ECLI:NL:RBMNE:2013:2902

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2013
Publicatiedatum
23 juli 2013
Zaaknummer
C-16-290269 - HA ZA 10-1608
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Productaansprakelijkheid en bewijsvoering bij brand veroorzaakt door laptop

In deze zaak, die betrekking heeft op productaansprakelijkheid, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 17 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de gedaagden Apple Inc. en Apple Netherlands B.V. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J. van Steenderen, stelde dat de brand in zijn woning op 3 augustus 2007 was veroorzaakt door een gebrek aan de door hem gekochte Apple MacBook Pro. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de brand was ontstaan door een gebrek in de laptop. De rechtbank verwees naar de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 6:185 BW, dat de producent aansprakelijk stelt voor schade veroorzaakt door gebrekkige producten, en artikel 6:188 BW, dat de bewijslast voor de benadeelde regelt. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet was geslaagd in het leveren van het bewijs dat de brand door de laptop was veroorzaakt, en dat de schade aan de laptop eerder het gevolg was van een externe brand dan van een defect aan de laptop zelf. De rechtbank wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagden tot € 17.795,00 werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/290269 / HA ZA 10-1608
Vonnis van 17 juli 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. A.J. van Steenderen te Rotterdam
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APPLE INC.,
gevestigd te Cupertino,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APPLE NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Bunnik,
gedaagden,
advocaat mr. H. Lebbing te Rotterdam
Partijen zullen hierna [eiser] en Apple c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 juli 2013
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 26 oktober 2012
  • het proces-verbaal van voortzetting getuigenverhoor van 24 januari 2013
  • akte houdende productie, tevens uitlating voortzetting contra-enquête van Apple c.s.
  • de conclusie na enquête tevens akte uitlating productie, met producties,van [eiser]
  • de conclusie na enquête tevens akte uitlating producties, met producties, van Apple c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank verwijst naar en herhaalt hier hetgeen in het tussenvonnis van 13 juli 2013 is overwogen en beslist.
2.2.
De rechtbank heeft [eiser] toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden op grond waarvan moet worden vastgesteld dat de brand in zijn appartement op 3 augustus 2007 is ontstaan als gevolg van een gebrek aan de door hem op 10 april 2006 gekochte Apple MacBook Pro type MB PRO 15/256VRAM CTO, serienummer w861334kvj3 (rov. 5.1 van het tussenvonnis).
2.3.
De bewijsopdracht vond zijn wortels in het bepaalde in artikel 6:185 BW, nu de vordering van [eiser] was gegrond op het leerstuk van de productaansprakelijkheid.
Op grond van artikel 6:185 BW is de producent aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een gebrek in zijn product, behoudens enkele, limitatief bedoelde, uitzonderingen. Die uitzonderingen spelen in deze zaak geen rol. Artikel 6:186 BW omschrijft dat een product gebrekkig is indien het niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten, alle omstandigheden in aanmerking nemende en in het bijzonder de presentatie van het product, het redelijkerwijze te verwachten gebruik ervan en het tijdstip waarop het product in het verkeer werd gebracht. Indien later een beter product in het verkeer is gebracht maakt die omstandigheid het eerdere product niet gebrekkig.
2.4.
In artikel 6:188 BW is bepaald dat de benadeelde de schade, het gebrek en het oorzakelijk verband tussen het gebrek en de schade moet bewijzen. Daaronder mag tevens worden verstaan het aannemen van het vermoeden dat de schade door een gebrek in het product is ontstaan. Dit vermoeden kan evenwel niet te snel worden aangenomen. De aannemelijkheid van de schadeoorzaak dient haar grond te vinden in de feiten en de omstandigheden van het geval en, vanzelfsprekend, niet slechts op vermoedens. Er dient sprake te zijn van een hoge mate van waarschijnlijkheid dat, in dit geval, de accu of batterij van de MacBook de brandoorzaak is. De rechtbank zal het aangebrachte bewijs (de getuigenverklaringen en het rapport van [getuige 4]) en het tegenbewijs (het rapport van CED, het eerste rapport van [bedrijf] en het rapport van [X]) waarderen in het licht van deze rechtsoverwegingen.
2.5.
Op vermelde zittingen zijn van de zijde van [eiser] de volgende getuigen gehoord: [getuige 1], [getuige 2],[getuige 3] (zoon van [eiser]), [getuige 4] (deskundige, onderzoeker bij DGRM, thans Efectis-TNO).
