ECLI:NL:RBMNE:2013:2928

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
347193 / HA RK 13-190
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze wrakingszaak heeft verzoekster, wonende te IJsselstein, op 3 juni 2013 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. R.C. Hartendorp, rechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. De wraking is aangevraagd omdat verzoekster vreest dat de rechter niet onafhankelijk en onpartijdig kan oordelen in de hoofdprocedure, waarin zij als gedaagde partij is betrokken. De wrakingskamer heeft op 2 juli 2013 de mondelinge behandeling van het verzoek gehouden, waarbij de gewraakte rechter aanwezig was, maar verzoekster niet. De gemachtigde van de eiseres in de hoofdprocedure, mr. M.M. de Jonge, was wel aanwezig en heeft zich over het wrakingsverzoek uitgelaten. Na een eerdere zitting op 2 juli, werd de behandeling uitgesteld naar 16 juli 2013, maar verzoekster heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

De hoofdprocedure betreft een vordering van eiseres [A] tegen verzoekster, waarbij [A] veroordeling van verzoekster tot betaling van € 5.000,-- vordert. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoekster haar verzoek niet tijdig heeft ingediend, aangezien zij op de hoogte was van de feiten en omstandigheden die haar vrees voor partijdigheid onderbouwden, maar pas op 3 juni 2013 het verzoek heeft ingediend. De rechtbank heeft verzoekster in haar verzoek niet-ontvankelijk verklaard, omdat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend. De rechtbank overweegt dat de beslissing van de rechter om uitstel te verlenen aan partij [A] een procesbeslissing is, die niet door de wrakingskamer kan worden getoetst, tenzij er sprake is van een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid, wat in dit geval niet is vastgesteld. De rechtbank heeft de wraking afgewezen en de hoofdprocedure zal door de gewraakte rechter worden voortgezet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingslocatie Utrecht
Zaaknummer / rekestnummer: 347193 / HA RK 13-190
beslissing van 22 juli 2013 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek in de zin van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van:
[verzoekster],
wonende te IJsselstein,
verder ook te noemen[verzoekster],
verzoekster.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij verzoekschrift, gedagtekend 3 juni 2013, daags daarna ter griffie binnengekomen, heeft[verzoekster] mr. R.C. Hartendorp gewraakt. Hij is rechter in de rechtbank Midden-Nederland, Afdeling Civiel recht, locatie Utrecht en zal hierna de rechter worden genoemd.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.
1.3.
De griffier van deze rechtbank heeft verzoekster en de rechter opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 2 juli 2013. De gemachtigde van mevrouw[A] (eiseres in de hoofdprocedure waarin[verzoekster] de gedaagde partij is),
mr. M.M. de Jonge, is van deze behandeling in kennis gesteld.
1.4.
De wrakingskamer van deze rechtbank heeft het wrakingsverzoek op 2 juli 2013 in het openbaar behandeld.[verzoekster] is niet ter zitting verschenen. De gewraakte rechter was wél ter zitting aanwezig. Ook mevrouw [A]en mr. De Jonge voornoemd waren aanwezig. De rechter heeft zijn standpunt mondeling uiteengezet. Mr. De Jonge heeft zich over het wrakingsverzoek uitgelaten en onder meer gewezen op de te late indiening van het verzoek.
1.5.
Na afloop van de zitting heeft de wrakingskamer kennisgenomen van het bericht van verhindering van[verzoekster] dat eerder naar een onjuist e-mailadres was gestuurd. Daarop is besloten de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek voort te zetten op 16 juli 2013. Voor deze zitting zijn[verzoekster] en de rechter opnieuw opgeroepen. Mevrouw [A]en haar gemachtigde zijn daarvan wederom in kennis gesteld.
1.6.
Op 15 juli 2013 heeft[verzoekster] doen weten op 16 juli 2013 niet te zullen verschijnen. Zij heeft een schriftelijke reactie gegeven op het standpunt van de rechter en het wrakingsverzoek aangevuld. Hiervan is de rechter een afschrift verstrekt. Hij liet eveneens weten verhinderd te zijn.
1.7.
De voortgezette behandeling van het wrakingsverzoek heeft op 16 juli 2013 plaatsgevonden. Ter zitting zijn wel weer verschenen mr. De Jonge, vergezeld van de vader van mevrouw[A].
1.8.
Daarna is de uitspraak bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
De hoofdprocedure betreft de vordering die [A]tegen[verzoekster] heeft ingesteld - kort gezegd - strekkende tot veroordeling van[verzoekster] tot betaling aan [A]van € 5.000,-- (met nevenvorderingen). Deze hoofdprocedure is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer 843173 UC EXPL 12-18602.
