ECLI:NL:RBMNE:2013:2795

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
16-995031-11
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens leidinggeven aan een onderneming die in strijd met de Wet milieubeheer bemiddelt bij het beheer van bedrijfsafvalstoffen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die als bedrijfsleider van CAV Agrotheek B.V. werd beschuldigd van het feitelijk leidinggeven aan de onderneming bij het bemiddelen in strijd met de Wet milieubeheer. De verdachte werd beschuldigd van vier feiten, waaronder het geven van leiding aan de onderneming bij het saneren van olietanks zonder de vereiste vergunningen en het gebruik van valse tanksaneringscertificaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet opzettelijk de wet heeft overtreden, maar dat hij wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden handelingen van CAV Agrotheek. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de eerste drie tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het vierde feit, namelijk het opzettelijk bemiddelen bij het beheer van bedrijfsafvalstoffen zonder de vereiste vergunning. De rechtbank heeft de verdachte een voorwaardelijke geldboete opgelegd van € 150,00 met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de gedateerdheid van de feiten en het blanco strafblad van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/995031-11 [P]
vonnis van de meervoudige economische kamer d.d. 20 maart 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1958] te[geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats].
Raadsman mr. dr. H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: leiding, dan wel opdracht heeft gegeven aan CAV Agrotheek om in strijd met de Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor tanksanering HBO/Diesel te handelen.
Feit 2: leiding, dan wel opdracht heeft gegeven aan CAV Agrotheek om valselijk opgemaakte tanksaneringscertificaten te doen gebruiken.
Feit 3: leiding, dan wel opdracht heeft geven aan CAV Agrotheek om strijd met de Wet Milieubeheer olietanks te saneren dan wel te reinigen.
Feit 4: leiding, dan wel opdracht heeft gegeven aan CAV Agrotheek om in strijd met de Wet Milieubeheer te bemiddelen bij het beheer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.

3.De voorvragen

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vervolging, omdat door een daartoe bevoegd te achten opsporingsfunctionaris de toezegging is gedaan of de bindende verwachting is gewekt dat geen strafvervolging zou worden ingesteld tegen verdachte.
Naar aanleiding van de doorzoeking bij CAV Agrotheek d.d. 26 oktober 2010 heeft de vertegenwoordiger van CAV Agrotheek in december 2010 contact opgenomen met de heer R.M. van der Zee (hierna: Van der Zee), brigadier van politie. Tijdens dit telefoongesprek is de vraag aan de orde geweest of CAV Agrotheek op de oude voet verder kon werken met medeverdachte Wenau Transport & Cleaning B.V. (hierna: Wenau) en ook Damco Installatie B.V. (hierna: Damco). Van der Zee heeft duidelijk te kennen gegeven dat verdachte als administratieve tussenschakel geen verdachte was en dat op de oude voet doorgewerkt kon worden. Aan deze mededeling mocht verdachte, aldus de raadsman, het vertrouwen ontlenen dat hij niet strafrechtelijk vervolgd zou worden.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat hetgeen brigadier Van der Zee gezegd zou hebben in december 2010 niet relevant is. Op het moment dat de zoeking bij CAV Agrotheek plaatsvond op 26 oktober 2010 waren CAV Agrotheek en verdachte al als verdachten aangemerkt.
Daarbij heeft CAV Agrotheek na de zoeking een wijziging in het traject aangebracht door werkzaamheden bij de sanering bij Damko weg te halen. In december 2010 was er geen sprake van dezelfde situatie en werkwijze als in de tenlastegelegde periode. De verdenking ziet immers op handeling gepleegd tot 1 maart 2010.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van de standpunten van de verdediging en de officier van justitie en overweegt het volgende:
Enkele maanden na de doorzoeking bij CAV Agrotheek op 26 oktober 2010 zou door brigadier Van der Zee de mededeling zijn gedaan dat verdachte niet strafrechtelijk vervolgd zou worden. Een bij een verdachte op grond van een mededeling van een politieagent opgewekt vertrouwen dat tegen hem in een bepaalde zaak geen vervolging zal worden ingesteld, zal alleen kunnen leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie indien dat vertrouwen in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd was. Zoals hiervoor uiteengezet had het gesprek tussen Van der Zee en de vertegenwoordigen van CAV Agrotheek betrekking op een werkwijze die na de doorzoeking was aangepast en derhalve niet op de periode die thans ten laste is gelegd. Reeds om die reden mocht verdachte niet vertrouwen op die mededeling. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging.
