ECLI:NL:RBMNE:2013:2794

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
16-995030-11
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijk leidinggeven aan overtredingen van de Wet milieubeheer door een rechtspersoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die feitelijk leiding heeft gegeven aan overtredingen van de Wet milieubeheer. De verdachte, werkzaam als commercieel manager en kwaliteitsfunctionaris bij [bedrijf 1] B.V., werd beschuldigd van het geven van leiding aan het onrechtmatig saneren van bovengrondse olietanks zonder de vereiste vergunningen en zonder het uitvoeren van de noodzakelijke bodemonderzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de Aktie Tankslag, een initiatief dat gericht was op het saneren van olietanks in overeenstemming met nieuwe milieuregels. Echter, tijdens de uitvoering van dit project zijn diverse regels en voorschriften overtreden, wat heeft geleid tot de strafzaak. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van twee van de vier ten laste gelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het opzettelijk begaan van overtredingen van de Wet milieubeheer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn rol binnen [bedrijf 1], niet alleen geen maatregelen heeft genomen om de overtredingen te voorkomen, maar deze ook heeft bevorderd. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 400,00. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de gedateerdheid van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/995030-11 [P]
vonnis van de meervoudige economische kamer d.d. 20 maart 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1964]te[geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats].
Raadsman mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte rechtspersoon:
Feit 1: leiding, dan wel opdracht heeft gegeven aan [bedrijf 1] om in strijd met de Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor tanksanering HBO/Diesel te handelen.
Feit 2: leiding, dan wel opdracht heeft gegeven aan [bedrijf 1] om valsheid in geschrift te plegen.
Feit 3: leiding, dan wel opdracht heeft gegeven aan [bedrijf 1] om valselijk opgemaakte tanksaneringscertificaten te doen gebruiken.
Feit 4: leiding, dan wel opdracht heeft geven aan [bedrijf 1] om strijd met de Wet Milieubeheer olietanks te saneren dan wel te reinigen.

3.De voorvragen

3.1
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit heeft de raadsman verzocht het deel van de tenlastelegging waar staat;
‘(bovengrondse) olietanks verwijderd zonder zich daarbij te houden aan de voorgeschreven werkwijze(n) en/of de milieu-hygiënische regels daarin niet of onvoldoende nageleefd’, nietig te verklaren.
Niet is duidelijk wat hiermee bedoeld wordt en dus waartegen de verdediging zich dient te verweren.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen onderbouwd verweer gevoerd tegen het standpunt van de raadsman.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Het onder feit 4 aan verdachte ten laste gelegde feit ziet op het handelen in strijd met (het destijds geldende) artikel 10.1, derde lid, van de Wet milieubeheer. Binnen het kader van de Wet milieubeheer gelden diverse regels die nageleefd moeten worden bij het verwijderen van (bovengrondse) olietanks. Uit de tenlastelegging blijkt duidelijk dat het onder het tweede gedachtestrepen gaat om het naleven van de voorgeschreven werkwijzen bij het verwijderen en/of de milieuhygiënische regels die dan gelden. De rechtbank acht dit voldoende feitelijk omschreven. De dagvaarding is geldig.
Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en dat de officier van justitie ontvankelijk is. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Hiertoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd:
Ten aanzien van de rol van verdachte
Verdachte is commercieel manager van [bedrijf 1]B.V. (hierna: [bedrijf 1]) en verantwoordelijk voor het commerciële traject, vanaf het bezoeken van de klant tot aan de uiteindelijke werkopdracht. De door [bedrijf 2] gemaakte afspraken met [berdijf 3] kende verdachte niet. Hij hoefde deze afspraken ook niet te kennen. Ook de afspraken die [bedrijf 2] met haar eigen klanten maakte gingen buiten verdachte om. Verdachte had geen rol in de uitvoering en ook niet in de formele afwikkeling.
Ten aanzien van feit 1
[bedrijf 1] kwam pas in beeld op het moment dat de tanks door [berdijf 3] waren opgehaald en op een verzamelplaats waren verzameld. [bedrijf 1] als zijnde tanksaneerder was alleen verantwoordelijk voor datgene waarvoor hij werd ingeschakeld. [bedrijf 1] moest tanks reinigen op het terrein van [berdijf 3] en kwam daar pas qua uitvoering van de werkzaamheden in beeld. Op het terrein van [berdijf 3] hoefde geen bodemonderzoek gedaan te worden. Het bodemonderzoek had plaats moeten vinden voorafgaand aan het verwijderen van de tanks op de oorspronkelijke opstellocatie, dus bij de boeren op het erf. [bedrijf 1] heeft geen bemoeienis gehad met het verwijderen van de tanks en kan daar dan ook niet verantwoordelijk voor worden gehouden. Dit geldt ook voor de eindcontrole en de beoordeling van de bijzondere risico’s.
De saneerder die na inzameling wordt ingeschakeld dient het traject dat daaraan vooraf is gegaan niet te controleren.
[berdijf 3] haalde op eigen initiatief de tanks op bij de boeren. Hierover is geen overleg geweest met verdachte. Verdachte en [bedrijf 1] werden enkel later met dit gegeven geconfronteerd. Overigens was [berdijf 3] op grond van de BRL-K903/07 bevoegd tanks met een maximale inhoud van 15.000 liter te vervoeren.
