ECLI:NL:RBMNE:2013:2900

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
23 juli 2013
Zaaknummer
16/700030-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door moeder op dochter tijdens woordenwisseling

Op 23 juli 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 43-jarige vrouw, die op 2 januari 2013 haar dochter in IJsselstein heeft doodgestoken. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf voor doodslag. Tijdens een heftige woordenwisseling heeft de verdachte een mes gepakt en haar dochter, die haar naar zich toe trok, in de buik en borst gestoken. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor voorbedachte rade, maar dat er wel sprake was van opzet. De verdachte heeft verklaard dat zij het mes niet met de intentie om te steken heeft gepakt, maar dat de situatie escaleerde. De rechtbank heeft de psychische toestand van de verdachte meegewogen in de uitspraak, waarbij werd vastgesteld dat zij verminderd toerekeningsvatbaar was door een recidiverende depressieve stoornis. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie, die zeven jaar gevangenisstraf had geëist, aanzienlijk gematigd en kwam tot een straf van drie jaar. De uitspraak benadrukt de complexiteit van de zaak, waarin zowel de emotionele als de juridische aspecten van de situatie van de verdachte en het slachtoffer een rol speelden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700030-13 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 23 juli 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats](Marokko),
gedetineerd in PI Overijssel, PIV te Zwolle.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2013 en 9 juli 2013. De verdachte is op de terechtzitting van 9 juli 2013 in persoon verschenen en heeft zich laten bijstaan door mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 2 januari 2013 te IJsselstein [slachtoffer ]heeft doodgestoken.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 2 januari 2013 heeft in de woning van verdachte te IJsselstein een incident tussen verdachte en haar dochter [slachtoffer ] plaatsgevonden. Tijdens een woordenwisseling met haar dochter heeft verdachte een mes uit de badkamer gepakt. [2] [slachtoffer ] heeft twee messteken opgelopen, één in haar buik en één in haar borstkas. [slachtoffer ] is ten gevolge van deze messteken overleden. [3]
4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het impliciet primair ten laste gelegde (moord), omdat het wettig en overtuigend bewijs daartoe ontbreekt. De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde (doodslag) heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat zowel het impliciet primair ten laste gelegde (moord) als het impliciet subsidiair ten laste gelegde (doodslag) niet bewezen kan worden verklaard, zodat verdachte moet worden vrijgesproken.
De verdediging heeft aangevoerd dat opzet op de dood van [slachtoffer ] niet bewezen kan worden, nu de eerste steekwond door toedoen van [slachtoffer ] zelf is ontstaan en niet duidelijk is wat er daarna precies is gebeurd. Verdachte heeft het mes niet gepakt om te steken maar om een statement te maken. Mogelijk is [slachtoffer ] gevallen of is zij tijdens de worsteling of schermutseling per ongeluk in de borststreek geraakt. Er is sprake van een ongeluk met fatale afloop, aldus de verdediging
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat die erop duiden dat er sprake was van voorbedachte raad bij verdachte om [slachtoffer ]van het leven te beroven. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het impliciet primair ten laste gelegde.
Bewijs
Verdachte heeft bij de politie over het incident met [slachtoffer ] op 2 januari 2013 verklaard dat, nadat [slachtoffer ] tijdens de ruzie tegen verdachte zei “opkankeren” en “ik maak je af”, zij, verdachte, naar de badkamer is gegaan om een mes te pakken en met dit mes naar [slachtoffer ] kamer is gelopen. [4]
Over hetgeen vervolgens is gebeurd heeft zij verklaard (letterlijk weergegeven):
‘En voordat ik het wist had ik die mes in mijn handen en zij zat op het bed. Ik schreeuw tegen haar: “Hier als je mij wilt afmaken doe het dan, misschien krijg je dan spijt en dan komt het wel goed met je.” Opeens stond zij op van het bed en trok mij naar zich toe, maar ik had die mes. (…) Ze trok me naar zich toe. (…)’ [5] En vervolgens:
‘Ze zat daar, ze stond … toen zij mij naar zich toe trok… in haar buik. (…) en zei ze van: “nu heb je me, nu heb je me (…) gestoken… nu ga ik weg, naar [naam] d’r vader… en toen heb ik volgens mij, ik weet het niet. Het werd opeens zo grijs, zo zwart.’ [6]
Op de vraag: ‘Raak je haar op het moment dat [slachtoffer ] je naar haar toe trok?’, antwoordt verdachte bij de politie: ‘Volgens mij wel, want daarna hield ze zich zo vast
(verdachte doet beide armen om haar buik).’ [7]
Verder heeft verdachte bij de politie [8] en ook ter terechtzitting op 9 juli 2013 verklaard dat toen [slachtoffer ] naar verdachte toe kwam, zij, verdachte, zag dat een heleboel bloed uit [slachtoffer ] borst en uit haar buik kwam. Vervolgens viel [slachtoffer ] in verdachtes armen en viel zij met [slachtoffer ] neer.