Overigens heeft de rechtbank geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4 van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Hiertoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd:
Ten aanzien van feit 1
Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen CAV Agrotheek en Wenau. Nu Wenau, gelet op het gevoerde verweer van diens raadsman, van dit feit dient te worden vrijgesproken, zal ook verdachte van het medeplegen vrijgesproken moeten worden. Daarbij was verdachte niet op de hoogte van de afspraken tussen Wenau en Damko.
Verdachte vertrouwde blind op Wenau en medeverdachte Tollenaar. Wenau was immers als deskundig bedrijf benaderd, omdat verdachte op het punt van tanksaneringen geen kennis heeft.
Ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft de tanksaneringscertificaten niet opgemaakt. De enige rol die verdachte hierin heeft gespeeld, is dat zij deze certificaten van Wenau heeft ontvangen en heeft doorgestuurd naar haar klanten. Verdachte heeft geen opzet gehad op het (doen) gebruiken van valselijk opgemaakte tanksaneringscertificaten. Verdachte dient van feit 2 te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3
Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen CAV Agrotheek en Wenau. Nu Wenau, gelet op het gevoerde verweer van diens raadsman, van dit feit dient te worden vrijgesproken, zal ook verdachte van het medeplegen vrijgesproken moeten worden.
Ten aanzien van feit 4
Verdachte wist niet dat hij als bemiddellaar van afvalstoffen kon worden aangemerkt en uit dien hoofde over een vergunning moest beschikken. Deze norm is onopzettelijk door verdachte overtreden. Verdachte dient van feit 4 te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De vrijspraak van de feiten 1, 2 en 3
Verdachte is werkzaam bij CAV Agrotheek als bedrijfsleider van de winkel van CAV Agrotheek. CAV Agrotheek is een coöperatie. Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel is de bedrijfsomschrijving van CAV Agrotheek:
‘De aankoop en zo nodig verwerking van benodigdheden voor het landbouwbedrijf in de uitgebreidste zin, ten bate van haar leden, kruiwagenfabriek en houthandel, kleinhandel in boerengeriefhout, smeerolie, benzine, gasolie en stookolie, kleinhandel in electrische huishoudelijke apparaten, exploitatie van een weegbrug, handel in stro’.
In het kader van vernieuwde milieuregelgeving op grond waarvan oude olietanks vervangen moesten worden voor nieuwe en de vraag daarnaar van diverse klanten van CAV Agrotheek heeft verdachte namens CAV Agrotheek de bedrijven Wenau en Damko benaderd. Zo ontstond de Aktie Tankslag. Aktie Tankslag had als doel een totaalservice te bieden aan ondernemers c.q. klanten van CAV Agrotheek die in het kader van vernieuwde milieuregels hun oude olie tank voor een nieuwe moesten verruilen. Binnen Aktie Tankslag zou Damko optreden als installateur van olietanks en Wenau was er voor het saneren van deze tanks. CAV Agrotheek is niet gecertificeerd op het terrein van tankinstallatie en tanksanering en om die reden ook niet bekend met de daartoe geldende wet-en regelgeving.
Verdachte heeft Damko en Wenau benaderd, omdat zij als professionele bedrijven te boek staan en kundig/gecertificeerd zijn op het gebied van tankinstallatie respectievelijk tanksanering. Verdachte ging er dan ook van uit dat deze bedrijven conform de geldende wet-en regelgeving zouden handelen. Hierop mocht hij ook vertrouwen.