Tijdens de zitting van 24 januari 2013 heeft de rechter-commissaris op verzoek van partijen foto’s gemaakt van de restanten van een laptop computer, welke resten zijn onderzocht door genoemde [getuige 4] en, nadien, door[X] van Bureau [bedrijf] te Londen, Verenigd Koninkrijk (hierna: [X]). Door de rechter-commissaris gewaarmerkte afdrukken van deze foto’s zijn aan partijen toegezonden en aan het procesdossier toegevoegd. Op het laatste rapport van [X] is commentaar gegeven door [getuige 4], wiens commentaar van kanttekeningen is voorzien door [X]. Deze commentaren zijn bij de conclusies na enquête overgelegd.
2.6.
[eiser] komt in zijn conclusie na enquête tot de slotsom dat uit het door hem bijgebrachte bewijs voldoende aannemelijk is geworden dat de brand in zij woning is ontstaan vanuit de batterij van de MacBook. Hij wijst daarbij, althans wat het technische gedeelte betreft, naar het rapport van [getuige 4], diens getuigenverklaring, alsmede naar het commentaar op het tweede rapport van [X]. Apple c.s. concludeert dat het bewijs niet is geleverd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
2.7.
Als uitgangspunt neemt de rechtbank, zoals is overwogen in het tussenvonnis, dat de brand in de woning van [eiser] is ontstaan aan de linker zijde van de werkkamer, waar het bureau van [eiser] zich bevond. Voorts moet op grond van de verschillende rapporten worden aangenomen dat de brand een elektrotechnische oorzaak had. Verder staat vast dat de brand voor de inboedel van [eiser] desastreuze gevolgen heeft gehad. Hierover bestaat tussen partijen geen discussie. Dat [eiser] schade heeft geleden door de brand is dan ook (los van de omvang ervan) voldoende aannemelijk.
2.8.
Uit de stukken moet worden afgeleid dat in de werkkamer van [eiser] een grote hoeveelheid elektrische apparaten stond. Op en rond het bureau stonden de MacBook, een externe harde schijf en een bureaulamp, een kast met elektrische (audio)apparatuur, een mengpaneel en een (oud) televisietoestel. Er is alleen onderzoek gedaan naar de restanten van de MacBook. Naar de andere apparaten is geen onderzoek gedaan. De reden daarvan is, naar [eiser] stelt, dat die apparaten door de brand vernietigd zijn. Zij zijn in elk geval niet apart gezet bij het uitzoeken van de brandresten.
Voorts staat in voldoende mate van waarschijnlijkheid vast dat het restant van de laptop die van een MacBook zijn en dat dat restant uit de brandresten is gehaald door de zoon van [eiser]. Dat blijkt uit de verklaring van[getuige 3], die heeft verklaard dat hij dit restant in de verbrande resten heeft gevonden, terwijl tevens vast staat dat het op het restant van een MacBook gaat. Dat laatste blijkt ook uit foto nr. 1 bij het rapport van [X]. Hoewel het serienummer van de MacBook niet is te achterhalen op dit restant is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende reden eraan te twijfelen dat het hier gaat om het restant van de MacBook van [eiser], nu geen feiten of omstandigheden zijn gesteld, die aanleiding geven tot de conclusie dat [eiser] meerdere MacBooks bezat, dan wel dat hij van elders een verbrande laptop heeft meegenomen. De verklaring van[getuige 3] is ook voldoende betrouwbaar. Het is dit restant dat aanvankelijk door [getuige 4] en naderhand door [X] is onderzocht en waarvan door de rechter-commissaris foto’s zijn genomen.
2.9.
De getuigen hebben geen van allen waargenomen hoe de brand is ontstaan. Er was op dat moment ook niemand in de woning van [eiser] aanwezig. Op grond van de getuigenverklaringen, behoudens die van de getuige [getuige 4], kan dan ook niet worden beoordeeld of [eiser] is geslaagd in het leveren van het hem opgedragen bewijs. Om verder te beoordelen of [eiser] daarin wel is geslaagd zal de rechtbank wel de overgelegde rapporten aan een nadere analyse onderwerpen.
2.10.
De rechtbank zal bij deze analyse ook de bevindingen van de eerdere rapporten betrekken, nu de inhoud van die rapporten door partijen in hun laatste conclusies zijn verwerkt.
