ECLI:NL:RBMNE:2013:2786

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
16-701091-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geld, sieraden en horloges door verdachte in Utrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], werd ervan beschuldigd zich in de periode van 1 januari 2011 tot en met 20 juni 2012 schuldig te maken aan het witwassen van geld, sieraden, horloges, Swarovski kristal, een stacaravan en een personenauto, merk Volvo C30. Tijdens de zitting op 28 februari 2013 was de verdachte aanwezig en werd bijgestaan door haar advocaat, mr. W. Hendrickx. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De tenlastelegging werd op de zitting gewijzigd en de rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en vastgesteld dat er een onverklaarbaar verschil was tussen de legale inkomsten van de verdachte en de uitgaven. De verdachte had legale inkomsten uit een WAO-uitkering en ontving huur- en zorgtoeslag, maar de in beslag genomen goederen en de contante geldstromen konden niet worden verklaard door deze legale inkomsten. De officier van justitie voerde aan dat de verdachte en haar echtgenoot wisten dat de goederen van misdrijf afkomstig waren. De verdediging stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de in beslag genomen goederen en dat zij geen wetenschap had van de criminele activiteiten van haar echtgenoot.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tweede ten laste gelegde feit, het voorhanden hebben van twee busjes pepperspray, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid daarvan. Echter, de rechtbank achtte het eerste feit, het witwassen, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank gelastte ook de teruggave van bepaalde in beslag genomen goederen aan de verdachte, aangezien deze niet van misdrijf afkomstig waren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701091-12(P)
vonnis van de meervoudige kamer van 14 maart 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te[postcode] [woonplaats], [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
zich in de periode van 1 januari 2011 tot en met 20 juni 2012 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, schuldig heeft gemaakt aan het een gewoonte maken van witwassen van geld, sieraden en horloges, een hoeveelheid Swarovski kristal, een stacaravan en een personenauto, merk Volvo C30;
2.
op 20 juni 2012 twee busjes pepperspray voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte zijn onder haar meer de navolgende goederen inbeslaggenomen:
- een tweetal geldbedragen van 200 euro en 265 euro; [2] [3]
- sieraden en horloges [4] [5] [6] [7]
- een hoeveelheid Swarovski kristal [8]
Voorts werd onder verdachte een personenauto, merk Volvo, type C30 met kenteken[kenteken] inbeslaggenomen [9]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat  265 euro uit haar portemonnee kwam, dat zij in de badkamer een pot met 200 euro had staan en dat in de slaapkamer 200 euro van haar partner lag.
Een tweetal van de inbeslaggenomen horloges (waarvan een met verpakking) en twee inbeslaggenomen ringen (en een inbeslaggenomen plaid) zijn herkend door de aangever van een woninginbraak als van deze diefstal op 24 augustus 2008 afkomstig. [10]
Een eenvoudige kasopstelling betreffende de legale inkomsten en de uitgaven van verdachte en haar partner [A] houdt in dat sprake is van een onverklaarbaar verschil van
207.123,51 euro. [11]
Van dit bedrag dient blijkens een aanvullend proces-verbaal d.d. 30 januari 2013 een bedrag van 25.647,22 euro te worden afgetrokken, zijnde stortingen, gedaan door verdachte, welke bedragen contant aan haar zijn terugbetaald, nadat zij deze voor de betrokkenen had voorgeschoten. Derhalve resteert in de kasopstelling nog steeds een onverklaarbaar bedrag van 181.475,79 euro [12] .
Verdachte heeft legale inkomsten uit een WAO-uitkering. Daarnaast ontvangt zij huur- en zorgtoeslag. [13]
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte over de twee busjes pepperspray kon beschikken nu deze in de woning van verdachte aanwezig zijn geweest. Zij kon daarmee doen wat zij wilde en had derhalve beschikkingsmacht over die busjes. Dat verdachte geen bewustheid heeft gehad van de aanwezigheid van die twee busje, acht de officier van justitie niet geloofwaardig, gelet op het feit dat de twee busjes in de meterkast van de woning van verdachte zijn aangetroffen en gelet op de locatie van die meterkast in de woning, te weten in de centrale hal bij de voordeur.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie onder meer het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft beperkte inkomsten en heeft uit anderen hoofde geen grote geldbedragen ontvangen die de grote stroom van uitgaven voor aankopen van goederen kunnen verklaren.
