfs - afkeurend mocht zijn. In de gegeven omstandigheden is het niet aan de voorzieningenrechter om op die discretionaire bevoegdheid inbreuk te maken. De vakbonden worden veroordeeld om het sociaal plan binnen 24 uren na betekening van dit vonnis ter raadpleging aan hun betrokken leden voor te leggen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per gedaagde voor elke dag dat FNV Bouw of CNV Vakmensen hieraan niet voldoen, met een maximum van € 50.000,-- aan totaal per gedaagde te verbeuren dwangsommen.
5.14.
De vordering van Strukton om de vakbonden te veroordelen om medewerking te verlenen aan de uitvoering van het sociaal plan is, afgezien van de bekendmaking ervan aan hun leden, te onbepaald om in dit kort geding te kunnen worden toegewezen. De veroordeling tot bekendmaking van het sociaal plan aan de betrokken leden wordt evenmin toegewezen, omdat Strukton voor de uitvoering van het sociaal plan niet van een dergelijke bekendmaking afhankelijk is. Zij moet geacht worden ook zonder zo’n bekendmaking te doen wat in het kader van de uitvoering van het sociaal plan nodig is.
5.15.
De veroordeling van de vakbonden om zich te onthouden van alle handelingen die uitvoering van het sociaal plan belemmeren, is niet toewijsbaar, omdat Strukton geen feiten of omstandigheden heeft gesteld die grond geven voor de gerechtvaardigde vrees dat de vakbonden de uitvoering van het sociaal plan zullen frustreren.
5.16.
Nu partijen in de reconventie over en weer in het ongelijk worden gesteld en alleen de ter zitting in subsidiaire zin toegevoegde vordering van Strukton toewijsbaar is, ziet de voorzieningenrechter reden de proceskosten te compenseren, in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie:
wijst de vordering af;
veroordeelt FNV Bouw en CNV vakmensen tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Oranjewoud, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil;
veroordeelt FNV Bouw en CNV vakmensen, hoofdelijk in de zin dat wanneer de een betaalt de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Strukton, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.405,--, bestaande uit
€ 589,-- aan vast recht en € 816,-- aan salaris van de advocaat;
in reconventie:
veroordeelt zowel FNV Bouw als CNV Vakmensen om het sociaal plan, waarover op 11 juli 2013 met Strukton overeenstemming is bereikt, binnen 24 uren na betekening van dit vonnis ter raadpleging voor te leggen aan hun betrokken leden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per gedaagde voor elke dag dat FNV Bouw of CNV Vakmensen hieraan niet voldoen, met een maximum van € 50.000,-- aan totaal per gedaagde te verbeuren dwangsommen;
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, voorzieningenrechter, en in tegenwoordigheid van de griffier, mr. L.J.A. Holtus, in het openbaar uitgesproken op
24 juli 2013.