Subsidiair is geen sprake van een strafbaar feit. Artikel 18 van het Besluit bodemkwaliteit is niet van toepassing op werkzaamheden die betrekking hebben op bovengrondse tanks. De wetgever heeft enkel het handelen met betrekking tot ondergrondse tanks onder het strafrecht willen brengen. Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
Verdachte heeft geen opzet gehad op het plegen van valsheid in geschrifte. Het was niet verdachte die de tanksaneringscertificaten opstelde. Gelet op zijn functie was hij ook niet betrokken bij het opstellen van de tanksaneringscertificaten. Verdachte was dan ook niet op de hoogte van de onjuistheid van de inhoud van de tankcertificaten en hoefde daar ook niet van op de hoogte te zijn. Verdachte dient van de feiten 2 en 3 te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4
[bedrijf 1] heeft geen bovengrondse tanks verwijderd van de oorspronkelijke opstellocatie en had daar zodoende geen bodemonderzoek hoeven te verrichten. Verdachte heeft hier dan ook geen feitelijk leiding aan kunnen geven.
Dat op een niet-vergunde locatie is gereinigd zegt niet alles. Er bestond geen verplichting voor verdachte om dat na te gaan. Enkel bij afgifte van gevaarlijk afval bestaat er een algemene verplichting dat alleen aan een erkende inzamelaar mag worden afgegeven. Verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.2
De vrijspraak ten aanzien van de feiten 2 en 3
Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte geen feitelijk leiding heeft gegeven aan het valselijk (doen) opmaken van de in de tenlastelegging genoemde tankcertificaten.
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken in het dossier volgt dat verdachte de betreffende tankcertificaten niet zelf heeft opgemaakt. Evenmin volgt uit het dossier dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het opmaken van deze tankcertificaten. Het opmaken van de tanksaneringscertificaten gebeurt op de administratie van [bedrijf 1]. Verdachte geeft geen leiding aan de administratie. Daarbij is verdachte geen statutair directeur van [bedrijf 1], noch is hij als bestuurder of op andere wijze betrokken bij ‘het bestuur’ van [bedrijf 1], zodat verdachte ook niet in deze hoedanigheid als feitelijk leidinggever ten aanzien van het valselijk (doen) opmaken van de tankcertificaten kan worden aangemerkt.
Nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de valsheid in geschrift, zoals onder de feiten 2 en 3 aan hem tenlastegelegd, dient verdachte hiervan te worden vrijgesproken.
4.3.3
Het bewijs ten aanzien van de feiten
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte de aan hem onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]), bedrijfsleider van de winkel van [bedrijf 2], heeft verklaard dat [bedrijf 2] in het kader van Actie Tankslag samenwerkte met [berdijf 3](hierna: [berdijf 3]) en [bedrijf 1]. [1] Aktie Tankslag had als doel een totaalservice te bieden aan ondernemers die in het kader van vernieuwde milieuregels een nieuwe tank nodig hadden. [2] Binnen Aktie Tankslag zou [berdijf 3] optreden als installateur van olietanks en [bedrijf 1] was er voor het saneren van deze tanks. [3]
Uit informatie van de Kamer van Koophandel volgt ook dat [bedrijf 1] als bedrijfsomschrijving onder andere heeft ‘het reinigen van met gevaarlijke stoffen vervuilde objecten zoals boven- en ondergrondse tanks (…). [4] [bedrijf 1] beschikt onder meer over de certificaten BRL-K902 en BRL-K905 en is gerechtigd tot respectievelijk het saneren van HBO/dieseltanks en het reinigen van tanks. [5] Verdachte is naast commercieel medewerker van [bedrijf 1] ook kwaliteitsfunctionaris voor de BRL. [6] Weliswaar heeft verdachte ter zitting gezegd dat dit laatste niet meer het geval is, echter uit zijn bemoeienis met het Kiwa, het meewerken aan de opstelling van regelgeving en het zijn van contactpersoon in saneringscertificaten blijkt dat verdachte deze werkzaamheden is blijven verrichten.
