In deze tuchtrechtelijke procedure heeft de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) een klacht ingediend tegen een oud-notaris, die betrokken zou zijn geweest bij frauduleuze handelingen van een gefailleerd financieel adviesbureau. De KNB verzocht de Kamer van Toezicht om een onderzoek in te stellen naar de oud-notaris, wat resulteerde in een rapport van het Bureau Financieel Toezicht (BFT) na een onderzoek van meer dan twee jaar. Het rapport concludeerde dat er geen deugdelijke onderbouwing was voor de verwijten aan de oud-notaris, en dat het onderzoek niet voldeed aan de fundamentele eisen voor een dergelijke rapportage.
De oud-notaris heeft verweer gevoerd tegen de klachten, onder andere door te stellen dat de termijn voor het indienen van de klacht was overschreden. De Kamer van Toezicht oordeelde echter dat de klachten tijdig waren ingediend. De oud-notaris voerde ook aan dat het rapport van BFT ondeugdelijk was en dat zijn fundamentele rechten niet waren gewaarborgd tijdens het onderzoek. De Kamer van Toezicht concludeerde dat het rapport van BFT op verschillende gronden niet voldeed aan de eisen en dat de oud-notaris in een nadelige positie was geplaatst.
Uiteindelijk heeft de Kamer van Toezicht de klachten van de KNB en de bedenkingen van de waarnemend voorzitter ongegrond verklaard. De beslissing werd genomen op 29 maart 2013, waarbij de Kamer oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de verwijten aan de oud-notaris en dat de procedure niet had voldaan aan de vereisten voor een eerlijke behandeling.