2.2.
Nadat[verzoekster] op de vordering van [A]had geantwoord en een tegenvordering had ingediend, heeft [A]de gelegenheid gekregen om hierop uiterlijk 20 maart 2013 te reageren. Toen [A]dat niet had gedaan, is de zaak verwezen naar de rol van 17 april 2013, voor het wijzen van vonnis. Dit heeft de griffie op 22 maart 2013 aan partijen meegedeeld.
2.3.
In reactie op het betreffende rolbericht heeft mr. De Jonge bij brief van 25 maart 2013 aan de rechtbank laten weten de roldatum van 20 maart 2013 over het hoofd te hebben gezien. Hij verzocht alsnog in de gelegenheid te worden gesteld om te concluderen. Dit verzoek is door de griffie aan de rechter voorgelegd. De rechter heeft het verzoek ingewilligd en de griffie dienovereenkomstig geïnstrueerd. Bij brief van 26 maart 2013 heeft de griffie aan partijen meegedeeld dat, in afwijking van het eerdere bericht, de procedure tot 17 april 2013 was aangehouden, voor conclusie aan de zijde van[A].
2.4.
Op 3 april 2013 heeft[verzoekster] schriftelijk bezwaar gemaakt tegen deze voortzetting van de procedure. In reactie daarop heeft de griffie bij brief van 4 april 2013 aan[verzoekster] uitgelegd waarom dit is gebeurd. Daarbij is aan[verzoekster] meegedeeld dat haar bezwaar bij het wijzen van vonnis zal worden meegenomen. Op verzoek van[verzoekster] heeft de griffie haar op 9 april 2013 een afschrift van de brief van 25 maart 2013 van mr. De Jonge toegestuurd. Hierna heeft[verzoekster] haar eerdere bezwaar nog aangevuld.
2.5.
Op 17 april 2013 heeft [A]voor repliek in conventie en antwoord in reconventie geconcludeerd. Vervolgens is de zaak - na een aanhouding op 15 mei 2013 - verwezen naar de rol van 12 juni 2013, voor conclusie aan de zijde van[verzoekster].
2.6.
Bij brief van 15 mei 2013 heeft de griffie aan[verzoekster], onder verwijzing naar het betreffende landelijke procesreglement, meegedeeld dat het eerdere uitstel aan [A]rechtmatig is verleend.
2.7.
De hoofdprocedure is op 12 juni 2013 geschorst vanwege het door[verzoekster] op 4 juni 2013 ingediende wrakingsverzoek.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Verzoekster meent dat de rechter dient te worden vervangen door een andere rechter, omdat er grond is te vrezen dat het hem in de gegeven omstandigheden aan de vereiste onafhankelijkheid en onpartijdigheid ontbreekt. Doordat de rechter niet heeft gemotiveerd waarom aan partij [A]alsnog uitstel voor repliek/antwoord is verleend en omdat niet eerst op het bezwaar van[verzoekster] tegen dat uitstel is beslist, is het uitstel aan [A]onrechtmatig verleend en is de schijn gewekt dat de rechter bevooroordeeld is. Verzoekster vraagt de wrakingskamer om de rechter te bevelen eerst op dit bezwaar te beslissen, zonder kennisneming van de op 17 april 2013 door [A]genomen conclusie. In haar nadere toelichting op het verzoek van 15 juli 2013 vraagt[verzoekster] om een nader onderzoek te starten alvorens op het wrakingsverzoek wordt beslist. Verzoekster meent dat de wrakingskamer dient te worden samengesteld uit rechters uit een andere rechtbank dan de rechtbank Midden-Nederland.
3.2.
De rechter meent dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen, omdat van een gebrek aan rechterlijke onpartijdigheid geen sprake is. De bemoeienis van de rechter is beperkt gebleven tot de beslissing op het in de brief van 25 maart 2013 namens partij [A]gedane uitstelverzoek. Dit uitstel is toegestaan, omdat het om een eerste uitstel ging en het beginsel van hoor- en wederhoor niet werd geschonden. Ook uit proceseconomische overwegingen, ter vermijding van een onnodige hoger beroepsprocedure, lag het voor de hand dat [A]alsnog de gelegenheid kreeg om te concluderen. De rechter wijst erop dat het tot zijn discretionaire bevoegdheid behoort om een - na het verstrijken van de gestelde termijn gedaan - uitstelverzoek als het onderhavige te honoreren. Bij de reactie op het bezwaar van[verzoekster] is de rechter niet betrokken geweest. Die reactie heeft de griffie zelfstandig gegeven, ongelukkigerwijs met de - onjuiste - mededeling dat het bezwaarschrift bij vonniswijzing zou worden meegenomen.

