ECLI:NL:RBMNE:2013:2788

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
16-992502-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek in een strafzaak tegen een rechtspersoon wegens vervalsing van aanvraagformulieren voor WW-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, die beschuldigd werd van het vervalsen van aanvraagformulieren voor een WW-uitkering wegens onwerkbaar weer. De rechtbank heeft het onderzoek heropend na het constateren dat er belangrijke getuigen niet waren gehoord, waaronder de financial controller en uitvoerders die betrokken waren bij het invullen van de aanvraagformulieren. De tenlastelegging omvatte het valselijk opmaken en gebruiken van formulieren, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het indienen van valse informatie om onterecht een WW-uitkering te verkrijgen. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk gebruik had gemaakt van deze valse formulieren, terwijl de verdediging aanvoerde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat er meer bewijs nodig was om tot een weloverwogen beslissing te komen en besloot het onderzoek te schorsen en de zaak naar de rechter-commissaris te verwijzen voor het horen van de getuigen. De rechtbank benadrukte het belang van het horen van alle relevante partijen om een eerlijke en rechtvaardige uitspraak te kunnen doen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/992502-12
Datum uitspraak: 10 april 2013
Vonnisvan de meervoudige kamer voor strafzaken
op tegenspraak
gewezen in de zaak zaken tegen:
[verdachte]
gevestigd te[postcode] [vestigingsplaats ], [adres],
Raadsman: mr. D.V.A. Brouwer, advocaat te Utrecht, bepaaldelijk gevolmachtigd.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 maart 2013.
De toepasselijke regelgeving in de tenlastegelegde periode.
De Werkloosheidswet hield, voor zover van belang, het volgende in:
Artikel 16
1.Werkloos is de werknemer die:
a.ten minste vijf of ten minste de helft van zijn arbeidsuren per kalenderweek heeft verloren, alsmede het recht op onverminderde doorbetaling van zijn loon over die uren; en
b.beschikbaar is om arbeid te aanvaarden.
(…)
Artikel 18
1.De werknemer, die werkloos is uitsluitend als gevolg van vorst, sneeuwval, hoog water of andere buitengewone natuurlijke omstandigheden heeft recht op uitkering voor de duur van de buitengewone natuurlijke omstandigheden.
(…)
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft bij brief van 17 februari 2010
betrokkenen geïnformeerd dat de CAO- bepalingen over loondoorbetaling die een beroep op artikel 18 WW verhinderden aldus zijn gewijzigd dat de werkgever bij onwerkbaar weer in de periode van 1 februari tot 1 april 2010 niet gehouden is het loon onverkort door te betalen. Werknemers in de bouwnijverheid die als gevolg van het onwerkbare weer niet kunnen werken, kunnen hierdoor in deze periode in aanmerking komen voor WW. De uitkeringen op grond van artikel 18 WW komen volledig voor rekening van het sectorfonds voor de bouwnijverheid. [1]
Werkgever en werknemer dienen een aanvraagformulier te ondertekenen dat bij het UWV ingeleverd kan worden. De werkgever vraagt daarmee voor de werknemer een WW-uitkering aan wegens onwerkbaar weer en doet opgave van gewerkte en niet-gewerkte uren en van de reden van een eventueel verzuim. De werknemer dient mee te ondertekenen om UWV toestemming te geven de uitkering aan de werkgever over te maken en om te verklaren dat hij/zij niet elders heeft gewerkt. [2]
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven.
Van de dagvaarding is een kopie als bijlage aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
aanvraagformulieren voor een WW-uitkering wegens onwerkbaar weer heeft vervalst of vals opgemaakt en
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van die valse/vals opgemaakte formulieren.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij onder meer op de verklaringen van [A] die heeft verklaard dat [B] en [C ], haar hadden gezegd dat in een overleg met de directie het gebruik van de regeling “WW wegens onwerkbaar weer” besproken was. Voor het overige baseert de officier van justitie zich op de in het dossier aanwezige formulieren “Aanvraag ww wegens onwerkbaar weer”, de diverse getuigen die hebben verklaard dat er door hen slechts één handtekening is gezet op het formulier, terwijl met betrekking tot die getuigen meerdere formulieren zijn toegezonden aan het UWV ter verkrijging van de uitkering.
De officier van justitie is van mening dat de strafbare gedragingen aan de onderneming [verdachte]. kunnen worden toegerekend omdat het valselijk opmaken en gebruikmaken van de aanvraagformulieren paste in de normale bedrijfsuitvoering, gelet op de duur, de intensiteit en de betrokkenheid van verschillende werknemers.
Het valselijk opmaken en gebruikmaken van de aanvraagformulieren is dienstig geweest is de onderneming dienstig geweest in het uitgeoefende bedrijf, onder meer om de kosten van de winter te dekken. Verder heeft de onderneming de feitelijke gang van zaken aanvaard of placht te aanvaarden. Tenslotte werd het valselijk opmaken en gebruik van de aanvraagformulieren uitgevoerd door werknemers die hetzij uit hoofde van hun functie hetzij uit andere hoofde werkzaam waren bij aannemingsbedrijf [bedrijf]
Op grond van het vorenstaande dient [bedrijf]. dan ook te gelden als een zelfstandige dader van de haar ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het deel van de telastelegging inhoudende dat formulieren valselijk van een handtekening werden voorzien. Het bewijs daarvoor berust alleen op de verklaring van de betreffende werknemer en de handtekeningen op de formulieren wijken niet zodanig af dat een leek onmiddellijk en op het eerste gezicht kan vaststellen dat het verschillende handtekeningen betreft. Voor dit onderdeel van de telastelegging is derhalve onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat voor het merendeel van de in de telastelegging genoemde documenten niet is vast te stellen of de daarin opgenomen uren wel of niet daadwerkelijk zijn gewerkt door de betreffende werknemer. Ook om deze reden dient verdachte te worden vrijgesproken.
Duidelijk is wel dat er binnen de onderneming met betrekking tot de aanvragen “WW wegens onwerkbaar weer” het een en ander fout is gegaan, zodat de gedraging op zich aan de onderneming kan worden toegerekend.