[berdijf 3] heeft als bedrijfsomschrijving ‘het produceren en installeren van tanks alsmede de handel in tanks’. [7] [berdijf 3] beschikte per 23 november 2007 over een procescertificaat Regeling Erkenning Installateurs Tankinstallaties op grond van BRL-K903/07. [8]
[X] (hierna: [X]), bestuurder van [berdijf 3], heeft bevestigd dat hij onder andere met [medeverdachte 1] van [bedrijf 2] en met verdachte om de tafel heeft gezeten. [9] Verdachte heeft namens [bedrijf 1] in 2007 een offerte uitgebracht aan [bedrijf 2] met betrekking tot ‘Tanksaneringen bovengrondse tanks’. In de offerte wordt uitgegaan van het saneren overeenkomstig BRL-K902/03. [10] Verdachte heeft voorts op 9 april 2008 per e-mail [medeverdachte 1] gewezen op aanvullende voorschriften waarmee rekening moet worden gehouden bij het saneren van bovengrondse tanks. [11] Er is een verdeling van werk gemaakt. Verdachte wees [X] erop dat [berdijf 3] verantwoordelijk was voor het transport van de tanks. Hij sprak met [X] af dat wanneer hij de tanks zou ophalen, hij zou kijken of er een bodemverontreiniging aanwezig was op grond van een zintuiglijke waarneming. Omdat [berdijf 3] de nieuwe tank zou plaatsen bij de klanten, nam zij ook de oude tank mee. [12] Dit was de meest praktische werkwijze. [13]
[X] heeft op zijn beurt aangegeven dat hij van [medeverdachte 1] bericht kreeg als ergens een oude tank leeg was. Hierop werd de tank door [X] opgehaald. Hij kwam achterom op het erf, keek of de tank leeg was en checkte de staat van de tank. Ook controleerde hij de tankplek op vervuiling. [14] Vervolgens werd de tank naar [adres] te[woonplaats] gebracht en daar opgeslagen. [bedrijf 1] kwam vervolgens langs om de tanks te reinigen. [15] Alle tanks die via [bedrijf 2] liepen werden door [bedrijf 1] gereinigd en gecertificeerd. [16] [berdijf 3] beschikte niet over vergunningen om op [adres] tanks op te slaan. [17] Pas in oktober 2009 is men begonnen met het aanvragen van vergunningen om ongereinigde tanks te mogen opslaan. [18] Vanaf december 2010 is [berdijf 3] bevoegd om tanks te mogen saneren. [19]
In dit verband heeft [X] verklaard dat er op het adres [adres]te [woonplaats] een tank is geplaatst en afgevoerd. [20] Ook in[woonplaats] heeft [berdijf 3] een tank verwijderd, opgehaald en vervoerd naar [adres]. [21] De [getuige 2] te [woonplaats] was een CAV-klant. Dit gold ook voor het adres[adres] te [woonplaats]. Het verwijderen van deze tanks deed [X] en het reinigen deed [bedrijf 1]. [22]
Getuige[getuige 1] (hierna:[getuige 1]) wonende te [adres]te [woonplaats] heeft bevestigd dat op 1 juli 2009 zijn oude tank is opgehaald door de chauffeur die ook zijn nieuwe tank kwam brengen. [23] De nieuwe tank werd geplaatst door [berdijf 3]. [24] Getuige[getuige 1] ontving vervolgens een saneringscertificaat. [25] Het betreffende tanksaneringscertificaat BRL-K902 is afkomstig van [bedrijf 1]. Hierop staat als datum van uitvoering vermeld 1 juli 2009. Voorts staat op het tanksaneringscertificaat vermeld dat wettelijk bodemonderzoek is uitgevoerd door [bedrijf 1] in de vorm van zintuiglijk onderzoek. De tankreinigings-/sanerinsgwerkzaamheden hebben plaatsgevonden bij [berdijf 3] te[woonplaats]. [26]
Ook getuige[getuige 2] (hierna: [getuige 2]), wonende te [woonplaats] heeft verklaard dat zijn oude tank door [berdijf 3] is opgehaald. Dit vond plaats op 10 september 2009. [27] Op 20 oktober 2009 ontving getuige [getuige 2] een saneringscertificaat. [28] Het betreffende tanksaneringscertificaat BRL-K902 is afkomstig van [bedrijf 1]. Hierop staat als datum van uitvoering vermeld 10 september 2009. Voorts staat op het tanksaneringscertificaat vermeld dat wettelijk bodemonderzoek is uitgevoerd door [bedrijf 1] in de vorm van zintuiglijk onderzoek. Als opmerking is op het tanksaneringscertificaat vermeld dat de tank bij [berdijf 3] te[woonplaats] ligt. [29]
[berdijf 3] heeft tevens een tank opgehaald aan de[adres] te [woonplaats]. Dit was een klant van [bedrijf 2]. [30] De heer [A] (hierna:[A]) had met medeverdachte [medeverdachte 1] contact gehad in verband met de vervanging van de tank. [31] Omstreeks 19 oktober 2009 ontving[A] een tanksaneringscertificaat. [32] Het betreffende tanksaneringscertificaat BRL-K902 was afkomstig van [bedrijf 1]. Hierop staat als datum van uitvoering vermeld 10 september 2009. Voorts staat op het tanksaneringscertificaat vermeld dat wettelijk bodemonderzoek is uitgevoerd door [bedrijf 1] om de vorm van zintuiglijk onderzoek. Als opmerking is op het tanksaneringscertificaat vermeld dat de tank bij [berdijf 3] te[woonplaats] op locatie ligt. [33]
Omstreeks 19 januari 2010 is door [berdijf 3] eveneens een tank opgehaald in[woonplaats] bij[M] (hierna: [M]). [34] Het saneringscertificaat is vervolgens bij [M] afgegeven. [35] Het betreffende tanksaneringscertificaat BRL-K902 met nummer 100100844.02 is afkomstig van [bedrijf 1]. Hierop staat als datum van uitvoering vermeld 10 september 2009. Als plaats van inrichting staat [berdijf 3] aan de [adres] te[woonplaats] genoemd. Voorts staat op het tanksaneringscertificaat vermeld dat wettelijk bodemonderzoek is uitgevoerd door [bedrijf 1] in de vorm van zintuiglijk onderzoek. Als opmerking is op het tanksaneringscertificaat als oorspronkelijke locatie[M] te[woonplaats] vermeld. [36]

4.3.2Inleidende overwegingen ten aanzien van de regelgeving

Alvorens de rechtbank in zal gaan op de aan verdachte ten laste gelegde feiten, slaat de rechtbank acht op de inhoud van de regelgeving, zoals in onderhavige zaak aan de orde.
Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tanksanering HBO/Diesel (hierna: BRL- K902/03)
De BRL-K902/03 is een nadere invulling van de Algemene Maatregel van Bestuur (hierna: AMVB) ‘BOOT 1998’, zoals blijkt uit voorschrift 1.4 BRL-K902/03.