Wanneer klanten bij CAV Agrotheek aangaven dat zij een oude tank wilden laten saneren en een nieuwe tank wilden laten plaatsen, gaf verdachte aan Wenau door dat een tank gesaneerd moest worden. De tanksaneringscertificaten ontving CAV Agrotheek achteraf van Wenau. Verdachte maakte hier een kopie van voor in de administratie van CAV Agrotheek. Het origineel werd aan de klant toegestuurd. Verdachte was niet betrokken bij het opmaken van deze tanksaneringscertificaten. Op de waarachtigheid van de inhoud van deze tanksaneringscertificaten had verdachte geen zicht. Dit behoorde tot de taak van het tanksaneringsbedrijf Wenau was juist door CAV Agrotheek bij Aktie Tankslag betrokken vanwege haar specialisatie op dit gebied.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte tezamen en in vereniging met Damko dan wel Wenau in strijd met de BRL-K902/03 en de daarbij behorende Wijzigingsbladen heeft gehandeld. Evenmin kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte en het (doen) gebruik maken van valselijk opgemaakte geschriften.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de aan hem onder 1,2 en 3 ten laste gelegde feiten.
4.3.2
Het bewijs ten aanzien van feit 4
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het aan hem onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat alle landbouwbedrijven hun tanks moesten omwisselen voor nieuwe tanks. Verdachte heeft zich hierin verdiept en bekeken welke bedrijven in die behoefte konden adviseren en ondersteunen. De keuze viel op Wenau en Damko. [1] Er ontstond een samenwerking tussen CAV Agrotheek, Wenau en Damko, te weten Aktie Tankslag. [2] Verdachte maakte prijsafspraken met P. van Dam (hierna: Van Dam) van Damko over de nieuw te leveren tanks. Met C.J. Tollenaar (hierna: Tollenaar) van Wenau maakte verdachte prijsafspraken over de te saneren tanks. Ook heeft verdachte de klanten van CAV Agrotheek hieromtrent benaderd. [3] Verdachte bood aan de klanten van CAV Agrotheek een dienst aan, waarvan het plaatsen van een nieuwe tank en het saneren van een oude tank was uitbesteed aan Damko en Wenau. Damko was de installateur en Wenau de saneerder. [4]
Verdachte gaf namens CAV Agrotheek aan Wenau opdracht tot saneren. Wanneer de sanering voltooid was werden de tanksaneringscertificaten naar CAV Agrotheek verstuurd die er op zijn beurt voor zorgde dat de tanksaneringscertificaten bij de desbetreffende klant terecht kwam. [5] Verdachte gaf aan Damko door wanneer hij een oude tank kon ophalen. [6]
Getuige A.V. Klok (hierna: Klok) wonende te Ulkeweg 13 te Middenmeer heeft in dit verband verklaard dat hij contact heeft gehad met verdachte over de vervanging van een tank. Verdachte deed de opdrachtbevestiging. Vervolgens werd op 1 juli 2009 de oude tank opgehaald door de chauffeur die ook zijn nieuwe tank kwam brengen. [7] De nieuwe tank werd geplaatst door Damko. [8] Getuige Klok ontving vervolgens een saneringscertificaat. [9] Het betreffende tanksaneringscertificaat is afkomstig van Wenau. [10]
Ook getuige G. Vries (hierna: Vries), wonende te Winkel heeft verklaard contact te hebben gehad met verdachte. Verdachte regelde de verkoop van een nieuwe tank en het saneren van de oude tank. De oude tank werd door Damko opgehaald op 10 september 2009. [11] Op 20 oktober 2009 ontving getuige Vries een saneringscertificaat. [12] Het betreffende tanksaneringscertificaat was afkomstig van Wenau. [13]
Damko heeft tevens een tank opgehaald aan de Veerweg 2 te Anna Paulowna. Dit was een klant van CAV Agrotheek. [14] De heer A. Doppenberg (hierna: Doppenberg) had met medeverdachte De Graaff contact gehad in verband met de vervanging van de tank. [15] Omstreeks 19 oktober 2009 ontving Doppenberg een tanksaneringscertificaat. [16] Het betreffende tanksaneringscertificaat was afkomstig van Wenau. [17]
CAV Agrotheek stond in de periode vanaf 1 januari 2008 tot 18 januari 2011 niet als bemiddelaar ingeschreven. [18]

4.3.3Inleidende overwegingen ten aanzien van de regelgeving

Alvorens de rechtbank in zal gaan op de aan verdachte ten laste gelegde feiten, slaat de rechtbank acht op de inhoud van de regelgeving, zoals in onderhavige zaak aan de orde.
