ECLI:NL:RBMNE:2013:2926

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
347194 / HA RK 13-191
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure tegen zorgverzekeraar

In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 juli 2013 uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoekster] om rechter mr. D.C.P.M. Straver te wraken. Het verzoekschrift, gedateerd 14 juni 2013, werd op 18 juni 2013 ingediend. De wrakingsprocedure volgde op een civiele procedure waarin Agis Zorgverzekeringen N.V. [verzoekster] had aangeklaagd voor een vordering van € 4.713,29. De wraking werd aangevraagd omdat [verzoekster] vreesde dat de rechter niet onafhankelijk en onpartijdig was, onder andere omdat de rechter tijdens een comparitie op 18 april 2013 geen kennis had van het dossier en niet alle stukken had ontvangen. De wrakingskamer heeft het verzoek op 2 juli 2013 in het openbaar behandeld, waarbij [verzoekster] niet aanwezig was, maar de gewraakte rechter wel. Na de behandeling werd besloten de mondelinge behandeling voort te zetten op 16 juli 2013, maar ook op die datum verscheen [verzoekster] niet. De wrakingskamer heeft uiteindelijk geoordeeld dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was, omdat het te laat was ingediend. De rechtbank overwoog dat [verzoekster] haar verzoek niet tijdig had ingediend, aangezien de feiten waarop zij haar verzoek baseerde, haar al op of omstreeks 18 april 2013 bekend waren. De rechtbank concludeerde dat de gewraakte rechter niet partijdig had gehandeld en dat de processuele belangen van [verzoekster] niet geschaad waren. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. L.E. Verschoor-Bergsma en de leden mr. J. Sap en mr. M.C. Oostendorp.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingslocatie Utrecht
Zaaknummer / rekestnummer: 347194 / HA RK 13-191
beslissing van 22 juli 2013 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek in de zin van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verzoekster],
verzoekster.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij verzoekschrift, gedagtekend 14 juni 2013, dat op 18 juni 2013 ter griffie is binnengekomen, heeft [verzoekster] mr. D.C.P.M. Straver gewraakt. Zij is rechter in de rechtbank Midden-Nederland, Afdeling Civiel recht, locatie Utrecht en zal hierna de rechter worden genoemd.
1.2.
De griffier van deze rechtbank heeft verzoekster en de rechter opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 2 juli 2013. De gemachtigde van Agis Zorgverzekeringen N.V. (eiseres in de hoofdprocedure waarin [verzoekster] de gedaagde partij is) is van deze behandeling in kennis gesteld.
1.3.
De rechter heeft niet in de wraking berust. Zij heeft haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aan de griffier doen toekomen. Op 27 juni 2013 is hiervan een afschrift aan [verzoekster] gezonden.
1.4.
De wrakingskamer van deze rechtbank heeft het wrakingsverzoek op 2 juli 2013 in het openbaar behandeld. [verzoekster] is niet ter zitting verschenen. Ook van de zijde van Agis Zorgverzekeringen N.V. is niemand verschenen. De gewraakte rechter was wél ter zitting aanwezig. De rechter heeft haar standpunt mondeling toegelicht.
1.5.
Na afloop van de zitting heeft de wrakingskamer kennisgenomen van het bericht van verhindering van [verzoekster] dat eerder naar een onjuist e-mailadres was gestuurd. Daarop is besloten de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek voort te zetten op 16 juli 2013. Voor deze zitting zijn [verzoekster] en de rechter opnieuw opgeroepen.
1.6.
Op 15 juli 2013 heeft [verzoekster] doen weten op 16 juli 2013 niet te zullen verschijnen. Zij heeft een schriftelijke reactie gegeven op het standpunt van de rechter en het wrakingsverzoek aangevuld. Hiervan is de rechter een afschrift verstrekt.
1.7.
De voortgezette behandeling van het wrakingsverzoek heeft op 16 juli 2013 plaatsgevonden. Alleen de gewraakte rechter is ter zitting verschenen.
1.8.
Daarna is de uitspraak bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
De hoofdprocedure betreft de vordering die Agis Zorgverzekeringen N.V. (hierna ook te noemen Agis) tegen [verzoekster] heeft ingesteld - kort gezegd - strekkende tot veroordeling van [verzoekster] tot betaling aan eiseres van € 4.713,29 (met nevenvorderingen). Deze hoofdprocedure is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer 818013 UC EXPL 12-9117.