Bij gerechtelijke sectie werden bij [slachtoffer ] letsels A en B vastgesteld, welke bij leven waren ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch scherprandig perforerend/ klievend geweld, zoals opgeleverd kan worden door een mes. [9]
In relatie met Letsel A
(borstkas links voor) was er een steekkanaal ter lengte van minimaal 2,5 cm. Om het steekkanaal was perforatie van: het onderhuidse weefstel, spierweefsel, borstklierweefsel, tussenribspieren links, het hartzakje, met perforatie van de rechterboezem van het hart net onder de klep van de longslagader. [10] Letsel A ging gepaard met onder andere perforatie van de rechter boezem waardoor bloedophoping in het hartzakje (harttamponade) en fors bloedverlies was ontstaan, waarmee het intreden van de dood zonder meer wordt verklaard door orgaanfunctiestoornissen en algehele weefselschade door doorgemaakt fors bloedverlies. [11]
In relatie met Letsel B (aan de buik rechts) was er een steekkanaal ter lengte van minimaal 3,5 cm. Het steekkanaal verliep door de buikwand en eindigde in de buikholte. [12] In relatie met letsel B waren geen belangrijke structuren geraakt. Echter door middel van opgetreden bloedverlies, hoewel minimaal, heeft dit letsel wel bijgedragen aan het intreden van de dood. [13]
Uit de aanvullende bevindingen van de patholoog-anatoom blijkt het volgende:
Letsel A duidt erop dat er kracht voor nodig is geweest om het steekkanaal te veroorzaken: er moet een perforatie tot stand komen van verschillende lagen, namelijk de huid, voorste rompwandspieren, borstvliezen en zelfs het hart. De krachtsinwerking duidt erop dat er ook fixatie van de structuur moet zijn geweest, die de kracht mede bepaalt.
Hetzelfde geldt voor letsel B, waarbij er tot in de buikholte een steekkanaal was van minimaal 3,5 cm, welke door verschillende structuren heen liep, zoals de huid, vetweefsel aan de buik en de spieren en het buikvlies. [14]
De patholoog-anatoom Soerdjbalie-Maikoe heeft ter terechtzitting van 9 juli 2013 verder het volgende verklaard.
De steekwond in het hart is de dodelijke steekwond geweest. Omdat de borstkas een holte is, was het steekkanaal niet helemaal tot aan het hart te volgen, maar het feit dat de boezem geperforeerd is geeft aan dat het kanaal ver de borstkas in was. Het steekkanaal in het hart was waarschijnlijk vele malen dieper dan de minimaal vastgestelde 2,5 cm. Het steekkanaal in de buik zal in verhouding minder lang zijn geweest omdat daar geen vitale delen zijn geraakt.
Uit ervaring is bekend dat om een lichaamsholte (zoals letsel A) te bereiken een substantiële krachtsinwerking vereist is. Dit betekent enerzijds een krachtsinwerking en anderzijds een weerstand, een fixatie van het mes. Gezien de lengte van het steekkanaal en het feit dat vitale delen geraakt zijn, zal voor het ontstaan van letsel A meer krachtsinwerking nodig geweest zijn dan voor het ontstaan van letsel B.