2.10.1.
In het rapport van CED staat over de brandoorzaak:
“(…) 3.2. Onderzoek brand.
Op basis van het aangetroffen brandbeeld (brandverloop, de wijze van inbrandingen etc.) kon door mij worden vastgesteld dat de brand was ontstaan in de werk- studeerkamer aan de rechterzijde van het appartement op de 1e verdieping van het pand.
De brand was korte tijd na het ontstaan uitslaand geworden en breidde aan de achterzijde uit naar de naast en hoger gelegen appartementen.
In de betreffende kamer mocht door mij geen uitgebreid onderzoek worden ingesteld naar de oorzaak van de brand. De bewoner, die zelf niet verzekerd was, verleende daarvoor geen toestemming omdat hij het graag door TNO wilde laten doen.
Zonder de brandresten te beroeren kon wel worden vastgesteld dat de brand was ontstaan aan de linkerzijde van die kamer. Aan die zijde stond het bureau met daarop de laptop en de overige apparatuur. Aan de wand hing een tv en rechts naast het bureau stond de kast met daarin de audioapparatuur. De brand had zich vanaf die zijde kegelvormig (▼) opgebouwd.(…)”.
2.10.2.
Lengkeek heeft het volgende geconcludeerd:
“(…) Op grond van de beschikbare gegevens kan naar onze mening echter niet geconcludeerd worden dat de brand is ontstaan door (zelf)ontbranding van de Apple laptop en zoals al is aangegeven in het door ons aangehaald onderzoeksrapport (
het rapport van CED, toevoeging rechtbank) is een veelheid aan elektrische oorzaken denkbaar. (…)”
2.10.3.
Vervolgens heeft [getuige 4] geconcludeerd:
“(…) 4. Onderzoek door DGMR
Analyse van de brandsporen in de werkkamer van [eiser] bevestigen een brandhaard op de plaats waar het bureau zich heeft bevonden. Op enige hoogte van de grond is het pleisterwerk van de gemetselde muur verdwenen. Dit duidt op een brand die in aanvang en ontwikkeling op enige hoogte moet hebben gewoed waardoor aannemelijk is dat de brand op het bureaublad is aangevangen en niet onder het bureau. Aangezien er feitelijk op het moment van het ontstaan van de brand alleen de MacBook notebook werkend was is een nader onderzoek ingesteld naar deze notebook.
De resten van de MacBook notebook zijn in de brandresten aangetroffen en aan DGMR ter beschikking gesteld voor nader onderzoek. Het apparaat is ernstig door inwerking van vuur aangetast.
Het schadebeeld is echter niet egaal van intensiteit. Indien de notebook is blootgesteld aan de algemene brandomstandigheden van een brand in de werkkamer dan zou een min of meer egaal schadebeeld mogen worden verwacht. Dit is echter niet het geval. De meest intense schade wordt waargenomen in het midden en aan de voorzijde van het bedieningsvlak van de notebook. Hier bevindt zich de muisbediening en daaronder de accu van de notebook. Op deze plaats is de aluminium beplating helemaal weggesmolten en niet meer aanwezig. In relatie tot de rest van de notebook is deze schade zeer lokaal te noemen. (…). Indien een van de overige op het bureau aanwezige apparaten de brand zou hebben veroorzaakt dan zou een specifieke inbranding aan de zij- of achterkant (van de,
toevoeging rechtbank) notebook kunnen worden verwacht. Een specifieke inbranding aan de middenvoorzijde van de notebook is niet verklaarbaar aangezien de notebook zich aan de voorzijde van het bureau bevond en er aan die zijde geen brandbaar materiaal bevond die bij brand de specifieke aantasting kan veroorzaken. De schade op deze plaats in het apparaat is beter verklaarbaar indien de brand in de notebook, en dan middenvoor in het apparaat is ontstaan. (…)
5. Conclusie
(…)
Op basis van het hierboven genoemde informatie is het zeer waarschijnlijk dat de brand zoals deze op 3 augustus 2007 heeft gewoed zijn oorsprong heeft gehad in de in werking zijnde MacBook notebook computer.
(…)”
2.10.4.
Vervolgens noteert [bedrijf] in haar eerste rapport:
“(…)
5.3.