Zo er al gelden zouden zijn ontvangen uit legale handelingen als verkoop op de markt en het doen van kluswerk door haar echtgenoot, dan is van die inkomsten geen opgave gedaan bij de belastingdienst.
De vele contante stortingen door verdachte op haar bankrekening worden niet verklaard door de legale inkomsten van verdachte en haar echtgenoot. Duidelijk is dat veel zaken contant werden betaald. In de opgemaakte kasopstelling, die weliswaar een langere periode bestrijkt dan de ten laste gelegde periode, is een groot tekort geconstateerd in de verhouding tussen de legale inkomsten en de uitgaven. In de ten laste gelegde periode is eveneens sprake van een aanzienlijke contante geldstroom die op geen enkele wijze uit de legale inkomsten wordt verklaard. Naar het oordeel van de officier van justitie is verdachte er niet in geslaagd om voldoende aan te tonen dat de voornoemde onder verdachte in beslag genomen goederen zijn terug te voeren op legale inkomsten. Dit gegeven, tezamen met de concrete herleidbaarheid van een aantal onder verdachte inbeslaggenomen sieraden tot een strafbaar feit (diefstal), leiden tot het oordeel dat verdachte en haar echtgenoot wisten dat de ten laste gelegde goederen en gelden van misdrijf afkomstig waren.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de busjes pepperspray in de meterkast. Verdachte kwam nooit in die meterkast, de busjes zijn niet van haar en zij heeft ze nooit gezien. Vanwege het ontbreken van die wetenschap, ontbreekt het opzet op het voorhanden hebben, zodat vrijspraak voor dit feit dient te volgen.
Ten aanzien van feit 1 is het volgende aangevoerd. De in beslag genomen Volvo C30, de stacaravan, het Swarovski kristal, de sieraden, met uitzondering van één witgouden ketting met hanger, zijn alle gekocht en verkregen buiten de ten laste gelegde periode. Dat geldt ook voor het enige horloge dat van verdachte was
Wat betreft de ten laste gelegde geldbedragen heeft de raadsman aangevoerd dat de terminologie niet voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. De raadsman heeft zijn oorspronkelijk gevoerde preliminaire verweer, strekkende tot nietigheid van de dagvaarding op dit punt herhaald.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat uit de stukken duidelijk is dat verdachte zich niet zelf met strafbare feiten heeft beziggehouden. Verdachte houdt zich enkel bezig met haar huishouden en familie.
De vraag die thans voorligt is of verdachte de beschikking heeft gehad over inkomsten die mogelijk door haar echtgenoot zijn gegenereerd door middel van criminele activiteiten.
De verdediging bepleit een integrale vrijspraak, subsidiair bewezenverklaring voor schuldwitwassen voor een zeer beperkt bedrag.
Verdachte en haar echtgenoot, die getrouwd waren op huwlijkse voorwaarden, hadden elk hun eigen bankrekening en voldeden ieder apart grotendeels aan hun eigen financiële verplichtingen, zoals betalen van zorgverzekering en telefoonabonnementen.
Verdachte had haar eigen inkomen en had het geld van haar echtgenoot niet nodig. Daarbij had verdachte een eigen spaarrekening, heeft zij in het verleden een erfenis gehad en verkocht zij goederen op de markt of op Marktplaats.
Wat betreft de kasopstelling is de verdediging van oordeel dat het uitgangsbedrag en de begindatum niet juist zijn.
Voor wat betreft het aanvangssaldo van 1000,00 euro heeft de verdediging aangevoerd dat dit bedrag niet klopt, omdat verdachte heeft verklaard dat zij kon beschikken over spaargelden.
Daarnaast is de aanvangsdatum van de onderzoeksperiode gesteld op 1 juli 2007, terwijl slechts de periode van 1 januari 2011 tot en met 20 juni 2012 ten laste is gelegd.
De berekening die de verbalisant [verbalisant] heeft gemaakt is naar de mening van de verdediging onjuist. Hij heeft de bij verdachte aangetroffen aankoopbonnen bij elkaar opgeteld en is er van uitgegaan de het verdachte is geweest die de betreffende aankopen heeft gedaan. Dit wordt weersproken door de verklaringen van de bij de rechter-commissaris gehoorde getuigen, die ondermeer hebben verklaard dat verdachte de aankoopbonnen van goederen die zij hebben aangeschaft, voor hen bewaarde, maar dat een deel van de aankopen door hen zelf is betaald.