Nadere overwegingen
Oorzaak van de steekverwondingen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer ] twee steekwonden heeft opgelopen, te weten in haar buik (letsel B) en in haar hart (letsel A), waarvan letsel A de dodelijke steekwond is geweest. De verdediging heeft betoogd dat niet vastgesteld kan worden waardoor de steekwond in het hart is ontstaan en oppert andere mogelijke oorzaken dan een steekbeweging, zoals een val van [slachtoffer ] of een worsteling of schermutseling waarbij [slachtoffer ] geraakt zou zijn.
De rechtbank overweegt op grond van de verklaring van verdachte tijdens de verschillende verhoren, dat [slachtoffer ] in eerste instantie verdachte met het mes naar zich toe heeft getrokken, waarna [slachtoffer ] zei dat verdachte haar had gestoken, zich voorover boog en haar armen voor haar buik hield. Hieruit leidt de rechtbank af dat [slachtoffer ] op dat moment in haar buik was geraakt. Wat er daarna is gebeurd en hoe vervolgens de steekwond in het hart van [slachtoffer ] is toegebracht, kan uit de verklaring van verdachte niet duidelijk worden afgeleid. In haar eerste verhoor heeft verdachte verklaard dat zij denkt dat zij [slachtoffer ] toen zelf met het mes heeft gestoken, maar die verklaring van verdachte biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende zekerheid om voor het bewijs te dienen, in het bijzonder niet nu verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat zij zich niet kan herinneren hoe de tweede steekwond is ontstaan.
De rechtbank is echter van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte de steekwond in het hart van [slachtoffer ] heeft toegebracht. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Uit de verklaring van de patholoog volgt dat voor het ontstaan van de dodelijke steekwond in het hart enerzijds een substantiële krachtsinwerking en anderzijds een fixatie van het mes vereist was. Dit duidt erop dat enerzijds een beweging moet hebben plaatsgevonden en anderzijds het mes met de punt in de richting van het slachtoffer stevig en met kracht moet zijn vastgehouden of op andere wijze gefixeerd, zodat het mes voldoende weerstand bood.
Gelet op de verklaring van verdachte heeft verdachte als enige het mes gehanteerd.
Verder bevat het dossier geen aanwijzingen dat de steekwond in het hart door een eventuele val, of anders dan als gevolg van een steekbeweging zelf, veroorzaakt kan zijn. Ook zijn er geen sporen aangetroffen van een worsteling of van een aanval van [slachtoffer ] om het mes van verdachte af te pakken. Integendeel, nadat [slachtoffer ] voor het eerst was geraakt riep zij: “Nu kan ik weg”.
Bovendien volgt uit de verklaring van verdachte dat [slachtoffer ] (pas) in haar armen viel, nadat verdachte bloed ter hoogte van [slachtoffer ] borst en buik zag en dus nadat [slachtoffer ] met het mes in haar hart was geraakt.
Opzet en geestelijke stoornis
De eerste vraag die beantwoord dient te worden is of verdachte door het hiervoor omschreven handelen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Een eventuele geestelijke stoornis bij verdachte staat aan het aannemen van (voorwaardelijk) opzet niet in de weg. Een bewezenverklaring van opzet kan namelijk alleen dan niet worden aangenomen als bij de verdachte ten tijde van haar handelen ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de gevolgen daarvan zou hebben ontbroken. Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn. Ten aanzien van verdachte is geenszins gebleken dat bij haar ten tijde van de ten laste gelegde gedragingen ieder inzicht in de draagwijdte daarvan ontbrak.
Opzet en gevolg
Nu een eventuele geestelijke stoornis van verdachte de bewezenverklaring van opzet niet in de weg staat, ligt de vraag voor waarop het (voorwaardelijk) opzet van verdachte gericht is geweest.