AMVB ‘BOOT 1998’ is een vervanging van het Besluit tankstations, milieubeheer, het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen en het Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998 (zie Wijzigingsbesluit Besluit tankstations, milieubeheer enz van 12 december 2002 (hierna: Wijzigingsbesluit)) en daarmee gebaseerd op de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming. Zo verwijst de aanhef van het Wijzigingsbesluit naar onder meer artikel 8 van de Wet Bodembescherming.
Volgens artikel 8 van de Wet Bodembescherming kunnen bij AMVB in het belang van de bescherming van de bodem regels worden gesteld met betrekking tot het uitvoeren of gebruik maken van werken op of in de bodem, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt, die de bodem kunnen verontreinigen of aantasten. In het Besluit Bodemkwaliteit wordt vervolgens in artikel 18 bepaald dat het verboden is werkzaamheden uit te voeren in strijd met een daarvoor geldend normdocument. De BRL-K902/03 is, mede gelet op artikel 1 Besluit Bodemkwaliteit, een normdocument in de zin van het Besluit Bodemkwaliteit.
Meer specifiek houdt de BRL-K902/03 onder meer het volgende in:
Hoofdstuk 2 van de Beoordelingsrichtlijn K902/03 omvat de eisen die gesteld zijn aan het proces van het verwijderen van een tank. Hierin staat onder andere te lezen:
  • voorschrift 2.1.1; het bodemonderzoek dient als ingangscontrole op de uit te voeren tanksanering.
  • voorschrift 2.1.3; als ingangscontrole dient het tanksaneringsbedrijf dat de tanksaneringswerkzaamheden verricht een (zintuiglijk) bodemonderzoek uit te voeren.
In de Wijzigingsbladen van 1 juni 2003 en 17 maart 2008 worden aanvullende regels/voorschriften weergegeven die gelden bij het saneren van olietanks.
Wijzigingsblad 1 juni 2003 BRL-K902/03
In het Wijzigingsblad van 1 juni 2003 is opgenomen dat het bevoegd gezag en Kiwa vier dagen voor de uitvoering van een tanksanering geïnformeerd dienen te worden over de datum en het tijdstip van de tanksanering.
Wijzigingsblad 17 maart 2008 BRL-K902/03
In het Wijzigingsblad van 17 maart 2008 is voorts opgenomen dat bovengrondse stationaire tanks met een inhoud van 15m3 ongereinigd mogen worden samengebracht op een verzamelplaats om op die plaats te worden gereinigd door een volgens BRL-K905 gecertificeerd tanksaneringsbedrijf. Voorafgaand aan de tanksanering moet toestemming van het bevoegd gezag verkregen zijn om tot deze werkwijze over te gaan. Ook moet deze werkwijze aangegeven worden op de meldingen aan het bevoegd gezag en Kiwa.
Het tanksaneringsbedrijf moet zich vooraf een oordeel vormen of er sprake zal zijn van bijzondere risico’s bij het verwijderen van de tank.
De kwaliteitsverantwoordelijke persoon van het tanksaneringsbedrijf dient zich ervan te overtuigen dat de tank goed geleegd is, geen corrosiegaten heeft, voldoende sterk is om door middel van de juiste sjormiddelen op een vrachtauto gezet te worden en dat alle aansluitingen op de tank op de juiste wijze zijn gedicht en gemarkeerd. Het tanksaneringsbedrijf voert de eindcontrole uit op zijn eigen werkzaamheden en het transportgeschikt zijn van de tank. Vervolgens dient de tank te worden afgevoerd naar een daartoe ingericht tankverwerkingsbedrijf. Het tankverwerkingsbedrijf dient te beschikken over de benodigde vergunningen van het bevoegd gezag. Het tanksaneringsbedrijf dient dit schriftelijk te verifiëren bij het tankverwerkingsbedrijf.
Het uitbesteden van werkzaamheden
Volgens 4.5 van de BRL-K902/03 is het toegestaan werkzaamheden uit te besteden tot maximaal de helft der werkzaamheden. Deze mogelijkheid is echter strikt gebonden aan - onder meer – de volgende voorwaarden:
  • Een onderaannemer dient altijd bij Kiwa te zijn geregistreerd.
  • Het tanksaneringsbedrijf dient zelf het zintuiglijk onderzoek uit te voeren.
  • Een eindcontrole moet altijd plaatsvinden door het tanksaneringsbedrijf.
Opzet
De rechtbank overweegt dat overtreding van de BRL-K902/03 op grond van artikel 2 van de Wet op de economische delicten (in verbinding met artikel 1a van die wet en artikel 18 eerste lid van het Besluit bodemkwaliteit) een misdrijf is als deze opzettelijk is begaan. Voor een bewezenverklaring van het opzet, is voldoende als vast wordt gesteld dat de dader van het delict willens en wetens heeft gehandeld of nagelaten, zoals in de (straf)bepaling omschreven.