De verdediging heeft zelf ook een berekening gemaakt van de geldstromen van verdachte en komt tot een veel lager bedrag dan de verbalisant [verbalisant].
De verdediging is van mening dat de berekeningen in het dossier niet representatief, onjuist en over een andere periode dan ten laste is gelegd, berekend zijn.
Om deze redenen dient verdachte te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
De verdediging heeft verder aangevoerd dat wanneer de rechtbank van mening is dat de echtgenoot van verdachte geld, van misdrijf afkomstig, heeft gegeven aan verdachte, waardoor haar vermogen werd besmet en verdachte wist dat dit geld van misdrijf afkomstig was, sprake is van opzetwitwassen. Dit kan uit de stukken echter niet bewezen worden, zodat verdachte ook van opzetwitwassen moet worden vrijgesproken.
Als de rechtbank van oordeel is dat het dossier aanwijzingen bevat dat geld van misdrijf afkomstig in het bezit is gekomen van verdachte of dat zij daarover kon beschikken en
dat bij verdachte vermoedens gerezen hadden moeten zijn, dan kan schuldwitwassen bewezen worden verklaard. De verdediging is echter van mening dat dergelijke concrete aanwijzingen niet in het dossier voorhanden zijn.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 2 is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe dat bij de doorzoeking van de woning van verdachte weliswaar in de meterkast twee busjes pepperspray zijn aangetroffen maar dat noch uit de stukken noch uit het verhandelde ter terechtzitting is af te leiden dat verdachte zich van de aanwezigheid van die twee busjes pepperspray bewust is geweest.
4.4.2
Het oordeel over het onder 1 ten laste gelegde
Ten aanzien van het verweer van de raadsman dat de dagvaarding met betrekking tot het onderdeel “één of meer geldbedragen” nietig dient te worden verklaard, neemt de rechtbank de eerder op 1 november 2012 gegeven beslissing op het preliminaire verweer over;dit verweer wordt verworpen. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat de tenlastelegging door de nadere omschrijving thans nader is gespecificeerd.
De rechtbank leest de formulering in de tenlastelegging “een of meer geldbedragen” aldus dat daarmee wordt gedoeld op deze bij de doorzoeking van de woning Maanzaadstraat 12 te Utrecht aangetroffen drie geldbedragen van in totaal 665,00 euro.
De rechtbank zal zich dan ook beperken tot het geven van een oordeel met betrekking tot die drie genoemde bedragen.
De criteria voor witwassen zijn als volgt:
  • een voorwerp is van misdrijf afkomstig;
  • verdachte heeft handelingen verricht om de herkomst (etc.) of de rechthebbende van dit voorwerp te verhullen of te verbergen.
Niet noodzakelijk is, hetgeen wel het geval is bij heling, dat wordt vastgesteld van welk specifieke misdrijf het voorwerp afkomstig is.
Vanwege de herkenning door een aangever van enkele sieraden en horloges acht de rechtbank de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat de aangetroffen sieraden “tientallen jaren oud”en “voor een groot deel erfstukken” zijn niet geloofwaardig.
Uit die verklaring is wel af te leiden dat de verdachte deze goederen onder zich hield als waren zij van haarzelf, daarmee de werkelijke rechthebbende verhullend.
Het onder verdachte in beslag genomen Swarovski kristal heeft een aanzienlijke waarde. Gelet op de hoogte van de legale inkomsten van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen afdoende verklaring heeft gegeven over de financiering van deze kristalverzameling.
Met betrekking tot de in beslaggenomen Volvo C30 heeft verdachte verklaard dat zij deze Volvo ongeveer 5 jaar geleden heeft gekocht voor een bedrag van 22.000,00 euro. Haar vorige auto heeft zij verkocht aan haar zus voor een bedrag van tenminste 10.500,00 euro. Dit bedrag heeft zij aanbetaald bij de koop van de genoemde Volvo. Voor het resterende deel heeft zij een betalingsregeling met de autodealer gesloten. Naar eigen zeggen betaalt verdachte maandelijks een bedrag van ongeveer 200,00 euro af op de lening voor deze auto.