Overweging

Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voorlopig gebleken dat binnen de onderneming [bedrijf] de volgende bedrijfsstructuur bestond.
[D] en [E] vormden samen de directie van de onderneming.
[C ] was bedrijfsleider en eerder (voor de tenlastegelegde periode) hoofd van de afdeling P&O.
[B] was hoofd P&O en eerder (voor de tenlastegelegde periode) salarisadministrateur, welke functie ten tijde van de telastegelegde feiten werd uitgeoefend door mevr.[F].
[C ] en [B] waren direct verantwoording verschuldigd aan de directie.
De salarisadministrateur, mevrouw [F], viel onder de financiële administratie, waarvoor de heer[G] [3] , financial controller, verantwoordelijk was.
De heer[G] nam ook deel aan overleg met de directie.
[G] is nooit gehoord door de opsporingsdienst, noch als getuige, noch als mogelijke verdachte.
Met betrekking tot het gebruik van de regeling “WW wegens onwerkbaar weer” werden door de salarisadministrateur aanvraagformulieren ingevuld op basis van weekstaten en urenstaten. Deze formulieren moesten door de betreffende werknemers worden ondertekend. De formulieren werden meestal door de uitvoerders ter plekke aan deze werknemers overhandigd. In de stukken worden een aantal van deze uitvoerders met name genoemd te weten [H] [4] en [I] [5] .
De rechtbank heeft geconstateerd dat deze personen ook niet door de opsporingsinstantie zijn gehoord.
De rechtbank heeft geconstateerd dat uit het proces-verbaal blijkt dat het onderzoek door de Sociale Informatie en Opsporings Dienst (SIOD) is gestart naar aanleiding van anonieme informatie. In die anonieme informatie wordt de naam van de bedrijfsleider, de heer [J], genoemd als de persoon die aanvraagformulieren voor de “vorst-WW” door de werknemers heet laten ondertekenen.
Uit de stukken is de rechtbank gebleken dat[J] niet door de SIOD is gehoord.
De rechtbank is van oordeel dat, om tot een gedegen en weloverwogen beslissing in deze zaak te kunnen komen,[G] en de hierboven genoemde uitvoerders,[H] en[I], alsnog gehoord dienen te worden.
Ook de bedrijfsleider die in de anonieme CIE-informatie is genoemd en door zo goed als alle betrokken werknemers wordt genoemd, de heer[J], dient alsnog te worden gehoord.
De rechtbank zal derhalve het onderzoek heropenen, vervolgens schorsen en de stukken in handen stellen van de rechter-commissaris, teneinde uitvoering te geven aan de bepaling van de rechtbank dat[G] ([naam 1]), [H] [naam 2]) [I] [J] alsnog dienen te worden gehoord.