Het is een feit van algemene bekendheid dat in de borstkas ter hoogte van de hartstreek vitale onderdelen van het menselijk lichaam aanwezig zijn en dit dus een zeer kwetsbare plek van het lichaam is. Gelet op de aard van de gedraging (het met kracht steken met een mes in de richting van de borstkas ter hoogte van de hartstreek) is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten kans dat [slachtoffer ] daardoor zou komen te overlijden. Door aldus te handelen heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer ] zou komen te overlijden en was aldus haar opzet voorwaardelijk op dat gevolg gericht. Dit gevolg heeft zich ook verwezenlijkt.
De rechtbank acht – gelet op het voorgaande – het impliciet subsidiair ten laste gelegde, te weten doodslag, wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 2 januari 2013 te IJsselstein, opzettelijk [slachtoffer ]van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet, die [slachtoffer ] met een mes, in de borstkas gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer ] is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
doodslag

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door forensisch
psycholoog P.E. Geurkink en psychiater drs. M.R. Weeda. Uit de door de genoemde
gedragsdeskundigen opgestelde rapportage blijkt het volgende.
Verdachte heeft in het verleden, zowel in haar jeugd als tijdens haar huwelijk, te maken
gehad met geweld en relatieproblemen. Zij nam binnen het gezin de zorg en opvoeding van
de kinderen vrijwel volledig op zich en verborg de problemen met haar kinderen voor haar
echtgenoot, uit angst voor zijn reactie. Er was sprake van diverse problemen met haar oudste
zoon, haar jongste zoon vroeg om extra aandacht vanwege zijn handicap en er waren forse
problemen met [slachtoffer ], zowel in de relatie met verdachte, als in de vorm van opstandig
gedrag op school en thuis.
Betrokkene heeft de neiging problemen naar de buitenwereld glad te strijken en zoveel
mogelijk zelf op te lossen. Bij voortduring van problemen kunnen bij betrokkene gevoelens
van machteloosheid, uitzichtloosheid en onzekerheid ontstaan, en is zij gevoelig voor het
ontwikkelen van depressieve episodes, hetgeen meermalen is gebeurd. Omdat zij bij
oplopende spanning en problemen neigt tot passiviteit en beperkt in staat is adequaat steun
te vragen en te ontvangen, wordt op zo’n moment haar psychische draagkracht chronisch
overvraagd en raakt zij psychisch uitgeput, wat leidt tot decompensatie en depressieve
episodes. Deze gaan gepaard met sombere stemming, gevoelens van onzekerheid, leegte en
uitzichtloosheid. Deze recidiverende depressieve episodes, steeds in reactie op grote
problemen binnen haar gezin, kunnen worden gezien als verdachtes psychische
kwetsbaarheid.
Verdachte verkeerde in de maanden voor het incident in een depressieve episode die ten tijde van het ten laste gelegde matig ernstig was. Zij ervoer gevoelens van leegte, wanhoop en uitzichtloosheid. Ook stond een overweldigend gevoel van psychische en lichamelijke vermoeidheid sterk op de voorgrond. Voorts ervoer zij prikkelbaarheid ten opzichte van haar kinderen en soms een rusteloos gevoel vanwege het vele gepieker. Ten tijde van het ten laste gelegde was sprake van een conflict met haar dochter [slachtoffer ]. Er waren al maanden bestaande ruzies en steeds verder oplopende problemen. Direct voorafgaand aan het ten laste gelegde was er een hevige, escalerende woordenwisseling, waarbij vanuit [slachtoffer ] sprake was van intense boosheid en kwetsende, confronterende woorden in de richting van verdachte. Verdachte ervoer op dat moment gevoelens van boosheid en verdriet, maar beschrijft vooral ook machteloosheid, vermoeidheid en het verlangen om “even te gaan liggen” en rust te krijgen.
De deskundigen concluderen dat bij verdachte sprake is van een recidiverende depressieve stoornis, matig ernstig van aard en voorts van een ouder-kindrelatieprobleem. De deskundigen adviseren verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van het ten laste gelegde feit te beschouwen.