Bemiddelen in de zin van de Wet milieubeheer
Op grond van artikel 10.55, eerste lid en onder c van de Wet Milieubeheer is het verboden ten behoeve van anderen te bemiddelen bij het beheer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, zonder vermelding als respectievelijk vervoerder, handelaar of bemiddelaar op de lijst van vervoerders, handelaars en bemiddelaars.
Opzet
De rechtbank overweegt dat overtreding van artikel 10.55, eerste lid en onder c van de Wet milieubeheer op grond van artikel 2 van de Wet op de economische delicten (in verbinding met artikel 1a van die wet) een misdrijf is als deze opzettelijk is begaan. Voor een bewezenverklaring van het opzet, is voldoende als vast wordt gesteld dat de dader van het delict willens en wetens heeft gehandeld of nagelaten, zoals in de (straf)bepaling omschreven.
4.3.4
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het ten laste gelegde feit
Ten aanzien van het opzet
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, zoals opgenomen onder paragraaf 4.3.2 volgt dat verdachte namens CAV Agrotheek ten behoeve van haar klanten heeft bemiddeld bij het vernieuwen van (olie)tanks. CAV Agrotheek was hiertoe niet bevoegd.
Gelet op artikel 2 van de Wet op de economische delicten is het voor een bewezenverklaring van het opzet voldoende dat wordt vastgesteld dat de dader van het delict willens en wetens heeft gehandeld, overeenkomstig hetgeen in de strafbepaling is verwoord.
Nu verdachte heeft verklaard dat hij het initiatief heeft genomen om aan klanten van CAV Agrotheek een dienst aan te bieden, waarvan het plaatsen van een nieuwe tank en het saneren van een oude tank was uitbesteed aan Damko en Wenau en verdachte daartoe ook de opdrachten verstrekte aan Wenau en Damko, is daarmee het opzet een gegeven.
Het verweer van de raadsman dat verdachte onopzettelijk heeft gehandeld, wordt verworpen. Daarmee is ook het verweer verworpen dat bij verdachte sprake is van afwezigheid van alle schuld. Gelet op het voorgaande en de door de verdediging voorgelezen verklaring van Otto Smid ziet de rechtbank geen aanleiding de heer Smid alsnog als getuige met betrekking tot dit feit alsnog te horen.
Het feitelijk leidinggeven
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte feitelijk leiding dan wel opdracht heeft gegeven aan het aan hem als zodanig ten laste gelegde feit, neemt de rechtbank de door de Hoge Raad benoemde criteria als uitgangspunt.
Uit die criteria volgt dat eerst een antwoord dient te worden gegeven op de vraag of CAV Agrotheek in strijd met artikel 10.55, eerste lid en onder c van de Wet milieubeheer heeft gehandeld. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan, gelet op bovenstaande bewijsmiddelen en overwegingen, sprake.
Vervolgens is de vraag aan de orde of kan worden bewezen dat verdachte aan deze gedragingen van CAV Agrotheek feitelijk leiding dan wel opdracht heeft gegeven. Daarvan is sprake indien:
a. hij maatregelen ter voorkoming van die gedraging achterwege heeft gelaten, hoewel hij daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden was en hij
b. bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat die gedraging zich zou voordoen, zodat hij die gedraging opzettelijk heeft bevorderd.