DE BESLISSING

De rechtbank beslist als volgt:
Heropent het onderzoek.
Bepaalt dat het onderzoek wordt hervat tegen een nog nader te bepalen tijdstip, met bevel tot oproeping van verdachte en zijn raadsman tegen dat tijdstip.
Verwijst de zaak naar de rechter-commissaris teneinde als getuigen te horen:
1.
de heer [G] ([naam 1]),
2.
de heer [J]
3.
de heer[H] ([naam 2])
4.
de heer [I].
Stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs J.P.W. Helmonds en A.M.M.E. Doekes-Beijnes, rechters, bijgestaan door H.J. Nieboer als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 april 2013.
De rechtbank heeft de voorkeur voor het horen van bovengenoemde getuigen door een gedelegeerd rechter-commissaris, die deel heeft uitgemaakt van de zittingscombinatie op 27 maart 2013. Omdat dit niet ter zitting besproken is, verzoekt de rechtbank de officier van justitie en de verdediging binnen 1 week na heden aan de griffier kenbaar te maken of daartegen wel of geen bezwaren bestaan.
BIJLAGE
De telastelegging (na wijziging)
Zij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 februari tot en met 16 maart 2010, in de gemeente Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, 46, althans één of meer, formulier(en) ‘Aanvraag WW-uitkering wegens onwerkbaar weer’, waaronder:
A - een formulier ten name van [K]
(vindplaats: D-002-1, DP 290 e.v.); en/of
B - een formulier ten name van [L]
(vindplaats: D-003-01, DP 302 e.v.); en/of
C - een formulier ten name van [M]
(vindplaats: D-004-01, DP 314 e.v.); en/of
D - een formulier ten name van [N]
(vindplaats: D-005-01, DP 324 e.v.); en/of
E - een formulier ten name van [O]
(vindplaats: D-006-01, DP 334 e.v.); en/of
F - een formulier ten name van[P]
(vindplaats: D-007-01, DP 344 e.v.)
G - een formulier ten name van[Q]
(vindplaats: D-009-01, DP 364 e.v.); en/of
H - een formulier ten name van [R]
(vindplaats: D-010-01, DP 376 e.v.); en/of
I - een formulier ten name van[S]
(vindplaats: D-011-01, DP 382 e.v.),
- zijnde elk (een) geschrift(en) bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of vervalsen, zulks met het oogmerk om dat/die formulier(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende dat vervalsen en/of valselijk opmaken hierin bestaan dat – zakelijk weergegeven – op/in dat/die formulier(en) is vermeld dat in de we(e)k(en) 5 en/of 6 en/of 7 en/of 8 [K] en/of [L] en/of [M] en/of [N] en/of [O] en/of[P] en/of[Q] en/of [R] en/of[S]en/of één of meer andere werknemer(s), 8 uren, althans een of meer u(u)r(en), per dag niet heeft/hebben gewerkt vanwege onwerkbaar weer (vorst), terwijl in werkelijkheid één of meer van genoemde werknemer(s) (deels) wel heeft/hebben gewerkt en/of vrij (ATV, vakantie) en/of ziek was/waren en/of één of meer van genoemde formulier(en) is/zijn voorzien van een valse/vervalste handtekening(en);
Artikel 47, lid 1 aanhef en onder 1 Wetboek van strafrecht
Artikel 225, lid 1 Wetboek van strafrecht
Zij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 februari 2010 tot en met 16 maart 2010, in de gemeente Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van 46, althans één of meer, vals(e) of vervalst(e) formulier(en) ‘Aanvraag WW-uitkering wegens onwerkbaar weer’, waaronder:
A - een formulier ten name van [K]
(vindplaats: D-002-1, DP 290 e.v.); en/of
B - een formulier ten name van [L]
(vindplaats: D-003-01, DP 302 e.v.); en/of
C - een formulier ten name van [M]
(vindplaats: D-004-01, DP 314 e.v.); en/of
D - een formulier ten name van [N]
(vindplaats: D-005-01, DP 324 e.v.); en/of
E - een formulier ten name van [O]
(vindplaats: D-006-01, DP 334 e.v.); en/of
F - een formulier ten name van[P]
(vindplaats: D-007-01, DP 344 e.v.)
G - een formulier ten name van[Q]
(vindplaats: D-009-01, DP 364 e.v.); en/of
H - een formulier ten name van [R]
(vindplaats: D-010-01, DP 376 e.v.); en/of
I - een formulier ten name van[S]
(vindplaats: D-011-01, DP 382 e.v.),
- zijnde elk (een) geschrift(en) bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen
-als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin, dat (telkens) het/de formulier(en) ‘Aanvraag WW-uitkering wegens onwerkbaar weer’ is/zijn ingestuurd naar het UWV
(ter verkrijging van een WW-uitkering
)en bestaande die valsheid of vervalsing hierin, dat – zakelijk weergegeven – op/in dat/die formulier(en) is vermeld dat in de we(e)k(en) 5 en/of 6 en/of 7 en/of 8 [K] en/of [L] en/of [M] en/of [N] en/of [O] en/of[P] en/of[Q] en/of [R] en/of[S]en/of één of meer andere werknemer(s), 8 uren, althans één of meer u(u)r(en), per dag niet heeft/hebben gewerkt vanwege onwerkbaar weer (vorst), terwijl in werkelijkheid één of meer van genoemde werknemer(s) (deels) wel heeft/hebben gewerkt en/of vrij (ATV, vakantie) en/of ziek was/waren en/of één of meer van genoemde formulier(en) is/zijn voorzien van een valse/vervalste handtekening(en);
Artikel 47, lid 1 aanhef en onder 1 Wetboek van strafrecht
Artikel 225, lid 2 Wetboek van strafrecht

Voetnoten

1.http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2010/02/17/brief-van-minister-donner-over-vorst-ww-in-bouwnijverheid.html
2.
3.Ook de naam [naam 1] wordt genoemd
4.Ook de naam[naam 2] wordt genoemd
5.Ook de naam [I] wordt genoemd