ECLI:NL:RBMNE:2013:2896

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
23 juli 2013
Zaaknummer
C/16/13/763 F
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsverklaring en behandeling van schuldsaneringsverzoeken

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 juli 2013 een faillissementsverklaring uitgesproken voor de schuldenaar, die eerder meerdere verzoeken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling had ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar niet tijdig zijn verzoek tot schuldsanering heeft aangevuld, wat heeft geleid tot de niet-ontvankelijkheid van zijn verzoeken. Ondanks het feit dat er nog hoger beroep aanhangig was, heeft de rechtbank besloten de behandeling van het faillissementsrekest niet te schorsen. Dit is gedaan om de spoed en duidelijkheid in faillissementsprocedures te waarborgen, zoals vereist door de wet.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar in een toestand verkeert waarin hij heeft opgehouden te betalen. De verzoeksters, beide stichtingen, hebben summierlijk aangetoond dat zij vorderingsrechten hebben. De schuldenaar heeft ter zitting zijn betalingsproblemen toegelicht, maar heeft zich niet verweerd tegen de argumenten van de verzoeksters. De rechtbank heeft vervolgens besloten het faillissementsverzoek toe te wijzen, met inachtneming van de relevante artikelen van de Faillissementswet.

In de beslissing is de schuldenaar verklaard in staat van faillissement, is mr. D.M. Staal benoemd tot rechter-commissaris, en is mr. R. Dufour aangesteld als curator. De curator heeft de opdracht gekregen om de aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen te openen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 9 juli 2013.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/13/763 F

vonnis van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken,

in de zaak van:

de stichting

STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSVERVOER OVER DE WEG,
gevestigd te Amsterdam,
en

de stichting

STICHTING OPLEIDING- EN ONTWIKKELINGSFONDS BEROEPSGOEDERENVERVOER OVER DE WEG EN VERHUUR VAN MOBIELE KRANEN,
gevestigd te Amsterdam,
hierna: de verzoeksters,
advocaat: mr. J.A. Trimbach,
tegen

[naam],

wonende te [woonplaats],
hierna: de schuldenaar.

Verloop van de procedure

Het verzoekschrift tot faillietverklaring is op 23 januari 2013 ter griffie van deze rechtbank ingediend.
De griffier van deze rechtbank heeft de schuldenaar bij brief van 29 januari 2013 kennis gegeven dat hij binnen veertien dagen na de dag van dagtekening van die brief een verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kan indienen.
De schuldenaar heeft een eerste verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ingediend. Het verzoek is op 25 maart 2013 niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens heeft de schuldenaar nog een verzoekschrift ingediend dat op 3 april 2013 niet-ontvankelijk is verklaard. Tegen beide vonnissen heeft de schuldenaar hoger beroep ingesteld. Uit het arrest van het gerechtshof Arhnem-Leeuwarden locatie Arnhem van 20 juni 2013 blijkt dat het hoger beroep namens de schuldenaar ter zitting is ingetrokken.
Een derde verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft de rechtbank op 21 juni 2013 niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft de schuldenaar op 28 juni 2013 hoger beroep ingesteld. De schuldenaar heeft kenbaar gemaakt dat het hoger beroep dient op 29 augustus aanstaande.
Het verzoekschrift tot faillietverklaring is behandeld in raadkamer van deze rechtbank van
9 juli 2013. Verschenen zijn:
  • mr. J.A. Trimbach, namens de verzoeksters;
  • de heer[naam], de schuldenaar.

Beoordeling van het verzoek

Nu niet is gesteld of gebleken dat het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar zich in een andere lidstaat bevindt dan die waarin de schuldenaar gebruikelijke verblijfplaats heeft, gaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 3 van de EU Insolventieverordening uit van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter.
Hoewel er op dit moment nog hoger beroep aanhangig is, ziet de rechtbank geen aanleiding om de behandeling van het faillissementsrekest te schorsen totdat bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak is beslist op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
De schuldenaar heeft van de mogelijkheid gebruik gemaakt een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen, nadat ten aanzien van hem faillietverklaring is verzocht. Omdat de schuldenaar zijn verzoek niet binnen de in artikel 287 lid 2 Fw gestelde termijn heeft aangevuld, heeft de rechtbank het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Het feit dat de schuldenaar de kans om tot de schuldsaneringsregeling te worden toegelaten voorbij heeft laten gaan door zijn verzoek niet tijdig aan te vullen én het belang van de verzoeksters bij een (spoedige) beslissing op hun faillissementsverzoek brengen mee dat de rechtbank de behandeling van het faillissementsrekest thans niet zal schorsen.
Immers, deze schorsing zou dan worden gelast in verband met het hoger beroep tegen de
niet-ontvankelijkheid van het derde verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Een dergelijke gang van zaken is onverenigbaar met zowel de in faillissementsprocedures geboden spoed en duidelijkheid, als de strikte bepalingen die artikel 15b Fw stelt aan de mogelijkheid om nadat een faillissement is uitgesproken alsnog toepassing van de schuldsaneringsregeling te bewerkstelligen.
De rechtbank komt daarom toe aan een inhoudelijke behandeling.
Na summier onderzoek is gebleken van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Ook van de vorderingsrechten van de verzoeksters is summierlijk gebleken.
De schuldenaar heeft ter zitting toegelicht hoe zijn betalingsproblemen zijn ontstaan, maar zich niet verweerd tegen hetgeen namens verzoeksters is aangevoerd.
Het verzoek zal met inachtneming van het bepaalde bij de artikelen 1, 2, 4, 6 en 14 van de Faillissementswet worden toegewezen.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart
[naam], geboren op[1970] te [geboorteplaats] (Turkije), wonende [adres], [woonplaats],
voorheen vennoot van[A], gevestigd [adres], [woonplaats], ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Almere, onder nummer[nummer],
in staat van faillissement;
benoemt tot rechter-commissaris het lid van deze rechtbank, mr. D.M. Staal,
en stelt aan tot curator mr. R. Dufour, advocaat te Amersfoort;
geeft de curator last tot het openen van de aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Dijksterhuis en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2013 te 15.00 uur.