De Wet milieubeheer
Volgens de tenlastelegging is het onder 1 ten laste gelegde feit mede gebaseerd op artikel 11.2 van de Wet milieubeheer. De rechtbank leest dit als zijnde bedoeld is artikel 11.2 van de Wet Milieubeheer zoals deze wet luidde in de periode van 1 oktober 2006 tot 31 maart 2010. Thans ziet artikel 11.2 van de Wet milieubeheer op geluidsnormen, hetgeen geen enkel verband houdt met onderhavige strafzaak. Buiten het feit dat de opgenomen wetsartikelen op de tenlastelegging enkel een informatieve functie hebben en geen deel uitmaken van de inhoud van de tenlastelegging waarop de rechtbank dient te beslissen, zal de rechtbank de tenlastelegging verbeterd lezen in die zin dat kennelijk bedoeld is het ten laste gelegde feit te baseren op artikel 11.2 Wet milieubeheer zoals deze wet luidde ten tijde van het begaan van de strafbare feiten.
4.3.3
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de ten laste gelegde feiten
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat [bedrijf 1] als gecertificeerd tanksaneringsbedrijf bevoegd was (olie) tanks te reinigen en te saneren overeenkomstig de BRL-K902/03. Volgens definitie 1.3 in BRL-K902/03 is een tank gesaneerd (definitief buiten gebruik gesteld) wanneer deze is behandeld overeenkomstig het gestelde in de beoordelingsrichtlijn. De voorschriften die in de BRL-K902/03 zijn opgenomen dienen als grondslag voor de afgifte en de instandhouding van een Kiwa-certificaat voor het saneren van –onder andere– bovengrondse dieseltanks.
Volgens de BRL-K902/03 en de daarbij behorende Wijzigingsbladen dient voorafgaand aan de tanksanering toestemming te worden verkregen van het bevoegde gezag. Wanneer deze toestemming is verkregen, kan aangevangen worden met de tanksanering. Voorafgaand aan het verwijderen van een tank dient de tanksaneerder zich een oordeel te vormen over de bijzondere risico’s die kunnen bestaan bij het verwijderen van de tank. Vervolgens dient het tanksaneringsbedrijf een eindcontrole op haar eigen werkzaamheden uit te voeren. Dit houdt onder meer in het controleren of de tank geschikt is voor transport. Uiteindelijk dient de tank afgevoerd te worden naar een daartoe ingericht tankverwerkingsbedrijf. Het betreffende tankverwerkingsbedrijf dient te beschikken over de benodigde vergunningen van het bevoegd gezag, hetgeen het tanksaneringsbedrijf dient te verifiëren.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een tanksanering overeenkomstig BRL-K902/02 feitelijk aanvangt op het moment dat de te saneren tank van haar opstellocatie wordt verwijderd. Hieraan voorafgaand dient het tanksaneringsbedrijf eerst toestemming van het bevoegd gezag te verkrijgen om tot een tanksanering over te gaan. Volgens de afgegeven tanksaneringscertificaten zou ook gesaneerd zijn overeenkomstig BRL-K902. Hiertoe was [bedrijf 1] bevoegd. In plaats van [bedrijf 1], is het echter [berdijf 3] geweest die de tanks verwijderd heeft en heeft vervoerd naar een verzamelplaats te[woonplaats]. [berdijf 3] was hiertoe niet bevoegd in het kader van de tanksanering niet bevoegd. Daarnaast is [bedrijf 1] niet nagegaan of de verzamelplaats voor de tanks voldeed aan de voorschriften, waarbij vaststaat dat [berdijf 3] geen vergunning had voor het opslaan van tanks aan de [adres] in[woonplaats].
Verdachte uit hoofde van [bedrijf 1] met [X] van [berdijf 3] en in kader van Aktie Tankslag afspraken gemaakt omtrent het saneren van olietanks. Omdat [berdijf 3] de nieuwe tanks zou installeren, was het praktisch dat ook [berdijf 3] de oude tank mee zou nemen. Verdachte heeft in dat kader aan [X] uitgelegd dat hij een zintuiglijk bodemonderzoek moest doen bij de opstellocatie van de oude tank. Volgens de door [bedrijf 1] uitgebrachte offerte zou [bedrijf 1] echter zorg dragen voor de gehele sanering.
Het feitelijk leidinggeven
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte feitelijk leiding dan wel opdracht heeft gegeven aan de aan hem als zodanig ten laste gelegde feiten, neemt de rechtbank de door de Hoge Raad benoemde criteria als uitgangspunt.
Uit die criteria volgt dat eerst een antwoord dient te worden gegeven op de vraag of [bedrijf 1] in strijd met de BRL-K902/03 en de geldende milieuwetgeving heeft gehandeld. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan, gelet op bovenstaande bewijsmiddelen en overwegingen, sprake.
Vervolgens is de vraag aan de orde of kan worden bewezen dat verdachte aan deze gedragingen van [bedrijf 1] feitelijk leiding dan wel opdracht heeft gegeven. Daarvan is sprake indien:
a. hij maatregelen ter voorkoming van die gedraging achterwege heeft gelaten, hoewel hij daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden was en hij
b. bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat die gedraging zich zou voordoen, zodat hij die gedraging opzettelijk heeft bevorderd.
Verdachte is namens [bedrijf 1] aanwezig geweest bij de bespreking met onder andere [bedrijf 2] en [berdijf 3] in verband met de Aktie Tankslag. Verdachte heeft een offerte opgestuurd aan [bedrijf 2] met betrekking tot het saneren van olietanks. Voorts heeft verdachte medeverdachte [medeverdachte 1] gewezen op de toepasselijke regelgeving en heeft hij [X] aanwijzingen gegeven ten aanzien van het verwijderen van de tanks op de opstellocatie.
