ECLI:NL:RBMNE:2013:2825

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
16-657321-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige: beoordeling van bewijs en strafmaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren op 1 december 1992, had op 23 november 2011 seksuele handelingen verricht met een meisje, dat op dat moment veertien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een niet gering leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer, wat van belang is voor de beoordeling van de ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waarbij de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer zijn meegenomen. De officier van justitie stelde dat de seksuele handelingen wettig en overtuigend bewezen konden worden verklaard, terwijl de verdediging aanvoerde dat er geen sprake was van ontuchtige handelingen, gezien de affectieve relatie tussen de verdachte en het slachtoffer.

De rechtbank oordeelde dat de seksuele handelingen, ondanks de affectieve relatie, als ontuchtige handelingen moesten worden gekwalificeerd. Dit was te wijten aan het leeftijdsverschil en de bescherming die de wet biedt aan minderjarigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, met een vervangende hechtenis van 40 dagen, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder het feit dat hij op het moment van de feiten zelf ook nog jong was en niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van de seksuele integriteit van minderjarigen en de gevolgen van ontuchtige handelingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/657321-12 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 5 april 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te Bagdad (Irak) op [geboortedag],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [postcode] [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 maart 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. J.J.C. van Haren, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontucht heeft gepleegd met[slachtoffer], terwijl zij nog geen zestien jaar oud was, bestaande ondermeer uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer];

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat vast staat dat er tussen verdachte, die toentertijd achttien jaar oud was, en[slachtoffer], die toentertijd veertien jaar oud was, de ten laste gelegde seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van[slachtoffer]. De officier van justitie is van mening dat het leeftijdsverschil tussen verdachte en het slachtoffer zodanig is dat niet meer gesproken kan worden over een gering leeftijdsverschil. Tussen verdachte en het slachtoffer was evenmin sprake van een affectieve relatie. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er in casu wel sprake is van ontuchtige handelingen en hetgeen ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat het discutabel is of er in casu sprake is van ontuchtige handelingen. Het leeftijdsverschil tussen verdachte en het[slachtoffer] is vier jaar. Dit leeftijdsverschil is niet heel groot. Verdachte en[slachtoffer] hadden een relatie die zich kenmerkte door affectie over en weer. Verdachte en[slachtoffer] hebben gelijkluidende verklaringen afgelegd behalve wat betreft de vrijwilligheid van de handelingen. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de handelingen tussen verdachte en[slachtoffer] vrijwillig hebben plaatsgevonden.[slachtoffer] heeft immers de gelegenheid gehad zich te verzetten en kenbaar te maken dat de handelingen tegen haar wil waren. Uit haar verklaringen en uit de verklaringen van verdachte blijkt dat zij dat niet heeft gedaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Slachtoffer[slachtoffer], geboren op 26 november 1996 en destijds dus bijna 15 jaren oud, [2] had sinds een paar weken een relatie met verdachte, geboren op 1 december 1992 en destijds dus bijna 19 jaren oud [3] . [4] Op 23 november 2011 waren[slachtoffer] en verdachte na schooltijd samen op het schoolplein van het[naam] in Utrecht. Tussen verdachte en[slachtoffer] hebben op dat moment seksuele handelingen plaatsgevonden. Verdachte is het lichaam van[slachtoffer] binnengedrongen door zijn penis in haar vagina te duwen toen zij op haar rug op de pingpongtafel lag. [5] Verdachte heeft de borsten van[slachtoffer] gelikt [6] en heeft zich door haar laten aftrekken. [7]
Op grond van de aangifte van[slachtoffer] en de verklaringen die verdachte zowel bij zijn verhoor door de politie als ter terechtzitting van 22 maart 2013 heeft afgelegd, acht de rechtbank bewezen dat verdachte, toen hij achttien jaar oud was, de ten laste gelegde seksuele handelingen heeft gepleegd met de toen veertienjarige[slachtoffer].
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij geen ontuchtige handelingen heeft verricht aangezien er sprake was van een affectieve relatie. Volgens hem heeft[slachtoffer] bovendien met de seksuele handelingen ingestemd. In onderhavige zaak dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de door verdachte gepleegde seksuele handelingen een ontuchtig karakter dragen.
De rechtbank overweegt hierbij dat artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd - in het algemeen - geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken. Onder omstandigheden kan bij seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en de zestien jaren het ontuchtige karakter ontbreken. Dat kan het geval zijn indien die handelingen vrijwillig hebben plaatsgevonden tussen personen die slechts in een geringe mate van leeftijd verschillen en een affectieve relatie hebben gehad.
De rechtbank constateert ten aanzien van de vrijwilligheid van de seksuele handelingen dat de daarover door[slachtoffer] en door de verdachte afgelegde verklaringen lijnrecht tegenover elkaar staan. Er is geen objectief bewijsmiddel voorhanden dat één van beide verklaringen ondersteunt. Uit de verklaringen van verdachte en[slachtoffer] leidt de rechtbank af dat tussen verdachte en[slachtoffer] sprake was van een affectieve relatie, waarin zij elkaar kusten en betastten. Verder spraken zij via facebook met elkaar over verdergaande seksuele handelingen. Voor zover[slachtoffer] de seksuele handelingen – zoals ten laste gelegd – onvrijwillig verrichte dan wel onderging, kan door de rechtbank niet worden vastgesteld of deze onvrijwilligheid voor verdachte kenbaar was.
Echter, gebleken is dat[slachtoffer] ten tijde van het seksuele contact vier jaar jonger was dan de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is het verschil in leeftijd tussen een veertienjarige en een achttienjarige niet aan te merken als een gering leeftijdsverschil op grond waarvan de seksuele integriteit van aangeefster geen bescherming (meer) zou behoeven. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking de levensfase waarin een
veertienjarige zich bevindt, waarin diens seksuele ontwikkeling veelal nog volop gaande is. Nu er sprake is van een niet gering leeftijdsverschil tussen verdachte en[slachtoffer] merkt de rechtbank de door verdachte bij[slachtoffer] gepleegde seksuele handelingen aan als ontuchtige handelingen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 23 november 2011 te Utrecht, met[slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handeling heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die[slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in haar vagina geduwd en haar borsten gelikt en zich door haar heeft laten aftrekken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis. Daarnaast dient te worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de voorwaarden dat verdachte zich meldt bij de reclassering zo frequent als de reclassering dit gedurende de proeftijd nodig acht en zich laat behandelen bij De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorg.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de rechtbank bij de strafoplegging rekening dient te houden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Het verzoek is om verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met een meisje dat op dat moment veertien jaar oud was, terwijl verdachte op dat moment achttien jaar was. Door zijn handelingen heeft verdachte veronachtzaamd dat er sprake was van een door de wet strafbaar gestelde ongelijkwaardige relatie, waarin per definitie sprake was van een meerderjarige die een te groot overwicht heeft op de minderjarige.
Uit de slachtofferverklaring is gebleken dat het slachtoffer heeft geleden onder de hiervoor bewezen verklaarde seksuele handelingen zoals die tussen verdachte en haar zijn voorgevallen. Daardoor heeft verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast. Dit kan een normale en gezonde seksuele ontwikkeling van het jonge slachtoffer doorkruisen. De gevolgen die de handelingen van verdachte op het leven van het slachtoffer hebben gehad en nog zullen hebben rekent de rechtbank verdachte aan.
In strafmatigende zin zal de rechtbank rekening houden met het feit dat verdachte ten tijde van het feit zelf pas achttien jaren oud was, alsmede met het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 februari 2013 waaruit volgt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest voor het plegen van strafbare feiten. Verdachte heeft weliswaar een grens overschreden door seksuele handelingen te verrichten met een veertienjarige, maar daar staat tegenover dat verdachte zelf op seksueel gebied nog in ontwikkeling is en de gevolgen van zijn handelen onvoldoende heeft kunnen voorzien. De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat verdachte op 2 juli 2012 voor het eerst is gehoord over dit feit –gepleegd op 23 november 2011 -, maar dat het vervolgens enige tijd heeft geduurd voordat de zaak op zitting is aangebracht. Verdachte heeft in die tijd in onzekerheid en onder de druk van een mogelijke vervolging geleefd. Hiermee houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening bij de strafmaat.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank anders dan de officier van justitie niet uitgaat van onvrijwilligheid van de seksuele handelingen. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een werkstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen 40 dagen hechtenis. De rechtbank is van oordeel dat deze straf de ernst van het bewezen verklaarde feit voldoende tot uitdrukking brengt