Verdachte heeft verklaard dat hij het initiatief heeft genomen voor Aktie Tankslag en daartoe de bedrijven Wenau en Damko heeft benaderd. Vervolgens heeft verdachte de klanten van CAV Agrotheek benaderd en hen op de hoogte gesteld van de mogelijkheid via CAV Agrotheek een oude tank te saneren en een nieuwe tank te laten plaatsen.
Nadat verdachte met de partijen Wenau en Damko om de tafel had gezeten heeft hij de bestuurder van CAV Agrotheek, de heer J.A.A. de Schutter (hierna: De Schutter) hiervan op de hoogte gebracht. De Schutter heeft zich, aldus verdachte, niet bemoeit met de keuze van de samenwerkende partijen. Gelet op deze verklaring van verdachte, in samenhang met genoemde bewijsmiddelen, leidt de rechtbank af dat verdachte in de praktijk de leiding en verantwoording had over Aktie Tankslag. Verdachte trad op als aanspreekpunt voor de ondernemers en gaf de opdrachten door aan Wenau en Damko wanneer een tank gesaneerd moest worden en een nieuwe tank geplaatst moest worden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, gezien het vorenstaande, door zijn handelen niet alleen geen maatregelen genomen ter voorkoming van de verboden gedragingen van de rechtspersoon, maar deze gedragingen ook bevorderd. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen voor het feitelijk leidinggeven aan het bemiddelen bij het beheer van bedrijfsafvalstoffen zonder vermelding als bemiddellaar op de daartoe vereiste lijst.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat
4.
CAV Agrotheek B.V. op tijdstippen in de periode van 01 januari 2008 tot en met 01 maart 2010in Nederland, ten behoeve van anderen heeft bemiddeld bij het beheer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, zonder vermelding als bemiddelaar op de lijst van vervoerders, handelaars en bemiddelaar,
zulks terwijl verdachte aan deze gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Feit 4: Opzettelijk begaan van een overtreding van voorschriften gesteld bij artikel 10.55 van de Wet milieubeheer, terwijl verdachte tot dit feit feitelijk leiding heeft gegeven.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een geldboete van € 1.200,00 subsidiair 22 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer ten aanzien van de strafmaat gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte is als medewerker van CAV Agrotheek de initiatiefnemer geweest van de Aktie Tankslag. Het doel van Aktie Tankslag was het aanbieden van een all-in pakket voor ondernemers c.q. klanten van CAV Agrotheek die op basis van nieuwe milieuregelgeving hun oude tank diende te vervangen. Op zichzelf was deze actie bedoeld om de ondernemers in de regio tegemoet te komen. De rechtbank ziet geen aanleiding dit anders te zien. Voor de rechtbank is duidelijk dat de Aktie Tankslag niet in het leven was geroepen om doelbewust de geldende wet- en regelgeving te overtreden om zo enig financieel gewin te behalen. Echter, bij de uitvoering van Aktie Tankslag heeft verdachte als zijnde feitelijk leidinggever van CAV Agrotheek de Wet milieubeheer overtreden in die zin dat hij als bemiddellaar heeft opgetreden, terwijl CAV Agrotheek daartoe niet gecertificeerd was. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de gedateerdheid van het feit.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte d.d. 11 januari 2013.
De eis van de officier van justitie is in het licht van hetgeen voor soortgelijke feiten wordt opgelegd alleszins te begrijpen. De geëiste geldboete is voorts in een eerder stadium als transactie aangeboden aan verdachte. Echter, gelet op de gedateerdheid van de feiten en gedeeltelijke vrijspraak ziet de rechtbank aanleiding af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie geëist. De rechtbank acht een geheel voorwaardelijke geldboete passend en geboden en zal daartoe beslissen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, alsmede artikel 10.55 van de Wet milieubeheer, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 4: Opzettelijk begaan van een overtreding van voorschriften gesteld bij artikel 10.55 van de Wet milieubeheer, terwijl verdachte tot dit feit feitelijk leiding heeft gegeven.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
  • bepaalt dat deze geldboete niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde geldboete naar rato van € 50,00,= per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Stapel, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 maart 2013.