De rechtbank neemt de gronden en overwegingen waarop de conclusies van de deskundigen berusten over en maakt deze tot de hare. Zij komt op basis daarvan echter tot een andere conclusie. De rechtbank is van oordeel dat de sterke vermoeidheid van verdachte en haar vanuit de depressie bestaande gevoelens van machteloosheid en uitzichtloosheid er toe hebben bijgedragen dat verdachte de ontstane situatie niet volledig heeft kunnen overzien en beperkt was in haar vermogen om het conflict op een adequate manier te beëindigen en verdere escalatie te voorkomen. De lichte agitatie vanuit de depressieve stoornis heeft betrokkene bovendien beperkt in haar impulscontrole. Het verband met de depressieve stoornis is hiermee derhalve aanwezig. Anders dan de deskundigen zal de rechtbank verdachte als
verminderd toerekeningsvatbaarbeschouwen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft tijdens een dramatisch incident haar dochter [slachtoffer ] van het leven beroofd.
Nadat zij nachtenlang niet had geslapen en de dag ervoor de emoties tussen haar en haar sterk puberende dochter al hoog waren opgelopen, heeft zij tijdens een ruzie met [slachtoffer ] in opperste radeloosheid een mes gepakt, met de bedoeling dat [slachtoffer ] verdachte neer zou steken. [slachtoffer ] trok verdachte echter naar zich toe, waardoor het mes in [slachtoffer ] buik terecht kwam. [slachtoffer ] schreeuwde daarop dat zijn nu weg kon, en andere kwetsende en confronterende woorden naar verdachte. Vervolgens werd het verdachte zwart voor ogen en stak zij [slachtoffer ] in een gemoedsopwelling met het mes in haar borst. Als gevolg hiervan is [slachtoffer ] overleden.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij in een ruzie met haar dochter een scherp mes heeft gepakt en daarmee een - voor hen beiden - levensgevaarlijke situatie heeft gecreëerd, die vervolgens door haar toedoen voor [slachtoffer ] fataal is afgelopen. Verdachte heeft met haar handelen de integriteit van leven van een jong meisje, van haar eigen dochter, in de ergste vorm geschaad.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 maart 2013, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld;
  • de door voornoemde deskundigen en de forensisch milieurapporteur W. van Kreel over verdachte opgemaakte triplerapportage, op grond waarvan de rechtbank verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht, en waaruit volgt dat de kans op recidive zeer klein is en dat er geen noodzaak bestaat om een behandeling in een juridisch kader te adviseren,
  • het verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 17 mei 2013, opgemaakt door M. Pieffers, reclasseringswerker, waaruit volgt dat een onderzoek naar op te leggen bijzondere voorwaarden gezien de uitkomst van de triplerapportage niet zinvol wordt geacht.
De rechtbank slaat voorts acht op het feit dat de familieleden van verdachte ook de benadeelden in deze zaak zijn, hetgeen het verdriet in deze zaak extra groot maakt.
De oudste dochter van verdachte, tevens zus van [slachtoffer ], heeft ter terechtzitting beschreven hoeveel pijn en verdriet het incident op 2 januari 2013 het gezin van verdachte heeft bezorgd. Het gezin is sindsdien niet alleen hun dochter en zusje kwijt, maar ook missen zij - vooral de twee jongste kinderen - hun liefdevolle en betrokken moeder. De oudste dochter spreekt over een uit de hand gelopen ruzie met vreselijke gevolgen, die ook hun moeder nooit gewild heeft, een familiedrama met alleen maar slachtoffers. Het gezin koestert dan ook geen wrok of boosheid jegens verdachte. Integendeel, zij zien bij haar de grootste pijn en het grootste gemis. Volgens de oudste dochter is het leven dat zij nu leiden, zonder zus en zonder moeder, nauwelijks nog een leven te noemen. Zij heeft verder verklaard dat onjuiste berichtgeving in de media het gezin bij dit alles onnodig extra leed heeft bezorgd.
De rechtbank neemt ten gunste van verdachte in aanmerking het schuldbesef bij verdachte en haar enorme spijtgevoelens, waarvan ter terechtzitting is gebleken. Verdachte moet voortleven met het gegeven dat als gevolg van haar handelen haar dochter niet meer in leven is en dat zij daarmee haar gezin en zichzelf groot leed heeft aangedaan. Het verlies en de schuldgevoelens die zij ondervindt, zullen naar verwachting de rest van haar leven een zware belasting voor verdachte zijn.