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij[slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1109,75, waarvan € 109,75 voor materiële schade en € 1000,00 voor immateriële schade, gevoegd in het strafproces.
9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 1068,89 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. De officier van justitie is van mening dat de kosten voor misgelopen arbeidsuren van de moeder van de benadeelde partij niet voor vergoeding in aanmerking komen en is van mening dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in dat deel van de vordering.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat slechts de kosten voor de zwarte broek á € 20,00 kunnen worden toegewezen. De verdediging verzoekt om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in het overige deel van de vordering.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 568,89 een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit, waarvan € 68,89 ter zake van materiële schade (zware broek en reiskosten) en € 500,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht de rechtbank tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 23 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de gevorderde misgelopen arbeidsuren van de moeder van de benadeelde partij van € 40,86 nu dit geen rechtstreekse schade betreft die door het strafbare feit aan de benadeelde partij is toegebracht.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren nu behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit
een werkstraf van 80 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast van
40 dagen.
Wijst de vordering van[slachtoffer] toe tot een bedrag van € 568,89 (vijfhonderd achtenzestig euro negenentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 23 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan[slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van[slachtoffer], € 568,89 (vijfhonderd achtenzestig euro negenentachtig cent) aan de Staat te betalen,vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 23 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van 11 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. van Riemsdijk, voorzitter, mrs. P.L.C.M. Ficq en P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 april 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
hij op of omstreeks 23 november 2011 te Utrecht, met[slachtoffer], die de
leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die[slachtoffer], hebbende verdachte
zijn penis in haar vagina geduwd/gebracht en/of haar borsten gelikt en/of zich
door haar laten aftrekken, althans zijn penis laten betasten.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aangifte[slachtoffer] nr. PL0981 2011279941-1, blz. 25 van het proces-verbaal nr. PL0981 2011279941.
3.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] nr. PL0981 2011279941-9, blz. 47 van het proces-verbaal nr. PL0981 2011279941.
4.Proces-verbaal aangifte[slachtoffer] nr. PL0981 2011279941-1, blz. 31 van het proces-verbaal nr. PL0981 2011279941.
5.Proces-verbaal aangifte[slachtoffer] nr. PL0981 2011279941-1, blz. 28 van het proces-verbaal nr. PL0981 2011279941.
6.Proces-verbaal aangifte[slachtoffer] nr. PL0981 2011279941-1, blz. 29 van het proces-verbaal nr. PL0981 2011279941.
7.Proces-verbaal aangifte[slachtoffer] nr. PL0981 2011279941-1, blz. 30 van het proces-verbaal nr. PL0981 2011279941.