Any laptop computer or similar construction would end up with much the same appearance after been involved in a fire which generated as much heat as this one.
5.4.
It is noted that neither report has considered the effects of carelessly discarded smoking materials.
5.5.
In my opinion, there are too many uncertainties arising from these two reports to be able to claim that any one electrical item was responsible for causing this unfortunate fire. A full examination of all electrical equipment has not been carried out and it is therefore not possible to determine with any reasonable degree of confidence the item which started the fire.
(…)”
2.10.5.
In het rapport van [X] van [bedrijf], dat is opgemaakt na de getuigenverhoren, wordt het volgende vermeld. Het restant is door [eiser] zelf bij [X] afgeleverd. [eiser] heeft deze onderzoeker ook informatie verstrekt. Op het restant is geen serienummer ontdekt. Evenmin waren er restanten van de accu of batterij. Dat gold ook voor de hard disk drive van de laptop. Met betrekking tot de hard disk drive merkt de onderzoeker op in 2.15:
“This is surprising since its case would have been made of steel and therefore not susceptible to melting in the fire, and it should have been fixed to the lower pan by two screws.”
Vervolgens wordt genoteerd:
“2.16. Three sides of the battery compartment which was formed from the bottom pan, showed no
signs of having melted or having been distorted by heat. The fourth side at the front edge of the body
was completely missing which was consistent with a continuous line of heat damage to the front
edge. 1f you observe the front edge of the base pan there is clear melting of the aluminium case in
front of the hard disc drive to the right and the optical drive to the left. The parts of the case were
originally joined to and supported the thin section of aluminium which formed the fourth side of the
battery compartment. The level of radiant heat which caused the observable melting on the two sides
would have also caused the thin section in front of the battery compartment to melt away.
2.17.
Heat damage (melting) was particularly noticeable to the front left and to the front right corners
of the main body bottom pan.
2.18.
There was also some heat damage and melting to the right hand edge of the body.
2.19
At the back of the main body, in the area where the 1id would have been fixed, there
were the remains of a thin plastic film which was probab1y a connector to the screen and a
plastic louvre where excess heat would have been discharges by the cooling fan.
2.20.
The underside of the computer. i.e. the surface which would have rested on a table was largely free from damage except for some smoke staining and the previously mentioned damage to the corners.
(…)
3. Discussion
3.1.
The computer has been extensively and uniformly damaged by fire.
3.2.
The room of origin appears to have reached the stage of flashover which will have been
responsible for the extensive damage to all furniture and equipment within.
3.3.
This fact seems to be acknowledged by all experts who have commented on this fire.
3.4.
This point is of great significance when interpreting post fire indicators such as damage
patterns to individual items within the affected room.
3.5.
Before flashover, burning patterns on individual items within a room can be very
reliable indicators of the point of origin of a fire.
3.6.
Flashover is the effect which occurs when a fire becomes established in one part of a
room and as burning progresses, there is a continual build up of hot gases which collect just
below the ceiling of the room and spread across the whole area of the ceiling. These gases
are very hot and radiate this heat back down towards the floor. Eventually this radiated beat
has sufficient energy to ignite or melt other items within the room.
3.7.
After flashover, local burning patterns can be altered or completely obscured and
thus considered less reliable.
3.8.
Mr [eiser] confirmed to me that the lid of the computer was in the raised
position when he left the apartment. When 1 held the lid at an angle of approximately 90 to
the main body he agreed that this was about right. The damage to the two corners of the lid
in this upright position therefore suggest that the melting was caused by radiated heat from
above the lid being in this position will also have produced some protection to the part of
the body next to the hinge. This is demonstrated by the presence of a small amount of plastic
material near to the hinge.
3.9.
A radiant heat source from above the computer will, if of sufficient intensity cause the exposed
surface nearest to the heat source i.e. the uppermost edge. To rise in temperature until it
approaches its melting point corners are always more susceptible to heat absorption under
these circumstances since they have more surface area and are able to absorb extra heat
from the adjacent edge which forms the corner. If subjected to uniform heat flux, the corners
will always melt first and produce the pattern of damage observed in this example.
3.10.
If it is assumed that the fire started in the battery compartment and eventually broke
through the top cover around the track pad, the fire and more importantly the heat would
have vented upwards and would have had little impact on the aluminium parts of the lid
although there may have been sufficient heat to crack the glass LCD panel. The LCD panel
would in fact provide some thermal protection to the aluminium lid.