De rechtbank stelt vast dat verdachte geen aannemelijke, verifieerbare verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van de vele goederen en de wijze waarop zij deze heeft kunnen aanschaffen, nu zij slechts een beperkte bron van legale inkomsten had.
Verdachte noemt wel inkomsten van haar partner, maar ook daarvan is legale herkomst op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Door deze inkomsten te bewaren en of uit te geven heeft verdachte de herkomst daarvan verhuld.
Uit de bij de doorzoeking van de woning van verdachte aangetroffen facturen en kwitanties blijkt dat sprake is geweest van een omvangrijke contante uitgaande geldstroom.
De kosten voor het levensonderhoud, die zijn gepind zijn veel lager dan de minimum uitgaven volgens de Nibudnorm. [14]
In de opgemaakte kasopstelling, die een langere periode bestrijkt dan de ten laste gelegde periode, is een groot tekort geconstateerd tussen de legale inkomsten en de uitgaven. In de ten laste gelegde periode is eveneens sprake van een aanzienlijke contante geldstroom, die op geen enkele wijze uit de legale inkomsten wordt verklaard.
In de bewezenverklaarde periode heeft verdachte steeds rekeningen betaald. Ook waren alle goederen in huis door haar betaald. [15] De rechtbank leidt hieruit af dat zij bekend was met de financiën in huis en daarover beschikte. Verdachte heeft zelf ter terechtzitting ook verklaard dat zij hier het overzicht over had. Zij heeft voorts verklaard dat er inkomsten waren van haar partner.
De rechtbank merkt nog op dat, wanneer van een geldbedrag of goed dat vóór de tenlastegelegde periode is verworven de herkomst/rechthebbende nadien verhuld
blijftworden door de verdachte sprake is van witwassen in die, tenlastegelegde, periode.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd, zoals onder 5 is weergegeven.
Met betrekking tot het witwassen van een stacaravan is de rechtbank van oordeel dat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Deze stacaravan is inmiddels achttien jaar oud en is in 1996 door verdachte aangeschaft. Dit is geweest vele jaren voor de ten laste gelegde periode. Thans is niet meer vast te stellen of de caravan mogelijk met gelden afkomstig uit enig misdrijf is aangeschaft en bovendien is niet ten laste gelegd dat het gebruiksgenot/onder zich hebben van de caravan tot in de ten laste gelegde periode is gefinancierd met gelden uit misdrijf afkomstig. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
Op tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 20 juni 2012 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben zij, verdachte en haar mededader, van voorwerpen, te weten
  • een of meer geldbedragen en
  • een hoeveelheid sieraden en horloges en
  • een hoeveelheid Swarovski kristal en
  • een personenauto, merk Volvo, type C30, kenteken [kenteken]
de herkomst verborgen en verhuld wie de rechthebbende op bovengenoemde geldbedragen en goederen was, terwijl zij en haar mededader wisten dat die voorwerpen middellijk of onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Een gewoonte maken van witwassen

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren alsmede een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat als verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering heeft doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring gevorderd van de op de beslaglijst vermelde voorwerpen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de strafmaat heeft de verdediging primair aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van beide ten laste gelegde feiten.
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, dan is het subsidiaire standpunt dat volstaan kan worden met een geheel voorwaardelijke straf. Verdachte is inmiddels 60 jaar oud, zorgt voor haar familie en is de steun en toeverlaat van haar dochter en kleinkinderen.
Verdachte heeft geen strafblad. Zij heeft altijd gewerkt.
De onderhavige strafzaak heeft haar erg doen schrikken en heeft veel verdriet en stress veroorzaakt.
Verdachte is tot op heden heel veel spullen kwijt door de inbeslagnames, waaronder een aantal erfstukken. Door dit alles is verdachte al voldoende gestraft.
De verdediging heeft primair verzocht tot teruggave van de in beslag genomen goederen, in ieder geval van de voorwerpen genummerd 34 tot en met 40 en 42 tot en met 46, nu uit de stukken niet is gebleken dat deze voorwerpen voor het plegen van enig misdrijf zijn gebruikt of van enig misdrijf afkomstig zijn.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de overige in beslag genomen voorwerpen niet verbeurd te verklaren, maar om hiervan de bewaring ten behoeve van de rechthebbende te gelasten.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer achttien maanden schuldig gemaakt aan witwassen van een groot aantal goederen. Zij heeft dit feit gepleegd samen met haar echtgenoot, die eveneens voor witwassen van een groot aantal goederen is veroordeeld.