Mr. Y.A.T. Kruijer is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
CAV Agrotheek B.V. op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
01 januari 2008 tot en met 01 maart 2010, (onder meer) te Middenmeer en/of
Winkel en/of Anna Paulowna en/of Harmelen, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) al dan niet
opzettelijk, werkzaamheden heeft uitgevoerd in strijd met het daarvoor
geldende normdocument, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s)
(bovengrondse) olietanks gesaneerd in strijd met de Beoordelingsrichtlijn
voor het Kiwa procescertificaat voor Tanksanering HBO/Diesel (K902/03) en/of
de daarbij behorende wijzigingsbladen d.d. 01 juni 2003 en 17 maart 2008, door
bij de sanering van de (bovengrondse) olietank(s):
in strijd met de aanvullende voorschriften van het wijzigingsblad d.d. 17 maart 2008 voorafgaand aan de tanksaneringen geen toestemming van het bevoegd gezag te verkrijgen om tot haar werkwijze over te gaan en/of deze werkwijze niet (telkens) te melden en/of zich (telkens) vooraf geen oordeel te vormen over de bijzondere risico’s bij het verwijderen van de tank(s) en/of niet (telkens) (een) eindcontrole(s) uit te voeren en/of (telkens) de tanks niet samen te brengen op een verzamelplaats die voldoet aan in dit Wijzigingsblad opgenomen voorschriften;
in strijd met voorschrift 2.1.1 (telkens) niet als ingangscontrole een
bodemonderzoek uit te voeren;
en/of
in strijd met voorschrift 2.1.3 voor aanvang van de tanksaneringswerkzaamheden
(telkens) geen zintuiglijk bodemonderzoek te verrichten;
zulks terwijl verdachte aan deze gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven
en/of daartoe opdracht heeft gegeven;
(strafbaarstelling: art. 18 Besluit bodemkwaliteit jo art. 11.2 Wet
milieubeheer jo art. 1a, 2 en 6 Wet op de economische delicten)
art 18 lid 1 Besluit bodemkwaliteit
2.
CAV Agrotheek B.V. op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
01 januari 2008 tot en met 01 maart 2010, te Heerenveen en/of Oudewater en/of
Middenmeer en/of Winkel en/of Anna Paulowna en/of Harmelen, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste geschriften, als ware
het echt en onvervalst, te weten:
- een tanksaneringscertificaat nr. 090700699.02, datum uitvoering 01-07-2009
t.b.v. A.C. Klok te Middenmeer; en/of
- een tanksaneringscertificaat nr. 090900376.02, datum uitvoering 10-09-2009
t.b.v. G. de Vries te Winkel; en/of
- een tanksaneringscertificaat nr. 090900370.02, datum uitvoering 10-09-2009
t.b.v. Doppenberg te Anna Paulowna; en/of
- een tanksaneringscertificaat nr. 100100884.02, datum uitvoering 19-01-2010
t.b.v. Damko Installatie BV te Montfoort;
dan wel opzettelijk deze geschriften heeft afgeleverd of voorhanden heeft
gehad, terwijl zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift
bestemd was voor zodanig gebruik,
bestaande de valsheid eruit dat telkens op deze certificaten vermeld is dat
het wettelijk bodemonderzoek zintuiglijk is uitgevoerd door Wenau, terwijl dit
onderzoek niet heeft plaatsgevonden,
bestaande het gebruik eruit dat deze tankcertificaten aan de eigenaars van de
olietanks werden afgegeven als bewijs dat de tank op milieu-hygiënische wijze
conform de regelgeving is gesaneerd, terwijl dat niet het geval is;
zulks terwijl verdachte aan deze gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven
en/of daartoe opdracht heeft gegeven;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3.