(…)
3.12.
If however it is assumed that that the battery was the source of ignition I would have
predicted that the pattern of damage to the lid would have been different to the actual
damage of the exhibit. With the lid closed the glass LCD panel would be expected to crack
due to the heat but it would still remain largely in place and provide a good deal of thermal
protection to the aluminium outer surface of the lid. The most likely spread of fire in this
circumstance would be outwards i.e. towards the front of the computer in the centre and thus
any damage to the lid would be centred on the area above the battery compartment. This
would result in a greater degree of damage to the central part of the lid and less so at the
right and left hand sides. This is the opposite way round to that which has been observed.
3.13.
The almost complete destruction of the top layer of the top case indicates that this
damage was also likely to have been caused by radiant heat from above. This was
unprotected by the lid since the lid was open.
3.14.
Continued radiant heat from above will then start to melt the unprotected corners and
edges.
3.15.
The two front corners and the front edge of the main body have been damaged by heat
and some of the aluminium has been lost through melting. It is also noticeable that the entire
right hand edge has just started to melt. When a solid object is exposed to radiant heat, its
unprotected corners and then its edges are always the first parts to melt.
3.16.
Three sides of the battery compartment show no signs of melting. The fourth side of
the compartment. which consisted of a thin aluminium strip that also formed the front edge
of the computer body. is missing. It is likely that this edge may have completely melted due
to the action of downward radiant heat as its thin profile would have made it more
vulnerable than other thicker sections. There is also a possibility that it might have become
detached from the two damaged corners at either side and was lost if we accept Mr Van den
Broeks statement that the computer was cleared from the room after the fire.
(…)
3.20.
If, for the sake of argument, if t is assumed that the battery did initiate the fire, then
there has to be a credible pathway for the fire to follow, from the battery to the exterior.
3.21.
If a fault in the lithium battery had initiated a fire which was sufficiently hot to melt
the aluminium around the track pad and the top case, some degree of damage to all the
aluminium walls of the battery compartment in the bottom pan would have been expected
yet this was not the case.
(…)
3.24.
Assuming that the laptop was indeed on a wooden table tap when the fire started, it important to observe the damage to the underside of the computer. 1 noted that the underside of the computer was largely free from fire damage and had clearly been protected from the heat by being in contact with the table. This seems to be inconsistent with fire burning downwards from the battery despite the fact that this was the most direct pathway for the escape of fire. It is therefore very unlikely that the table top itself caught fire while the laptop was resting upon it. The table top was not to my knowledge recovered from the fire scene.
(…)
4. Conclusions
4.1.
The room in which the fire originated reached the condition of flashover and this does
account for the observed damage to the laptop. The almost uniform damage to the upper
aluminium layer and to the keys of the top case indicate that this was attacked by an external
heat source (i.e. the flashover).
4.2.
The front edge of the raised computer lid was closest to the radiated heat from above
and would be expected to have melted in the observed pattern with the corners being the
most susceptible to melting damage due to the increased surface area at a corner and
therefore ability to absorb heat.
4.3.
Overall, the damage appears to have resulted from external fire attack from above. The
lack of fire damage to the underside of the laptop is inconsistent with fire starting in the
battery.
4.4.
There is a lack of positive evidence to convincingly conclude that the battery was the
source of ignition. Most importantly, neither the whole battery nor its non combustible
component parts were ever recovered from the scene. There are a number of non-
combustible components inside a battery and these will be present somewhere in the debris
since the fire will not destroy them. Previous personal experience of lithium battery fires
from a range of manufacturers has shown that the battery is never completely destroyed and
there are always component parts ranging from internal electrodes to complete cells. (A
computer battery pack is constructed from a series of individual lithium cells).
4.5. 1
f it is supposed that the battery did initiate the fire, there is a lack of supporting
evidence of damage to the sides of the battery compartment and of significant structural
damage to most of the underside of the computer. There is no convincing pathway by which
fire could have spread from the battery compartment.
4.6.
It is therefore not possible to state with any reasonable degree of certainty that the
battery was the cause of this fire.“
2.11.
