In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren op 1 december 1992, had op 23 november 2011 seksuele handelingen verricht met een meisje, dat op dat moment veertien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een niet gering leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer, wat van belang is voor de beoordeling van de ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waarbij de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer zijn meegenomen. De officier van justitie stelde dat de seksuele handelingen wettig en overtuigend bewezen konden worden verklaard, terwijl de verdediging aanvoerde dat er geen sprake was van ontuchtige handelingen, gezien de affectieve relatie tussen de verdachte en het slachtoffer.
De rechtbank oordeelde dat de seksuele handelingen, ondanks de affectieve relatie, als ontuchtige handelingen moesten worden gekwalificeerd. Dit was te wijten aan het leeftijdsverschil en de bescherming die de wet biedt aan minderjarigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, met een vervangende hechtenis van 40 dagen, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder het feit dat hij op het moment van de feiten zelf ook nog jong was en niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van de seksuele integriteit van minderjarigen en de gevolgen van ontuchtige handelingen.