2.2.
Nadat de zaak in twee rondes was uitgeconcludeerd, is bij tussenvonnis van 18 februari 2013, alvorens verder te beslissen, een comparitie van partijen bevolen, ter verkrijging van nadere inlichtingen van partijen en ter beproeving van een minnelijke regeling. In het vonnis is aan Agis opgedragen om voorafgaand aan de comparitie nog nadere stukken toe te zenden. Op 10 april 2013 heeft de gemachtigde van Agis aan de rechtbank en aan [verzoekster] een aantal bescheiden toegezonden.
2.3.
De comparitie van partijen heeft plaats gevonden op 18 april 2013. Wegens ziekte van de rechter die het tussenvonnis had gewezen, is de comparitie geleid door de thans gewraakte rechter. [verzoekster] was verhinderd en heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door haar gewezen partner, de heer [A]. Uit de door de griffier gehouden zittingsaantekeningen blijkt dat de heer [A] aan de rechter een stuk heeft overhandigd met de bedoeling om een tegeneis in te dienen, maar is dit stuk niet aan het dossier toegevoegd omdat het in dat stadium voor het indienen van een reconventionele vordering te laat was. Blijkens het proces-verbaal van de zitting heeft de rechter ter comparitie beslist dat Agis alsnog de gelegenheid wordt geboden om inzichtelijk te maken hoe de vordering op [verzoekster] in de periode 2006 tot en met september 2008 is ontstaan, welke incassomaatregelen zijn genomen en hoe daarmee in het kader van de schuldsanering is omgegaan. De zaak is daarom verwezen naar de rol van 22 mei 2013, voor het nemen van een akte aan de zijde van Agis. [verzoekster] is in de gelegenheid gesteld daarop ter rolle van 19 juni 2013 te reageren.
2.4.
Op 22 mei 2013 heeft Agis een akte genomen en nadere stukken in het geding gebracht. Vervolgens is de zaak aangehouden tot 19 juni 2013, voor antwoordakte van [verzoekster].
2.5.
De hoofdprocedure is op 18 juni 2013 geschorst vanwege het door [verzoekster] ingediende wrakingsverzoek.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Verzoekster meent dat de rechter dient te worden vervangen door een andere rechter, omdat er grond is te vrezen dat het haar in de gegeven omstandigheden aan de vereiste onafhankelijkheid en onpartijdigheid ontbreekt. Doordat de rechter niet heeft gemotiveerd waarom ter comparitie aan Agis alsnog gelegenheid is gegeven haar vordering te onderbouwen, en omdat de rechter ter comparitie geen kennis van het dossier had en door haar toedoen niet over alle stukken beschikte, is de schijn gewekt dat de rechter bevooroordeeld is. Verzoekster vraagt de wrakingskamer te bevelen het proces-verbaal van 18 april 2013 nietig te verklaren en de vordering van Agis af te wijzen. In haar nadere toelichting op het verzoek van 15 juli 2013 vraagt [verzoekster] onder meer om de rechter te (ver)horen. Ook wenst zij dat de rechter haar excuses maakt. Verzoekster meent dat de wrakingskamer dient te worden samengesteld uit rechters uit een andere rechtbank dan de rechtbank Midden-Nederland.
3.2.
De rechter stelt zich op het standpunt dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend en dat van een gebrek aan rechterlijke onpartijdigheid geen sprake is. Op de comparitie van 18 april 2013 is de zaak inhoudelijk behandeld. De rechter heeft de zaak gedegen voorbereid. Het stuk dat volgens [verzoekster] tevoren was toegezonden maar niet door de rechter was ontvangen, is - na de wederpartij hierover te hebben gehoord - geweigerd, omdat het geen nadere informatie over de zaak bevatte maar een verkapte tegeneis betrof, waarvoor het toen te laat was. Omdat ter zitting was gebleken dat partijen nog altijd niet de informatie hadden verstrekt die voor de beslissing op de vordering nodig was, zijn beide partijen nogmaals in de gelegenheid gesteld hun standpunt nader te onderbouwen.

4.De beoordeling

4.1.
Anders dan [verzoekster] heeft verlangd, wordt haar wrakingsverzoek niet behandeld door een wrakingskamer, bestaande uit rechters uit een ander rechtsgebied dan dat van de rechtbank Midden-Nederland. Overeenkomstig het landelijk wrakingsprotocol wordt het wrakingsverzoek behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. Deze wrakingskamer is, eveneens in overeenstemming met dat wrakingsprotocol, zodanig samengesteld dat één van de leden werkzaam is in de afdeling waarin de gewraakte rechter werkt. De beide andere leden van de wrakingskamer, onder wie de voorzitter, zijn in andere afdelingen van deze rechtbank werkzaam.