De rechtbank brengt in herinnering dat [eiser] tijdens de comparitie van partijen heeft verklaard dat hij een van de hard discs die in zijn werkkamer aanwezig waren, maar niet die afkomstig van de MacBook, had opgestuurd naar een onderzoeksbedrijf in de Verenigde Staten van Amerika. Hij hoopte dat daarop gegevens te vinden zouden zijn over de brand, omdat in zijn kamer camera’s hingen, waarvan de beelden op een van die hard discs zouden kunnen staan. [eiser] is hierop in het verdere verloop van de procedure niet meer teruggekomen, zodat de rechtbank ervan uit gaat dat dat onderzoek geen informatie heeft opgeleverd die voor de beoordeling van de brand van belang zijn.
2.12.
De rechtbank komt op grond van deze rapporten tot de conclusie dat niet met een voldoende mate van waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat de brand is ontstaan als gevolg van een gebrek van de batterij van de MacBook en daardoor dat [eiser] niet is geslaagd in het leveren van het hem opgedragen bewijs. De rechtbank overweegt naar aanleiding van de diverse rapporten als volgt.
2.12.1.
Uit het rapport van CED kan die conclusie in het geheel niet worden getrokken, omdat de onderzoeker daar niets over zegt. Wel kan worden vastgesteld dat deze onderzoeker de brandhaard is ontstaan aan de linker zijde van de werkkamer en dat aan die zijde het bureau stond met daarop de laptop en de overige apparatuur.
2.12.2.
Lengkeek komt evenmin tot de conclusie komen dat de brand is ontstaan door zelfontbranding van de MacBook. Er is volgens dit rapport een veelheid aan elektrische oorzaken denkbaar.
2.12.3.
[getuige 4] concludeert in het DGRM-rapport dat het zeer waarschijnlijk is dat de brand zijn oorsprong heeft gehad in de in werking zijnde MacBook. Hij heeft zijn rapport uitgebracht op basis van het rapport van CED, het restant van de MacBook en van [eiser] afkomstige informatie. Op grond van deze informatie heeft de onderzoeker aangenomen dat de brand op het bureaublad is begonnen en niet eronder. Ook is hij ervan uitgegaan dat op dat moment alleen de MacBook in werking was. Voor zijn conclusies dat het hoogst waarschijnlijk is dat de brand in de laptop was begonnen verwijst de rechtbank naar de weergave in rov. 2.10.3 van dit vonnis. Met name zijn uitgangspunt dat de meest intense schade wordt waargenomen in het midden van de MacBook, op de plek waar zich ook de accu van de MacBook bevindt, vindt [getuige 4] het “beter verklaarbaar indien de brand in de notebook, en dan middenvoor in het apparaat, is ontstaan.” Over zijn rapport heeft [getuige 4] als getuige verklaard dat de MacBook in een volledig ontwikkelde brand is geweest. De deksel ervan is aan de randen gesmolten. Je kunt zien dat de MacBook vanuit het midden aan de voorkant symmetrisch is aangetast. Bij een andere bron zou de laptop op een andere, niet symmetrische wijze zijn aangetast. De oorzaak moet bij de accu gezocht worden, die vooraan in het midden van MacBook zit. Die oorzaak past volgens hem bij het brandbeeld, waarbij van belang is dat volgens CED en volgens zijn analyse aan de hand van foto’s uit het totale brandbeeld volgt dat de brand op het bureau is ontstaan. Andere oorzaken heeft [getuige 4] niet kunnen vaststellen.
2.12.4.
Het eerste rapport van [X] ([bedrijf]) betrof feitelijk een beoordeling van de eerder gedane onderzoeken. Zijn conclusie is hiervoor in rov. 2.10.4 van dit vonnis weergegeven. Omdat een onderzoek naar alle aanwezige elektrische apparaten is uitgebleven kan een oorzaak niet worden vastgesteld.
Het tweede rapport van [X] is, net als dat van [getuige 4], gebaseerd op onderzoek op de restanten van de MacBook. Zijn bevindingen en conclusies zijn hiervoor in rov. 2.10.5 vermeld. De rechtbank merkt op dat zij de opmerkingen van [X] over het feit dat de accu niet is teruggevonden alle heeft weggelaten. Die opmerkingen en het debat daarover tussen partijen is naar het oordeel niet dragend voor de hierna te nemen beslissing, reden waarom dit punt verder niet onderzocht zal worden.