Gelet op de functie van verdachte binnen [bedrijf 1] als zijnde kwaliteitsfunctionaris voor de BRL en zijn bemoeienis met het de regelgeving daaromtrent had verdachte erop toe moeten zien dat conform de geldende regelgeving gehandeld zou worden. Verdachte heeft er echter mee ingestemd dat [berdijf 3] de te saneren tanks meenam van de opstellocatie, terwijl dit volgens de BRL-K902/03 door de tanksaneerder dient te geschieden. Omdat [berdijf 3] de tanks feitelijk ophaalde en naar een verzamelplaats bracht, heeft [bedrijf 1] geen van de vereiste voorschriften nageleefd die zij had moeten naleven overeenkomstig BRL-K902/03. Hiervan was verdachte op de hoogte.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, gezien het vorenstaande, door zijn handelen niet alleen geen maatregelen genomen ter voorkoming van de verboden gedragingen van de rechtspersonen, maar deze gedragingen ook bevorderd. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen voor het opdracht geven aan het handelen in strijd met BRL-K902/03 en de daarbij behorende Wijzigingsbladen, alsmede het handelen in strijd met de Wet milieubeheer. Immers verdachte heeft de afspraken gemaakt en daarmee feitelijk opdracht gegeven tot voormelde werkwijze.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
[bedrijf 1]B.V. op tijdstippen in de periode van 01 januari 2008 tot en met 01 maart 2010, te [woonplaats] en [woonplaats] en [woonplaats] en[woonplaats], tezamen en
in vereniging met een ander, telkens opzettelijk, werkzaamheden heeft uitgevoerd in strijd met het daarvoor geldende normdocument, immers heeft verdachte en/of haar mededader
bovengrondse olietanks gesaneerd in strijd met de Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tanksanering HBO/Diesel (K902/03) en de daarbij behorende wijzigingsbladen d.d. 01 juni 2003 en 17 maart 2008, door bij de sanering van de bovengrondse olietanks:
in strijd met de aanvullende voorschriften van het wijzigingsblad d.d. 17 maart 2008 voorafgaand aan de tanksaneringen geen toestemming van het bevoegd gezag te verkrijgen om tot haar werkwijze over te gaan en zich telkens vooraf geen oordeel te vormen over de bijzondere risico’s bij het verwijderen van de tanks en niet telkens een eindcontrole uit te voeren en telkens de tanks niet samen te brengen op een verzamelplaats die voldoet aan in dit Wijzigingsblad opgenomen voorschriften;
in strijd met voorschrift 2.1.1 telkens niet als ingangscontrole een bodemonderzoek uit te voeren;
en
in strijd met voorschrift 2.1.3 voor aanvang van de tanksaneringswerkzaamheden
telkens geen zintuiglijk bodemonderzoek te verrichten;
zulks terwijl verdachte aan deze gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven en/of daartoe opdracht heeft gegeven;
4.
[bedrijf 1]B.V. op tijdstippen in de periode van 01 januari 2008 tot en met 01 maart 2010in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, bedrijfsmatig, handelingen heeft verricht met betrekking tot afvalstoffen, terwijl daardoor, naar zij wist, nadelige gevolgen voor het milieu konden ontstaan, immers heeft verdachte en/of haar mededader telkens:
-bovengrondse olietanks verwijderd zonder voorafgaand bodemonderzoek uit te voeren;
en
-bovengrondse olietanks verwijderd zonder zich daarbij te houden aan de voorgeschreven werkwijzen en/of de milieu-hygiënische regels daarin niet of onvoldoende nageleefd;
en
-bovengrondse olietanks gereinigd op een terrein dat daarvoor niet vergund was;
zulks terwijl verdachte aan deze gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven
en/of daartoe opdracht heeft gegeven;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: Opzettelijk begaan van een overtreding van voorschriften gesteld krachtens artikel 10.2 van de Wet milieubeheer, terwijl verdachte tot dit feit opdracht heeft gegeven.
Feit 4: Opzettelijk begaan van een overtreding van voorschriften gesteld bij artikel 10.1 van de Wet milieubeheer, terwijl verdachte tot dit feit opdracht heeft gegeven.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een geldboete van € 1.200,00, subsidiair 22 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer ten aanzien van de strafmaat gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte is als commercieel medewerker en als kwaliteitsfunctionaris BRL namens [bedrijf 1] betrokken geweest bij de Aktie Tankslag. Het doel van Aktie Tankslag was het aanbieden van een all-in pakket voor ondernemers die op basis van nieuwe milieuregelgeving hun oude tank diende te vervangen. Op zichzelf was deze Aktie bedoeld om de ondernemers in de regio tegemoet te komen. De rechtbank ziet geen aanleiding dit anders te zien. Voor de rechtbank is duidelijk dat de Aktie Tankslag niet in het leven was geroepen om doelbewust de geldende wet- en regelgeving te overtreden om zo enig financieel gewin te behalen. Echter, bij de uitvoering van Aktie Tankslag zijn wel diverse regels en voorschriften door verdachte overtreden. Deze voorschriften dienen er toe om verantwoord oude tanks te saneren, zonder dat daarbij het milieu in gevaar komt.
Als kwaliteitsfunctionaris van [bedrijf 1] had verdachte moeten weten aan welke regels hij zich diende te houden bij het saneren van oude olietanks. Om praktische overwegingen is hier echter van afgeweken. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de gedateerdheid van de feiten en dat niet is gebleken dat verdachte uit winstbejag deze werkwijze heeft gekozen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte d.d. 11 januari 2013.