4.2.
Artikel 37 Rv bepaalt dat het verzoek tot wraking wordt gedaan ‘zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn.’ [verzoekster] baseert zich ter onderbouwing van haar wrakingsverzoek op feiten en omstandigheden die haar op of omstreeks 18 april 2013 bekend waren. Nu zij daarna tot medio juni 2013 heeft gewacht met de indiening van het wrakingsverzoek, heeft zij haar verzoek niet tijdig gedaan. [verzoekster] wordt daarom in haar verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
4.3.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het wrakingsverzoek zou zijn afgewezen, indien [verzoekster] het wél tijdig zou hebben gedaan. De wrakingskamer wijst daartoe op het volgende. Kennelijk is [verzoekster] van oordeel dat bij tussenvonnis van 18 februari 2013 reeds in haar voordeel is beslist. Dit berust op een verkeerde lezing van dat vonnis. De comparitie van partijen die in het vonnis is gelast had onder meer tot doel de informatie te verkrijgen die voor de beslissing van belang is. Ter zitting van 18 april 2013 heeft de rechter geconcludeerd dat beide partijen nog nadere inlichtingen dienden te verstrekken, alvorens eindvonnis zou kunnen worden gewezen.
4.4.
De vervolgens ter comparitie genomen beslissing om partijen nog eens in de gelegenheid te stellen hun standpunten nader te onderbouwen, moet worden aangemerkt als een procesbeslissing, waarvan de juistheid in beginsel niet door de wrakingskamer kan worden getoetst. Slechts indien de beslissing dermate onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat het oordeel van de rechter alleen kan voortvloeien uit een vooringenomenheid jegens [verzoekster], althans dat de bij haar bestaande vrees daarvoor naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. Deze situatie doet zich naar het oordeel van de rechtbank niet voor. De beslissing is niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat partijen in een civiel geding ingevolge artikel 21 Rv verplicht zijn de feiten die voor de beslissing van belang zijn volledig aan te voeren. Artikel 22 Rv bepaalt dat de rechter in elke stand van de procedure partijen kan bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde bescheiden over te leggen. Dat de gewraakte rechter aan deze regels een toepassing heeft gegeven die de schijn van partijdigheid wekt, is niet gebleken. De processuele belangen van [verzoekster] zijn niet geschaad en het recht van hoor en wederhoor is gewaarborgd.
4.5.
Omdat [verzoekster] in haar verzoek niet-ontvankelijk is (zie hiervoor, onder 4.2.), komt de wrakingskamer niet toe aan haar verzoeken, zoals in haar verzoekschrift onder 2., 3. en 4. omschreven, noch aan de aanvullende verzoeken onder 5. tot en met 7. van de nadere toelichting van 15 juli 2013. Ten overvloede wijst de wrakingskamer erop dat deze verzoeken ook niet hadden kunnen worden toegewezen, indien [verzoekster] het wrakingsverzoek tijdig zou hebben ingediend. In een wrakingsprocedure wordt uitsluitend beslist over de vraag of de gewraakte rechter kan worden gehandhaafd of moet worden vervangen. De wraking schorst de hoofdprocedure. De verdere behandeling van de hoofdprocedure is voorbehouden aan de rechter die na bedoelde schorsing met de zaak belast is. De wrakingskamer beoordeelt het wrakingsverzoek op de grondslag die verzoekster daaraan in dat verzoek heeft gegeven en nadat het verzoek ter zitting is behandeld. Voor zover [verzoekster] in haar reactie van 15 juli 2013 nieuwe gronden voor wraking heeft opgenomen, c.q. de grondslag ervan heeft uitgebreid, wijst de wrakingskamer erop dat op grond van artikel 37 lid 3 Rv alle feiten en omstandigheden in één keer moeten worden voorgedragen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart verzoekster in haar verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
5.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, aan de rechter, alsmede aan de voorzitter van de Afdeling Civiel recht en de president van deze rechtbank;
Deze beslissing is gegeven door mr. L.E. Verschoor-Bergsma (voorzitter), mr. J. Sap en
mr. M.C. Oostendorp en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2013, in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.