Gelet op het voorgaande komt in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank aan strafdoelen zoals speciale preventie, vergelding of leedtoevoeging minder gewicht toe dan gebruikelijk is bij veroordeling voor ernstige strafbare feiten zoals doodslag. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de straf zoals door de officier van justitie gevorderd geen recht doet aan de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de persoon van de verdachte en de gevolgen die het feit heeft voor verdachte en haar gezin. De rechtbank vindt in de bijzondere omstandigheden van deze zaak aanleiding om de door de officier van justitie gevorderde straf sterk te matigen. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar passend en geboden.

9.Het beslag

9.1
Teruggave aan verdachte
Onder verdachte is een telefoon (merk Nokia) in beslag genomen. De rechtbank zal de teruggave van dit voorwerp aan verdachte gelasten, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
9.2
Teruggave aan [B]
Daarnaast is tijdens het onderzoek een telefoon (merk Samsung) van [B] in beslag genomen. De rechtbank zal de teruggave van dit voorwerp aan haar gelasten, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en zij als rechthebbende kan worden aangemerkt.
9.3
Teruggave aan de rechthebbende
Daarnaast zijn tijdens het onderzoek een cd-rom met familiefoto’s, een schrift en een telefoon (merk Blackberry) van [slachtoffer ] in beslag genomen.
De rechtbank zal de teruggave van deze voorwerpen aan de nabestaanden gelasten, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en de nabestaanden als rechthebbenden kunnen worden aangemerkt.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het impliciet primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
doodslag
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslag
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- telefoon Nokia
Gelast de teruggave aan [B] van:
- telefoon Samsung
Gelast de teruggave aan de nabestaanden van:
  • cd-rom met familiefoto’s van [slachtoffer ]
  • schrift van [slachtoffer ]
  • telefoon Blackberry van [slachtoffer ]
Dit vonnis is gewezen door M.C. Oostendorp, voorzitter, mr. J.P.H. van Driel van Wageningen en mr. P.L.C.M. Ficq, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Westerhout, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 juli 2013.
Mr. Ficq is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat
zij op of omstreeks 02 januari 2013 te IJsselstein, althans in Nederland,
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer ]van het leven
heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en
rustig overleg, die [slachtoffer ] (tweemaal) met een mes, althans een scherp
voorwerp, in de borstkas en/of de buikstreek, althans in het lichaam,
gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer ] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier van de politie regio Utrecht bevinden, dossier nummer 2013 001721 C, doorgenummerde pagina’s 1-906. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting op 9 juli 2013.
3.Proces-verbaal gerechtelijke sectie, bijlage: Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijke niet natuurlijke dood pagina 850.
4.Proces-verbaal van (tweede) verhoor van verdachte, pagina 49.
5.Proces-verbaal van (eerste) verhoor van verdachte, pagina 39.
6.Proces-verbaal van (eerste) verhoor van verdachte, pagina 40
7.Proces-verbaal van (tweede) verhoor van verdachte, pagina 50
8.Proces-verbaal van (tweede) verhoor van verdachte, pagina 50
9.Proces-verbaal gerechtelijke sectie, bijlage: Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijke niet natuurlijke dood, pagina 850
10.Proces-verbaal gerechtelijke sectie, bijlage: Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijke niet natuurlijke dood pagina 849
11.Proces-verbaal gerechtelijke sectie, bijlage: Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijke niet natuurlijke dood, pagina 850
12.Proces-verbaal gerechtelijke sectie, bijlage: Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijke niet natuurlijke dood, pagina 849
13.Proces-verbaal gerechtelijke sectie, bijlage: Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijke niet natuurlijke dood, pagina 850
14.Proces-verbaal gerechtelijke sectie, bijlage: Aanvullende bevindingen patholoog-anatoom, pagina 880 en 881