De eis van de officier van justitie is gebaseerd op een bewezenverklaring van alle vier de feiten, terwijl de rechtbank 2 feiten niet bewezen acht. Gelet hierop en op de gedateerdheid van de feiten en de aard van de overtredingen ziet de rechtbank aanleiding af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie geëist. De rechtbank acht evenwel een geldboete passend en geboden en zal daartoe beslissen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 47, 51 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten, artikel 10.1 10.2, van de Wet Milieubeheer en artikel 18 Besluit bodemkwaliteit, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. Voorts berust de beslissing op de Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tanksanering HBO/Diesel en de daarbij behorende Wijzigingsbladen van 1 juni 2003 en 17 maart 2008, zoals weergegeven in paragraaf 4.3.2 van dit vonnis.

8.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding geldig;
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Opzettelijk begaan van een overtreding van voorschriften gesteld krachtens artikel 10.2 van de Wet milieubeheer, terwijl verdachte tot dit feit opdracht heeft gegeven.
Feit 4: Opzettelijk begaan van een overtreding van voorschriften gesteld bij artikel 10.1 van de Wet milieubeheer, terwijl verdachte tot dit feit opdracht heeft gegeven.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 400,00 (zegge: vierhonderd euro).
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Stapel, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 maart 2013.
Mr. Y.A.T. Kruijer is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
[bedrijf 1]B.V. op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
01 januari 2008 tot en met 01 maart 2010, (onder meer) te [woonplaats] en/of
[woonplaats] en/of [woonplaats] en/of[woonplaats], althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) al dan niet
opzettelijk, werkzaamheden heeft uitgevoerd in strijd met het daarvoor
geldende normdocument, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s)
(bovengrondse) olietanks gesaneerd in strijd met de Beoordelingsrichtlijn
voor het Kiwa procescertificaat voor Tanksanering HBO/Diesel (K902/03) en/of
de daarbij behorende wijzigingsbladen d.d. 01 juni 2003 en 17 maart 2008, door
bij de sanering van de (bovengrondse) olietank(s):
in strijd met de aanvullende voorschriften van het wijzigingsblad d.d. 17 maart 2008 voorafgaand aan de tanksaneringen geen toestemming van het bevoegd gezag te verkrijgen om tot haar werkwijze over te gaan en/of deze werkwijze niet (telkens) te melden en/of zich (telkens) vooraf geen oordeel te vormen over de bijzondere risico’s bij het verwijderen van de tank(s) en/of niet (telkens) (een) eindcontrole(s) uit te voeren en/of (telkens) de tanks niet samen te brengen op een verzamelplaats die voldoet aan in dit Wijzigingsblad opgenomen voorschriften;
in strijd met voorschrift 2.1.1 (telkens) niet als ingangscontrole een
bodemonderzoek uit te voeren;
en/of
in strijd met voorschrift 2.1.3 voor aanvang van de tanksaneringswerkzaamheden
(telkens) geen zintuiglijk bodemonderzoek te verrichten;
zulks terwijl verdachte aan deze gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven
en/of daartoe opdracht heeft gegeven;
(strafbaarstelling: art. 18 Besluit bodemkwaliteit jo art. 11.2 Wet
milieubeheer jo art. 1a, 2 en 6 Wet op de economische delicten)
art 18 lid 1 Besluit bodemkwaliteit
2.
[bedrijf 1]B.V. op een of meer tijdstippen in of omstreeks
de periode van 01 januari 2008 tot en met 01 maart 2010, te[woonplaats] en/of
[woonplaats] en/of [woonplaats] en/of [woonplaats] en/of [woonplaats] en/of[woonplaats],
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans
alleen, een of meer geschriften, te weten (onder meer):
- een tanksaneringscertificaat nr.[nummer], datum uitvoering 01-07-2009
t.b.v. [getuige 1] te [woonplaats]; en/of
- een tanksaneringscertificaat nr. [nummer], datum uitvoering 10-09-2009
t.b.v. G. de [getuige 2] te [woonplaats]; en/of
- een tanksaneringscertificaat nr. [nummer], datum uitvoering 10-09-2009
t.b.v.[A] te [woonplaats]; en/of
- een tanksaneringscertificaat nr. [nummer], datum uitvoering 19-01-2010
t.b.v. [berdijf 3] te[woonplaats];
zijnde geschrift(en) die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben
verdachte(n) (telkens) valselijk op deze certificaten (telkens) vermeld dat
het wettelijk bodemonderzoek zintuiglijk is uitgevoerd door [bedrijf 1], terwijl
dit onderzoek niet heeft plaatsgevonden, zulks met het oogmerk om deze
geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken;
zulks terwijl verdachte aan deze gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven
en/of daartoe opdracht heeft gegeven;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
[bedrijf 1]B.V. op een of meer tijdstippen in of omstreeks
de periode van 01 januari 2008 tot en met 01 maart 2010, te[woonplaats] en/of
[woonplaats] en/of [woonplaats] en/of [woonplaats] en/of [woonplaats] en/of[woonplaats],
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans
alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste geschriften,
als ware het echt en
onvervalst, te weten:
- een tanksaneringscertificaat nr.[nummer], datum uitvoering 01-07-2009
t.b.v. [getuige 1] te [woonplaats]; en/of
- een tanksaneringscertificaat nr. [nummer], datum uitvoering 10-09-2009
t.b.v. G. de [getuige 2] te [woonplaats]; en/of
- een tanksaneringscertificaat nr. [nummer], datum uitvoering 10-09-2009
t.b.v.[A] te [woonplaats]; en/of
- een tanksaneringscertificaat nr. [nummer], datum uitvoering 19-01-2010
t.b.v. [berdijf 3] te[woonplaats];
dan wel opzettelijk deze geschriften heeft afgeleverd of voorhanden heeft
gehad, terwijl zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift
bestemd was voor zodanig gebruik,
bestaande de valsheid eruit dat telkens op deze certificaten vermeld is dat
het wettelijk bodemonderzoek zintuiglijk is uitgevoerd door [bedrijf 1], terwijl dit
onderzoek niet heeft plaatsgevonden,
bestaande het gebruik eruit dat deze tankcertificaten aan de eigenaars van de
olietanks werden afgegeven als bewijs dat de tank op milieu-hygiënische wijze
conform de regelgeving is gesaneerd, terwijl dat niet het geval is;
zulks terwijl verdachte aan deze gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven
en/of daartoe opdracht heeft gegeven;
onvervalst, te weten
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
4.