4.De beoordeling

4.1.
Anders dan[verzoekster] heeft verlangd, wordt haar wrakingsverzoek niet behandeld door een wrakingskamer, bestaande uit rechters uit een ander rechtsgebied dan dat van de rechtbank Midden-Nederland. Overeenkomstig het landelijk wrakingsprotocol wordt het wrakingsverzoek behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. Deze wrakingskamer is, eveneens in overeenstemming met dat wrakingsprotocol, zodanig samengesteld dat één van de leden werkzaam is in de afdeling waarin de gewraakte rechter werkt. De beide andere leden van de wrakingskamer, onder wie de voorzitter, zijn in andere afdelingen van deze rechtbank werkzaam.
4.2.
Artikel 37 Rv bepaalt dat het verzoek tot wraking wordt gedaan ‘zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn.’[verzoekster] baseert zich ter onderbouwing van haar wrakingsverzoek op feiten en omstandigheden die haar omstreeks 27 maart 2013 althans omstreeks 10 april 2013, maar in elk geval niet later dan bij de ontvangst van de brief van de griffie van 15 mei 2013, bekend waren. Nu zij daarna tot 3 juni 2013 heeft gewacht met de indiening van het wrakingsverzoek, heeft zij haar verzoek niet tijdig gedaan.[verzoekster] wordt daarom in haar verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Dat zij er aanvankelijk voor heeft gekozen - alleen - in de hoofdprocedure bezwaar te maken tegen de voortzetting van het geding, brengt hierin geen verandering en komt voor haar rekening.
4.3.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het verzoek zou zijn afgewezen, indien[verzoekster] het wél tijdig zou hebben gedaan. De beslissing om aan partij [A]gelegenheid te geven om alsnog voor repliek (en antwoord in reconventie) te concluderen moet worden aangemerkt als een procesbeslissing, waarvan de juistheid in beginsel niet door de wrakingskamer kan worden getoetst. Slechts indien de beslissing dermate onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat het oordeel van de rechter alleen kan voortvloeien uit een vooringenomenheid jegens[verzoekster], althans dat de bij haar bestaande vrees daarvoor naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. Deze situatie doet zich naar het oordeel van de rechtbank niet voor. De beslissing is niet onbegrijpelijk en behoefde geen andere motivering. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de rechter zich bij de inwilliging van het uitstelverzoek van de zijde van [A]heeft laten leiden door proceseconomische overwegingen - het aanstonds wijzen van vonnis zou, naar redelijkerwijs te voorzien was, voor [A]reden kunnen hebben gevormd om daarvan in hoger beroep te komen - en dat de rechter in aanmerking heeft genomen dat de processuele belangen van[verzoekster] niet werden geschaad, nu zij harerzijds nog zou kunnen concluderen voor dupliek (en repliek in reconventie). Het recht op hoor en wederhoor was derhalve gewaarborgd.
4.4.
Dat de griffie bij brief van 4 april 2013 aan[verzoekster] heeft bericht dat haar bezwaar bij het wijzen van vonnis zou worden meegenomen, is weliswaar te betreuren, maar kan niet de conclusie rechtvaardigen dat de rechter de schijn van partijdigheid heeft gewekt, reeds omdat hij bij het redigeren van deze brief niet betrokken is geweest.
4.5.
Omdat[verzoekster] in haar verzoek niet-ontvankelijk is (zie hiervoor, onder 4.2.), komt de wrakingskamer niet toe aan haar verzoeken, zoals in haar verzoekschrift (onder 2. en 3.) en in de nadere toelichting van 15 juli 2013 (onder 4. en 5.) omschreven. Ten overvloede wijst de wrakingskamer erop dat deze verzoeken ook niet hadden kunnen worden toegewezen, indien[verzoekster] het wrakingsverzoek tijdig zou hebben ingediend. In een wrakingsprocedure wordt uitsluitend beslist over de vraag of de gewraakte rechter kan worden gehandhaafd of moet worden vervangen. De wraking schorst de hoofdprocedure. De verdere behandeling van de hoofdprocedure is voorbehouden aan de rechter die na bedoelde schorsing met de zaak belast is. De wrakingskamer beoordeelt het wrakingsverzoek op de grondslag die verzoekster daaraan in dat verzoek heeft gegeven en nadat het verzoek ter zitting is behandeld.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart verzoekster in haar verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
5.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, aan de rechter, alsmede aan de voorzitter van de Afdeling Civiel recht en de president van deze rechtbank;
Deze beslissing is gegeven door mr. L.E. Verschoor-Bergsma (voorzitter), mr. J. Sap en
mr. M.C. Oostendorp en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2013, in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.