CAV Agrotheek B.V. op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
01 januari 2008 tot en met 01 maart 2010 (onder meer) te Oudewater en/of
Middenmeer en/of Winkel en/of Anna Paulowna en/of Harmelen, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al
dan niet opzettelijk, bedrijfsmatig of in een omvang of op een wijze alsof
deze bedrijfsmatig was, handelingen heeft verricht met betrekking tot
afvalstoffen, terwijl daardoor, naar zij wist of redelijkerwijs had kunnen
weten, nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) (telkens):
- ( bovengrondse) olietanks verwijderd zonder voorafgaand bodemonderzoek uit te
voeren;
en/of
- ( bovengrondse) olietanks verwijderd zonder zich daarbij te houden aan de
voorgeschreven werkwijze(n) en/of de milieu-hygiënische regels daarin niet
of onvoldoende nageleefd;
en/of
- ( bovengrondse) olietanks gereinigd op een terrein dat daarvoor niet vergund
was;
zulks terwijl verdachte aan deze gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven
en/of daartoe opdracht heeft gegeven;
(strafbaarstelling: art. 10.1 lid 3 Wet milieubeheer jo art. 1a, 2 en 6 Wet op
de economische delicten)
art 10.1 lid 3 Wet milieubeheer
4.
CAV Agrotheek B.V. op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
01 januari 2008 tot en met 01 maart 2010 (onder meer) te Slootdorp en/of
Oudewater en/of Heerenveen en/of Middenmeer en/of Winkel en/of Anna Paulowna
en/of Harmelen, althans in Nederland, ten behoeve van anderen heeft bemiddeld
bij het beheer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, zonder
vermelding als respectievelijke vervoerder, handelaar of bemiddelaar op de
lijst van vervoerders, handelaars en bemiddelaar,
zulks terwijl verdachte aan deze gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven
en/of daartoe opdracht heeft gegeven;
art 10.55 lid 1 ahf/ond c Wet milieubeheer

Voetnoten

1.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 6 maart 2013.
2.Indien hierna wordt verwezen naar processen-verbaal wordt hierbij telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van regionaal Milieu Team Utrecht, genummerd PL0987 2010086862, gesloten en ondertekend op 4 april 2011 door R. Veldhuizen-van den Broek, brigadier van Politie Utrecht, divisie recherche. De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt. De verklaring van verdachte K. de Graaff, p. 260; het geschrift te weten aan aankondiging van CAV Agrotheek genaamd: ‘Tankslag in goede banen door samenwerking CAV Agrotheek en LTO Noord’, p. 884.
3.De verklaring van verdachte K. de Graaff, p. 263; het geschrift te weten aan aankondiging van CAV Agrotheek genaamd: ‘Tankslag in goede banen door samenwerking CAV Agrotheek en LTO Noord’, p. 884.
4.De verklaring van verdachte K. de Graaff, p. 264.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 6 maart 2013; de verklaring van verdachte K. de Graaff, p. 268.
6.De verklaring van medeverdachte K. de Graaff, p. 268 en p. 272.
7.De verklaring van A.C. Klok, p. 202.
8.De verklaring van A.C. Klok, p. 202.
9.De verklaring van A.C. Klok, p. 203.
10.Het geschrift, te weten een Tanksaneringscertificaat BRL-K902 van Wenau, p. 633.
11.De verklaring van G. Vries, p. 207 & 208.
12.De verklaring van G. Vries, p. 209.
13.Het geschrift, te weten een Tanksaneringscertificaat BRL-K902 van Wenau, p. 655.
14.De verklaring van P.Th.M. van Dam, p. 304.
15.De verklaring van A. Doppenberg, p. 216.
16.De verklaring van A. Doppenberg, p. 217.
17.Het geschrift, te weten een Tanksaneringscertificaat BRL-K902 van Wenau, p. 711.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van S.M. de Vries, p. 479; het geschrift, te weten een e-mail van J. Wesselman van NIWO aan S.M. de Vries d.d. 17 januari 2011, p. 1363.