[X] heeft in zijn tweede rapport de diverse brandmogelijkheden onderzocht en de effecten ervan beschreven. Met name is hierbij van belang hetgeen hij beschrijft over de aard van de brand. Die leidde volgens [X] tot een enorme hitte, waardoor de hitte via de plafonds naar beneden is gestraald. Daaruit is de (door [getuige 4] als de symmetrisch aangeduide) schade aan de deksel van de laptop te verklaren. Die schade is volgens [X] nu juist niet te begrijpen uit de mogelijke accuontbranding, omdat dan een ander brandpatroon zichtbaar zou zijn geweest. Op grond van deze beschrijvingen komt hij tot de conclusie dat hij niet kan vaststellen dat de brand in of door de accu van de MacBook is ontstaan. Op grond van zijn waarnemingen aan de MacBook komt hij veeleer tot de conclusie dat de schade aan de MacBook is veroorzaakt door van buiten het apparaat komend vuur, zoals hiervoor is uitgelegd (punt 4.3 van het rapport).
2.13.
[getuige 4] heeft in zijn commentaar op het tweede rapport van [X] op enkele punten kritiek geuit. De rechtbank begrijpt dit commentaar aldus dat [getuige 4] van mening is dat [X] ten onrechte uitgaat van schade aan de laptop als gevolg van een geheel ontwikkelde brand en niet van een brand vanuit de accu van de MacBook. [getuige 4] gaat echter niet in op de gedetailleerde en beredeneerde omschrijving van de diverse ontstaansmogelijkheden van deze brand. Zijn opmerking dat [X] een brand ‘van boven’ beschrijft, is gebaseerd op een onjuiste lezing van het rapport van [X], waarin niet staat dat er een brand “van boven” is gekomen, maar dat door de geheel ontwikkelde brand ook de enorme hitte die is ontstaan naar beneden heeft gestraald, hetgeen volgens [X] is te zien aan de hand van het schadepatroon op de MacBook.
2.14.
De rechtbank neemt de conclusies van het rapport van [X] over, op grond waarvan het hiervoor reeds vermelde oordeel, dat [eiser] niet is geslaagd in het leveren van het bewijs, is genomen.
2.15.
De overige door [eiser] ter onderbouwing aangevoerde punten voor zijn conclusie dat hij het bewijs wel heeft geleverd, moeten worden verworpen. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Aangaande hetgeen de getuigen hebben verklaard (behoudens [getuige 4]) heeft de rechtbank hiervoor reeds geoordeeld.
Hetgeen [eiser] heeft aangevoerd in het kader van het vaststellen van de maatstaf voor de beoordeling van de brandoorzaak is reeds hiervoor in rov. 2.4 besproken. Voor een andere maatstaf is geen plaats. De voorbeelden die [eiser] heeft gemeld komen alle uit verzekeringszaken, waarbij een andere bewijslast en daarmee een andere bewijswaardering voorligt dan in de voorliggende zaak. Met [eiser] is de rechtbank van oordeel dat geen “wiskundig” bewijs gevraagd wordt, maar een wegstrepen van mogelijkheden om aldus tot de meest waarschijnlijke oorzaak te komen, zonder enige (overtuigende) technische aanwijzing, doet aan de in artikel 6:188 BW gegeven bewijslast geen recht.
Hetgeen [eiser] (opnieuw) heeft aangevoerd met betrekking tot de recall van batterijen van MacBooks door Apple c.s., kan evenmin bedragen tot het bewijs. Immers, niet is gebleken dat die recall te maken had met een gebrek in de batterijen van dergelijke MacBooks die mogelijk een veiligheidsrisico in zich droegen. Bovendien is niet komen vast te staan dat de MacBook van [eiser] tot de in die recall bedoelde serie MacBooks behoorde.
Tot slot is opnieuw gesproken over de van het internet afkomstige mededelingen dat personen volgens die mededelingen brandschade door accu’s in MacBooks hebben geleden, maar die mededelingen, die verder niet gecontroleerd zijn of anderszins gedocumenteerd, kunnen evenmin aan het gevraagde bewijs bijdragen.
2.16.
De conclusie moet luiden dat [eiser] niet is geslaagd in het hem opgedragen bewijs en dat zijn vordering op die grond moet worden afgewezen.
2.17.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Apple c.s. worden begroot op:
  • griffierecht € 4.951,00
  • salaris advocaat
Totaal €  17.795,00

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Apple c.s. tot op heden begroot op € 17.795,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Penders en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2013.