Witwassen heeft een ontwrichtende werking op het economisch verkeer.
De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 januari 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie en politie in aanraking is geweest.
Gelet op de ernst van het feit en de lange periode dat verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een taakstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat, teneinde verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken, een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur passend is. Aan deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank een proeftijd van twee jaar verbinden.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de beslagene, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
Van de overige op de beslaglijst genoemde voorwerpen zal de rechtbank de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart in het onder 1 ten laste gelegde onderdeel “een stacaravan” niet bewezen en spreekt verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Een gewoonte maken van witwassen
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
TWEE (2) maanden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte voorts tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
honderdtachtig (180) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
negentig (90) dagen.
Gelast de teruggave aan de beslagene van:
de voorwerpen, genummerd 33 tot en met 40 van de als bijlage II aan dit vonnis gehechte lijst met in beslag genomen voorwerpen;
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
de voorwerpen, genummerd 1 tot en met 32 en 41 tot en met 46 van de als bijlage II aan dit vonnis gehechte lijst met in beslag genomen voorwerpen;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mr. J.R. Krol en
mr. J.P.W. Helmonds, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 maart 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging (na wijziging)
1.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2011
tot en met 20 juni 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers
heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s) van (een) voorwerp(en), te
weten
  • een of meer geldbedrag(en) (zie de kennisgeving van inbeslagname PL0981 2012126030-34 en het dossier witwassen d.d. 20 september 2012 opgemaakt door[verbalisant], pagina’s 6 tot en met 18 alsmede het aanvullend proces-verbaal naar aanleiding van de verhoren bij de rechter-commissaris van 30 januari 2013, opgemaakt door[verbalisant]) en/of
  • een (grote) hoeveelheid sieraden en horloges (zoals vermeld op de kennisgeving van inbelagname PL0981 2012142755-3, 2012142755-6, 2012136030-31 en de 2012136030-34) en/of
  • een (grote) hoeveelheid Swarovski kristal (zoals vermeld op de kennisgeving van inbeslagname PL0981 2012142755-3) en/of
  • een stacaravan en/of
  • een personenauto (merk Volvo, type C30, kenteken [kenteken])
in elk geval enig goed,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben zij en/of haar
mededader(s) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op bovengenoemd geld
en/of goederen, was of wie bovengenoemd geld en/of goederen, voorhanden had,
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), in elk geval
redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
artikel 420 bis/ter/quater WvSr
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
zij op of omstreeks 20 juni 2012 te pleegplaats Utrecht, twee busjes
pepperspray, zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen
met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of
traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft
gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
artikel 26 lid 1 WWM
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren
2.Kennisgeving van inbeslagneming PL0981 20122012142755-2 (ordner Beslag)
3.Kennisgeving van inbeslagneming PL0981 2012136030-30 (ordner Beslag)
4.Kennisgeving van inbeslagneming PL0981 20122012142755-3 (Bijlage 1 bij beslaglijst)
5.Kennisgeving van inbeslagneming PL0981 20122012142755-6 (Bijlage 2 bij beslaglijst)
6.Kennisgeving van inbeslagneming PL0981 2012136030-31 (Bijlage 3 bij beslaglijst)
7.Kennisgeving van inbeslagneming PL0981 2012136030-34 (Bijlage 4 bij beslaglijst)
8.Kennisgeving van inbeslagneming PL0981 20122012142755-3 (Bijlage 1 bij beslaglijst)
9.Kennisgeving van inbeslagneming PL0981 2012136030-27 (ordner Beslag)
10.Ordner Eind proces-verbaal, verklaring aangever [aangever], blz. 48
11.Proces-verbaalnummer 30-002585, blz. 11, eenvoudige kasopstelling verdachte en haar partner
12.Proces-verbaal nr. 20130130.0945, blz. 4, aanvullend proces-verbaal mbt kasopstelling, opgemaakt door verbalisant[verbalisant]
13.Ordner WVV, Rapport blz. 13 en bijlage C.
14.Ordner Rapport WVV, bijlage O
15.Ordner Eind proces-verbaal, verklaring verdachte, blz. 217, verklaring [A], blz. 212-215.