[bedrijf 1]B.V. op een of meer tijdstippen in of omstreeks de
periode van 01 januari 2008 tot en met 01 maart 2010 (onder meer) te
[woonplaats] en/of [woonplaats] en/of [woonplaats] en/of [woonplaats] en/of[woonplaats],
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans
alleen, al dan niet opzettelijk, bedrijfsmatig of in een omvang of op een
wijze alsof deze bedrijfsmatig was, handelingen heeft verricht met betrekking
tot afvalstoffen, terwijl daardoor, naar zij wist of redelijkerwijs had
kunnen weten, nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden
ontstaan, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) (telkens):
-(bovengrondse) olietanks verwijderd zonder voorafgaand bodemonderzoek uit te
voeren;
en/of
-(bovengrondse) olietanks verwijderd zonder zich daarbij te houden aan de
voorgeschreven werkwijze(n) en/of de milieu-hygiënische regels daarin niet of
onvoldoende nageleefd;
en/of
-(bovengrondse) olietanks gereinigd op een terrein dat daarvoor niet vergund
was;
zulks terwijl verdachte aan deze gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven
en/of daartoe opdracht heeft gegeven;
(strafbaarstelling: art. 10.1 lid 3 Wet milieubeheer jo art. 1a, 2 en 6 Wet op
de economische delicten)
art 10.1 lid 3 Wet milieubeheer

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar processen-verbaal wordt hierbij telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van regionaal Milieu Team Utrecht, genummerd PL0987 2010086862, gesloten en ondertekend op 4 april 2011 door [verbalisant], brigadier van Politie Utrecht, divisie recherche. De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], p. 259 en p.260.
2.De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], p. 260.
3.De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], p. 264.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van[W] en [K], p. 61; het geschrift, te weten een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamers van Koophandel, p. 552.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van[W] en [K], p. 63; het geschrift, te weten een uitdraai van de website van Kiwa, p. 883.
6.De verklaring van[D], p. 346.
7.Het geschrift, te weten een Uittreksel uit het Handelsregister van de Kamers van Koophandel, p. 550.
8.Het geschrift, te weten het Procescertificaat Regeling Erkenning Installateurs Tankinstallaties, afgegeven aan [berdijf 3] d.d. 23 november 2007, p. 560.
9.De verklaring van [X], p. 290; de verklaring van[P], p. 322.
10.Het geschrift, te weten een offerte van [bedrijf 1]aan [bedrijf 2]de[adres] d.d. 12 september 2007, p. 1264.
11.Het geschrift, te weten een e-mail van [verdachte] aan [medeverdachte 1] d.d. 9 april 2008, p. 1263.
12.De verklaring van [verdachte], p. 367.
13.De verklaring van [verdachte], p. 375.
14.De verklaring van [X], p. 292.
15.De verklaring van [X], p. 293.
16.De verklaring van [X], p. 304.
17.De verklaring van [X], p. 287.
18.De verklaring van[P], p. 324.
19.De verklaring van [X], p. 289.
20.De verklaring van [X], p. 302.
21.De verklaring van [X], p. 302.
22.De verklaring van [X], p. 303 en 304.
23.De verklaring van [getuige 1], p. 202.
24.De verklaring van [getuige 1], p. 202.
25.De verklaring van [getuige 1], p. 203.
26.Het geschrift, te weten een Tanksaneringscertificaat BRL-K902 van [bedrijf 1], p. 633.
27.De verklaring van[getuige 2], p. 207 & 208.
28.De verklaring van[getuige 2], p. 209.
29.Het geschrift, te weten een Tanksaneringscertificaat BRL-K902 van [bedrijf 1], p. 655.
30.De verklaring van [X], p. 304.
31.De verklaring van [A], p. 216.
32.De verklaring van [A], p. 217.
33.Het geschrift, te weten een Tanksaneringscertificaat BRL-K902 van [bedrijf 1], p. 711.
34.De verklaring van[M], p. 229.
35.De verklaring van[M], p. 230.
36.Het geschrift, te weten een Tanksaneringscertificaat BRL-K902 van [bedrijf 1], p. 711.